InterviewRia van Erp (100 jaar)
‘Ik vind het oneerlijk dat mannen veel minder dan vrouwen worden veroordeeld om hun gedrag’
Ria van den Heuvel-van Erp is 100 jaar. Hoe kijkt deze politiek bewuste Brabantse aan tegen de eeuw die achter haar ligt? En heeft ze nog een beetje zin in het leven?
Ria van den Heuvel-van Erp is een vrouw van uitgesproken meningen. Zo vindt het oudste lid van GroenLinks dat er geen tijd te verliezen is en haar partij zo snel mogelijk moet fuseren met de PvdA. Tijdens de oorlog viel ze van haar geloof, maar dat wist ze voor de buitenwereld lange tijd verborgen te houden.
Welke periode in uw leven heeft de meeste indruk op u gemaakt?
‘De crisisjaren dertig én de Tweede Wereldoorlog. Toen in 1929 de economische crisis begon, was ik 6 à 7 jaar en mochten we winkeltje spelen met briefgeld, want dat was toch niks meer waard. Dat vonden we als kinderen natuurlijk heel leuk. Ik herinner me dat in ons dorp, Kerkdriel, veel mensen in de rij stonden voor het gemeentehuis, voor steun. Mijn ouders hadden dat niet nodig. Wij hadden het goed. Als een van de weinigen hadden we een auto en maakten daar uitstapjes mee met het gezin. Zo reden we naar Roermond, waar mijn vader een kerk van de architect Pierre Cuypers wilde zien. Of we gingen een dagje naar Schiphol, vliegtuigen kijken. Vanachter de reling kon je de toestellen bijna aanraken. Overigens kon mijn vader zelf niet autorijden, de zoon van een compagnon van hem was onze chauffeur. Op de grote wegen lag asfalt, maar in ons dorp waren de straten van kleigrond.’
Hoe kwam het dat jullie het wel goed hadden in de crisisjaren?
‘Mijn vader had een goedlopend aannemersbedrijf: slopen, bouwen en onderhoud. Hij werkte aan de bouw van huizen, kerken en kloosters, zoals een klooster in Kaatsheuvel. Hij was veel van huis, mijn moeder bewaarde altijd eten voor hem: aardappels, vlees en groente. Dan gingen wij als kinderen om hem heen zitten en pikten gedroogde appeltjes van zijn bord, die vonden we zo lekker. In de crisisjaren had mijn vader wel minder opdrachten, maar hij verdiende genoeg om van rond te komen. Hij ging vanuit huis bouwmaterialen verkopen, zoals stenen en kalk.
‘We waren met negen kinderen, van wie twee halfzussen. Mijn vader was weduwnaar met twee dochters toen hij met mijn moeder trouwde. Tussen de jongste van de twee en mijn moeder botste het nogal eens. Dat ik niet tegen ruzie kan, komt denk ik daardoor.’
Welke gebeurtenis in oorlogstijd is u bijgebleven?
‘We zijn vijf keer geëvacueerd. Tijdens schietpartijen verscholen we ons in de kelder. Jo, met wie ik sinds 1942 verkering had, was er meestal bij. Van de zenuwen moest ik dikwijls lachen. Dan zei Jo: ‘Zit niet zo te lachen, je kunt beter het Onze Vader bidden.’ (Ze krijgt opnieuw de slappe lach.)
‘In ons huis werden in het begin van de oorlog vijf soldaten ingekwartierd. Zij zaten beneden, wij boven. Er was een Pool bij, een echte nazi, dat was geen leuke man. Die vier Duitsers waren wel aardig, ze lieten ons weleens op de bank foto’s van hun kinderen zien. Een keer brachten ze een kip mee, maar mijn moeder weigerde die te bereiden.
‘Toen we naar een ander huis waren overgebracht, hadden we op een dag zout nodig. Met een zus klom ik via onze schuur op het dak naar het raam van de achterzolder, zo konden we bij de keuken komen. Het lukte ons de Keulse pot met zout te pakken en mee te nemen. Toen we weer op de oprit stonden, werden we betrapt door hoge officieren die in een villa tegenover ons huis woonden. Wij legden uit wat we hadden gedaan. De overste kwam eraan en zei: ‘Laat ze maar gaan.’ Die Keulse pot heb ik nog steeds, die moet in de familie blijven.’
Bent u gelovig opgevoed?
‘We waren katholiek. Elk jaar op 3 november, op Sint Hubertusdag, bakte de katholieke bakker in het dorp ‘hupkes’. Dat waren kleine zachte broodjes die door de pastoor werden gezegend. Als je die at, was je beschermd tegen hondsdolheid, werd gezegd. In de oorlog ben ik van mijn geloof gevallen. Ik dacht: de Duitsers en de geallieerden willen allebei hetzelfde: de oorlog winnen. En ze bidden allebei tot dezelfde God om hulp daarbij. Dat kan toch niet kloppen? Gelukkig heeft mijn moeder nooit geweten dat ik niet meer geloofde. Ik ben voor de schone schijn nog jaren naar de kerk blijven gaan, ook al voelde ik er niets meer bij. Ik had geen zin in praatjes.’
Had u een meisjesdroom?
‘Ik was graag onderwijzeres geworden, om kinderen een beetje wijzer te maken. Maar doorleren was in ons dorp niet de gewoonte. De hoofdonderwijzer vond dat ik naar de mulo moest. Ik heb er een paar maanden op gezeten, op een kostschool. Ik kreeg heimwee naar huis en ben gestopt. Achteraf vind ik dat jammer. Nog steeds merk ik de nadelen. Ik lees graag en veel, maar als er Engelse woorden of zinnen in een boek of krant voorkomen – en dat gebeurt steeds vaker – dan begrijp ik het niet.’
