'Ik wil delen wat ik met niemand deel'

Dichteres Hagar Peeters, al dubbel onderscheiden voor Koffers zeelucht, maakt met diezelfde bundel ook kans op de Anna Bijns Prijs....

Door Aleid Truijens

Ze werd als dichter geboren op het podium. Voordat Hagar Peeters één letter had gepubliceerd, trad ze al op in jeugdhonken en buurthuizen. De een had een komische act, een ander speelde saxofoon en zij had iets geschreven. Haar eerste gedichten klonken als liedjes. In Utrecht, waar ze studeerde, bleken begin jaren negentig meer jonge dichters rond te lopen, zoals Ruben van Gogh, Tommy Wieringa en Ingmar Heytze. 'Ingmar was bezig een poëziecircus op te richten dat minder stijf en saai zou zijn dan die heilige poëzieavonden. Vanaf het begin trad ik daar op. We voelden ons vrij, ons werk was nog niet besproken – een ideale situatie. Die jongeren waren brutaal en hielden eigenlijk niet van poëzie. Nog altijd vind ik dat leuker dan een zaal vol poëzieminnaars. Die klappen toch wel.'

Ze werd al snel ontdekt. In 1999 verscheen haar eerste bundel: G enoeg gedicht over de liefde vandaag, in de kritiek geprezen om de lichte toon en de grote beheersing van de taal. Van schrik durfde ze daarna alleen nog maar uit die bundel voor te dragen. 'Een redacteur had gezegd: dít zijn je goede gedichten. Dat maakte me onvrij en onzeker. Een ongepubliceerd gedicht was voortaan een naakt gedicht.'

In 2003 verscheen de tweede bundel, Koffers zeelucht. 'Iedereen begon aan me te trekken: wanneer komt-ie nou? Bij de eerste bundel heette ik ”een belofte”. Ik heb er de tijd voor genomen; het moest iets heel anders worden.' In de eerste bundel stond elk gedicht op zichzelf, in de tweede is veel meer samenhang: 'Ik heb vanuit verschillende invalshoeken gekeken naar de liefde, je eigen gevoel in de verschillende stadia. Dat kun je het beste doen met de liefde, omdat die het meest heftig en veranderlijk is.'

En nu, zes jaar later, is Hagar Peeters een vooraanstaand dichteres. 'Gecanoniseerd' heet dat, een woord dat slecht past bij haar frêle, meisjesachtige verschijning. Maar het ging snel: ze trad op bij alle grote festivals – Poetry International, de Nacht van de Poëzie, Crossing Border. Koffers zeelucht werd twee keer bekroond, met de Jo Peters Poëzieprijs en met de J. C. Bloemprijs. Tussen beide bundels door publiceerde ze Gerrit de stotteraar, het levensverhaal van een onverbeterlijke inbreker. Een eerdere versie van dat boek – haar doctoraalscriptie Cultuurgeschiedenis – werd óók al bekroond, met de Nationale Scriptieprijs. En nu is ze met Koffers zeelucht genomineerd voor de Anna Bijnsprijs, samen met Anneke Brassinga en Eva Gerlach. 'Waanzinnig hè?', lacht ze. 'Drie keer voor één bundel!'

Een beetje ironisch is het wel. Toen de nominatie bekend werd voor deze prijs, die 'de positie van vrouwen in de literatuur wil bevorderen', had ze net een polemisch stuk geschreven, voor het jongste nummer van het tijdschrift Aw a t e r , waarin ze zich teweerstelt tegen een rare tweedeling in de poëzie. Enerzijds zou je de experimentele poëzie hebben, die 'grenzen opzoekt', poëzie zoals de twee gezaghebbende critici Piet Gerbrandy (de Volkskrant) en Ilja Leonard Pfeijffer (NRC Handelsblad) – ook wel 'the Terrible Twins' – die graag lezen, en zelf schrijven. Aan de andere kant staat de 'verstaanbare' poëzie, die het waagt het te hebben over het echte leven. Over de liefde en het verlangen, over dood en verlies, kortom 'vrouwenpoëzie', al zijn er ook mannen die haar beoefenen. Lezers zijn er dol op, dus krijgt ze al gauw de etiketten 'sentimenteel' en 'clichématig' opgeplakt.