Wie is uw grote liefde?
‘Dat zijn mijn kinderen. Ik had er vier, eentje is in 2016 overleden aan de ziekte van Crohn.’ (Ze kijkt opzij naar een grote ingelijste portretfoto op het dressoir.) ‘Harrie was vrijgezel, woonde ook in Oosterhout en kwam iedere dag bij mij lunchen. We hadden een goede band. Het moederschap is het belangrijkste wat ik in mijn leven heb gedaan. Ik heb mijn best gedaan een goede moeder te zijn, maar of ik daarin geslaagd ben, weet ik niet.’
U bent het oudste lid van GroenLinks, heb ik mij laten vertellen.
‘Dat klopt. Toen mijn zoon Harrie voorzitter werd van GroenLinks in Oosterhout, ben ik lid geworden. Ik ben lang actief geweest: huis-aan-huisfolderen tijdens verkiezingscampagnes, vergaderingen bijwonen. Ik ben een paar keer lijstduwer geweest, ook bij de gemeenteraadsverkiezingen vorig jaar.
‘De twee woorden in GroenLinks zeggen het al: ik ben voor de natuur en voor opkomen voor mensen die het moeilijk hebben. Ik vind dat GroenLinks en de PvdA moeten stoppen met de verschillen benoemen en zo snel mogelijk moeten fuseren, zodat ze meer macht kunnen uitoefenen. Die samenwerking gaat mij te langzaam.’
‘Baas over eigen dood’ postte u een paar jaar geleden op Facebook, vertelde uw kleinzoon.
‘Oh, dat zou best kunnen. Als je vindt dat je leven is voltooid en je niet verder wilt, moet je een spuitje kunnen krijgen. Ik ben voor een Wet voltooid leven die dat regelt. Nu ik 100 jaar ben, vind ik dat het zo zoetjesaan wel genoeg is geweest. Als ik maar fatsoenlijk afscheid kan nemen van mijn kinderen, dan mag het voor mij gedaan zijn. Ik heb er met mijn vorige huisarts over gesproken, maar hier in dit zorgcentrum waar ik sinds kort woon, zeggen ze: dat doen wij niet. Ik mankeer namelijk niks. Maar ik zie geen toekomst meer; wat moet ik nog op mijn 100ste? Als het mogelijk was geweest een spuitje te krijgen, had ik ‘ja’ gezegd.’
Hoe ziet uw dagelijks leven eruit?
‘Ik eet en ik slaap. Nou ja, eten, het smaakt mij niet meer zo. Met de rollator kan ik een heel klein stukje lopen. Als ik de eetzaal tegenover mijn kamer haal, mag ik blij zijn. Met de elektrische rolstoel kan ik de hele wereld nog over, maar ik ga meestal niet verder dan de oprit van dit gebouw, voor wat frisse lucht. Ik luister naar klassieke muziek op de radio en lees veel: de krant, biografieën, geschiedenisboeken en romans. Wat ik lees moet wel ergens over gaan. Nu ben ik bezig in Lachwekkende liefdes van Milan Kundera.’
Bent u ook voor baas in eigen buik?
‘Natuurlijk ben ik ervoor dat vrouwen baas zijn over hun eigen lichaam. Mits het wettelijk nog mogelijk is, ben ik ervoor dat een vrouw zelf beslist of zij een kind wil.’
Heeft u vroeger, voor de Wet afbreking zwangerschap, in uw omgeving meegemaakt dat een vrouw ongewenst zwanger was?
‘Een van mijn halfzussen werd ongetrouwd zwanger. Ik was een jaar of 11, 12. Ze moest ineens weg. Ik wist niet wat er aan de hand was. Later bleek dat ze naar het Moederhuis in Breda moest om de zwangerschap uit te zitten en te bevallen. Van thuis moesten we tegen iedereen zeggen dat ze bij haar tante in Amsterdam was. Naderhand is Agnes getrouwd, maar die man ging al gauw bij haar weg.
‘In die tijd wisten we het trouwens ook niet als onze moeder zwanger was. Ze droeg altijd wijde rokken. De vroedvrouw kwam eens in de zoveel tijd langs met een koffertje. Als ze weer wegging, was er een baby. Na mij kwamen nog vier kinderen, dus ik dacht dat die allemaal uit dat koffertje kwamen. Nu ik hier zo over praat, is er toch wel veel veranderd.
‘Overigens vind ik dat mannen nog steeds veel makkelijker hun gang kunnen gaan en hun dingen kunnen doen dan vrouwen, in allerlei opzichten. Dat is nog steeds niet veranderd. Mannen krijgen veel meer kansen en hebben veel meer vrijheid. Zij kunnen bijvoorbeeld meerdere vrouwen erop nahouden, dat wordt veel meer geaccepteerd dan een vrouw met meer dan één man. Een vrouw wordt dan gezien als een hoertje. Vrouwen zíjn geen hoertjes.
‘Ik vind het oneerlijk dat mannen veel minder dan vrouwen worden veroordeeld om hun gedrag. Dat moet maar eens afgelopen zijn.’
U bent na tientallen interviews de eerste 100-jarige uitgesproken feministe.
‘O ja? Nou, ik vind het heel gewoon.’
Ria van den Heuvel-van Erp
Geboren: 23 oktober 1922 in Kerkdriel
Woont: in een zorgcentrum in Oosterhout
Familie: 4 kinderen (een overleden), 9 kleinkinderen, 16 achterkleinkinderen
Weduwe: sinds 2014