Hagar Peeters ergert zich aan die vorm van apartheid. 'Het is vervelend als vrouwelijke dichter of groep vrouwen apart te worden gezet, of alleen met vrouwen vergeleken te worden. Nederlandse dichteressen worden ook nooit met buitenlandse dichters vergeleken, mannen wel, dat geeft cachet. Geen criticus haalt het in zijn hoofd om vijf mannelijke dichters samen te bespreken; bij vrouwen gebeurt dat wel.'

Tot voor kort was de Anna Bijnsprijs een oeuvreprijs, nu is het een prijs voor één titel. 'Gelukkig', zegt Peeters. 'Je hoeft niet meer met je hele oeuvre aan te tonen dat vrouwen anders denken en voelen dan mannen. Het blijft dubieus om speciaal vrouwen te bekronen. Toch kun je volhouden dat vrouwen vaker onopgemerkt blijven en minder serieuze aandacht krijgen. Het idee is: ach, dat heeft een vrouw geschreven, dus dat zal wel over vrouwen gaan.

'Dit stuk wilde ik al heel lang schrijven, maar ik voelde enige huiver. Ook dan zou weer gezegd worden: oh, achtergestelde vrouwen. . . krijgen we dát weer.'

De literatuurgeschiedenis heeft het al vaker laten zien: lawaai loont. De Tachtigers, de Vijftigers, de Maximalen, het waren luidruchtige groepjes mannen die zich in het café uitriepen tot 'stroming'. Vervolgens worden ze poëziecriticus, om te bepalen wat goede poëzie is -'de canon bijstellen' noemt Gerbrandy dat in een duo-interview met Pfeijffer in NRC Handelsblad (20 mei 2005). En kijk: jaren later ligt die canon muurvast in de literatuurgeschiedenis.

Maar ja, wat onderneem je tegen zo'n machtsblok? Agressief terugslaan? Ze heeft er geen zin in. 'Ik vind het gewoon erg kinderachtig. Ons groepje in Utrecht riep ook: ”Wij zijn de nieuwe jonge schrijvers!”, maar met een vette knipoog. We belden niet de pers om vertellen dat we er waren. Als je op de borst klopt en roept: wij zijn belangrijk!, dan víndt iedereen je ook belangrijk. Leuk als jongetjes op die manier aandacht krijgen, dat hebben ze nodig. Maar wat me kwaad maakt, gek genoeg, is dat het niet eerlijk is.'

Want schrijven en tot een groep behoren sluiten elkaar uit: 'Ik ben juist gaan schrijven, en heb daar allerlei dingen voor opgezegd, omdat ik zelf dingen wilde onderzoeken. Alleen, niet gezellig in een groepje. Zodra er anderen in het spel zijn, komen er compromissen. Het uiterlijk vertoon gaat ten koste van de inhoud. Je wordt een gespleten figuur, iemand die heel hard schreeuwt en pamfletten schrijft en daarna weer dichterlijk keert.'

Poëtica's, programma's, gelooft er niet in. 'Ik heb geleerd door te schrijven.

Je boort iets aan wat onbewust in je zat, wat groter jezelf en met je aan haal gaat. Dat kun je niet vastleggen in een programma. Een gedicht verrast je altijd, je weet van tevoren nooit wat er komt te staan. Dat is het ongelooflijke van poëzie. Toch is het ook een rationeel proces; je beoordeelt onderweg en stelt bij als er iets niet klopt.

'Ik schrijf voor mensen van vlees en bloed. Poëzie die ”met zichzelf overhoop ligt”, waarin de taal ”schuurt en wringt”, wat is dat voor een geleuter? Volgens mij liggen zulke dichters met zichzelf overhoop, hebben ze weinig meegemaakt en weinig te melden. Mensen als Esther Jansma en P. Thomése durven wel te putten uit hun eigen leven, die schrijven goed en precies over wat de dood bij hen teweeg heeft gebracht. Herman Coninck wordt nu afgedaan als ”icoon voor wat poëzie moest zijn”. Zijn poëzie spreekt veel mensen aan, dus moet wel fout zijn.'

Bij het schrijven van gedichten voor haar eerste bundel probeerde ze 'zware' onderwerpen licht brengen. 'Ik houd niet van loodzwaar drama, ik had behoefte aan afstand en ironie. Bij de tweede bundel durfde ik ernstiger te zijn.'

Koffers zeelucht is niet langer 'licht' te noemen. Er staan zinnen in die treffen als een mokerslag, zoals 'Ik ben de steen waarvan mijn ouders eens besloten/er zich slechts éénmaal aan te stoten'. de liefdesgedichten is er grote spijt om de eindigheid: 'De hand die alles was/wordt weer tot hand/later tot een bot onder de grond,/zoals dat gaat.' Dit is poëzie die wil raken, die grote gevoelens niet schuwt. Hagar Peeters zegt het zonder enige gêne: 'Het draait bij mij om herkenning.'

Maar, vervolgt ze, dat is iets anders dan ikkerigheid. 'Ik denk niet dat ik een hoogst individuele emotie aanboor. Ik probeer iets te verwoorden wat daar bovenuit stijgt. Ik schrijf niet voor mezelf, ik spreek tot iemand. Tot ”de mensheid”, ja, het klinkt heel hoogdravend, maar dat moet dan maar. Als ik voordraag merk ik dat ik iets wil delen, iets wat ik in het dagelijks leven met niemand deel, niet met mijn ouders, niet met mijn geliefde. Voor de lezers gaat het, hoop ik, niet over mij maar over henzelf .'

Door te dichten hoopt ze dichter te komen bij wat mensen drijft. 'Ik wil niet dat mensen míj begrijpen, ik wil anderen begrijpen. Ik heb het gevoel dat ik daar als mens – god, nu word ik echt zalvend', zegt ze lachend – 'wijzer van word. Het is een verrijking om verschillende emoties te kennen.

'Ik begrijp eigenlijk niet', zegt ze abrupt, 'dat mensen elkaar de meest gruwelijke dingen kunnen aandoen. Toen ik klein was hield dat me al bezig: hoe kon het dat vreselijke dingen gebeurden terwijl ik speelde, en lief was voor mijn moeder? Over die tegenstelling heb ik een gedicht geschreven: twee mensen horen, terwijl ze de liefde bedrijven, op de radio over een oorlog waarin vrouwen worden verkracht.'

Verbeeldingskracht, daar gaat het haar om. 'Als het lukt om je in een ander te verplaatsen, als je beseft wat pijn is, zul je hem minder snel de hersens inslaan. De joden konden alleen vernietigd worden nadat ze eerst waren ontmenselijkt. Ik probeer met mijn poëzie het tegenovergestelde: vérmenselijken. Dat doel kan ik niet rijmen met een poëzie die ”met zichzelf overhoop ligt”. Die schiet haar doel voorbij.

'Van Gerbrandy en Pfeijffer mag je niet direct geraakt worden door poëzie. Ontroerd worden, dat is zó banaal. . . Je mag hooguit geraakt worden door iets dat eigenlijk niet wíl raken, dat pleit weer enorm voor jou als lezer, enzovoort. Heel vermoeiend. Waarom kun je niet je eigen mooie dingen naast die van anderen stellen, waarom moet het ertégen zijn? Waarom altijd machtsovername en vadermoord ?'

Toen zij begon met optreden dacht Peeters dat ze was terechtgekomen in een grote, warme familie. 'We dichtten, we lazen elkaar en hadden het leuk. Remco Campert, een ervaren dichter, voor mij bijna een opa, prees mijn werk. Dat vond ik zo lief. . . Ik dacht, heel naïef, dat alle dichters zo waren, warm en lief. Later pas zag ik dat er een hoop haat en nijd is, net als in andere beroepsgroepen.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden