'Ik vind hem nog steeds cool, Julianus'

Jan van Aken maakt de nadagen van het Romeinse rijk een levend heden in zijn spannende en sprankelende De Afvallige- 23 jaar geleden aan begonnen, er kwamen andere boeken tussendoor. 'In een historische roman moet je het helemaal niet over de geschiedenis hebben.'

ALEID TRUIJENS

Het gesprek met Jan van Aken, schrijver van vijf historische romans (en één uitstapje naar de 20ste eeuw), begint een beetje raar. De interviewer bekent niet een heel groot liefhebber te zijn van het genre. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk. Zoals...

'Ik ook niet!' roept Van Aken (51) meteen. 'Niet van het puur historische genre, waarin geschiedenis gedetailleerd wordt naverteld. Ook niet van het commerciële genre, geschiedenis als puur vermaak. Het probleem is dat de historische roman door sommige mensen wordt gezien als een soort fantasy. Een boekhandelaar zei eens tegen mij: 'Als ik je boeken bij de afdeling fantasy zou zetten, zou ik er drie keer zo veel van verkopen.' Literaire lezers kijken er misschien een beetje op neer. Ik hoor vaak van mensen dat ze mijn boeken moeilijk vinden. Dat zijn ze denk ik niet. Mensen denken bij een boek als De Afvallige al snel: oeioei, de oudheid, godsdienststrijd, dat is vast moeilijk en saai.'

Het gaat hem niet om de geschiedenis, zegt hij. 'In een historische roman moet je het helemaal niet hebben over de geschiedenis. Het verhaal speelt gewoon in een verleden. Het gaat mij om het verhaal, om de personages. De historische feiten moeten terloops uit de context blijken.'

Saai is De Afvallige allerminst. De roman is spannend, sprankelend en geestig. 'En wreed en duister', vult Van Aken aan. We vertoeven in een levend heden, dat van de 4de eeuw, in de nadagen van het Romeinse Rijk. Die grootmacht wordt bedreigd door binnenvallende Goten, maar ook door innerlijke verdeeldheid. Keizer Julianus, die de opkomst van het christendom probeert te stoppen, wordt vermoord. De chaotische periode eindigt wanneer keizer Theodosius één katholiek geloof decreteert.

Tegen deze achtergrond volgen we een Romeinse soldaat, een Gotische edelman, een genezeres en een wijnhandelaar, die ieder met hun eigen missie door het Rijk zwerven. 'Ik had zelf geen scherp beeld van de 4de eeuw toen ik begon', zegt Van Aken. 'Ik lees altijd in het wilde weg. Ik las ergens dat bisschoppen in de 4de eeuw eindeloos rondreisden, in koetsen. Gratis, een soort openbaar vervoer. Julianus schafte dat af en er volgde protest: shit, we moeten lopen! Ook las ik iets over de beet van de dipsaslang, in een bestiarium uit de 8ste eeuw dat online was gezet. Aan die beet wijt het personage Swintharik zijn eeuwige dorst en zucht naar alcohol. Zulke kleinigheden spreken tot mijn verbeelding.'

Aanvankelijk was het de figuur van Julianus die Van Aken intrigeerde. Deze keizer, die maar drie jaar aan de macht was, van 361 tot 363, speelde christenen en heidenen tegen elkaar uit. 'Toen ik begon aan het boek, vond ik hem geweldig. Ik heb aan een universiteit in Ierland een tijdje Oud-Grieks gestudeerd. Een hoogleraar, Julianus-expert, vroeg mij: 'Why the hell would anyone write about Julian? He was an idiot!' Nou, daarom juist. Een interessante figuur. Hij had een romantisch idee over heidendom, maar het was te laat voor zulk heidendom.'

Van Aken begon al 23 jaar geleden aan dit boek. Toen bedacht hij twee grote projecten, De valse dageraad, zijn bekendste boek, dat in 2001 zou verschijnen, én het boek dat De Afvallige zou worden. 'Er kwamen andere boeken tussendoor', zegt Van Aken. 'Ik leg mijn werk soms jaren weg. Als je zelf passages van lang geleden terugleest, ben je vooral een lezer. Vaak denk ik: hé, wat grappig! Heb ik dat geschreven? Je vergeet het proces, de jarenlange moeite. Sommige stukken schreef ik als jonge man met weinig schrijfervaring. Die passages heb ik vele malen herschreven. Andere passages schreef ik onlangs, in één keer. Ik weet nu beter hoe het moet. Dit boek heeft me heel lang dwarsgezeten. Ik ben zo'n autist die niet kan stoppen met wat hij eenmaal is begonnen.

'Al mijn boeken hebben met elkaar te maken. Mijn volgende boek is een vervolg op De valse dageraad. Mijn eerste boek, Het oog van de basilisk, is eigenlijk een vervolg op De Afvallige, het speelt zeventig jaar later. Swintharik speelt in dat boek een bijrol, een stokoude man die zich heeft verplicht achter de Hunnen aan te lopen, overal waar ze hun bloedspoor trekken.'

Als hij een idee voor een boek heeft, zoekt Van Aken op alle mogelijke manieren naar bruikbare informatie. 'Ik koop stapels boeken. Die lees ik half-gericht, als een worm die zich door een appel knaagt en niet weet waar hij heengaat. Op internet zoek ik op bepaalde thema's, bijvoorbeeld kerkvaders, of eunuchen. Dan kom ik weer op nieuwe titels. Als iets me boeit, probeer ik de oorspronkelijke bron te achterhalen. Ik heb bijbels in allerlei talen en allerlei uitgaven van de Edda. Uit contemporaine handleidingen, over slavernij, scheepvaart, handel, landbouw bijvoorbeeld, of beschrijving van producten uit die tijd kun je ontzettend veel informatie halen.

'Ik laat me ook door de taal leiden. Urenlang zit ik in woordenboeken te bladeren. Ik kwam het Griekse woord podeoon tegen, een wijnzak die is gemaakt van een uitgehold dier. Daarmee laat ik Swintharik rondzeulen. Omdat het me mogelijk van pas zou komen, heb ik een tijdlang Indo-Europese taalwetenschap gestudeerd: Oudgrieks, Hetitisch, Gotisch, oud-IJslands. Van alles een beetje hoor, maar ik kan de vormen herkennen. Het is fascinerend om te zien hoe de poëtische taal zich in allerlei talen heeft ontwikkeld. Voor mij zijn boeken over zulk onderzoek de beste bedtime stories.'

Door al dat lezen en studeren dreigt wel het gevaar dat je blijft steken in research, zegt Van Aken. 'Je moet dóór met je verhaal. De personages moeten overtuigend zijn, levende mensen met voorstelbare dilemma's. Alles wat je vertelt, moet binnen het verhaal natuurlijk zijn. Dat lukt alleen als je in je hoofd in die tijd leeft. Ik stel me voor hoe die mensen spraken. Dan laat je niet iemand er 'als een raket' vandoor gaan, zoals ik eens ergens las. De taal moet aanvaardbaar zijn. Ik schrijf niet bewust archaïsch, al klinkt er misschien iets van Bijbelse taal door.

'Ik zeg tegen studenten aan de Schrijversvakschool, waar ik lesgeef: als je een personage opvoert, toon je het topje van een ijsberg. Maar om een geloofwaardig topje te laten zien, moet er wel een ijsberg zijn. Jij moet je personage veel beter kennen dan je de lezer laat zien.'

De personages die in De Afvallige elkaars pad kruisen op hun rondzwervingen zijn zo levensecht, dat de lezer zich makkelijker in hen verplaatst dan in menig hedendaags personage. Je kent hun eigenaardigheden, je weet hoe ze eruit zien - de een mist een been, de ander een paar vingers, weer een ander is een onderdeurtje - en hoe ze praten. De film kan eigenlijk zó worden gemaakt.

'Ik denk vaak in filmbeelden', beaamt Van Aken. 'Soms teken ik een scène, bijvoorbeeld een discussie. Ik maak even een snelle schets, zodat ik zie hoe ze erbij zitten.' Het helpt ook om de locaties te bezoeken. 'Ik ben een paar keer in Istanbul geweest, vroeger Constantinopel, waar een deel van het verhaal speelt. Eén keer in een ongewoon koude winter. Dan vaar je over de Bosporus in een sneeuwstorm. Je kunt je dan voorstellen hoe mensen in de 4de eeuw reisden door dat landschap. Veel word je aangereikt, maar je moet wel goed opletten.'

Soms lijkt Van Aken in De Afvallige commentaar te geven op recente affaires, zoals in de passages waarin de pedofiele bisschop Vitalis optreedt. Hij benadert jongens, eenzame adolescenten, geeft hun voedsel en onderdak en onderwijst hun. Maar daar staan wel seksuele wederdiensten tegenover.

'Nee', zegt Van Aken, 'ik refereer niet aan het misbruik in de katholieke kerk. Dit gegeven bedacht ik al jaren geleden. Een dergelijke omgang tussen meester en pupil was in de oudheid heel gebruikelijk. En zou het niet kunnen dat die oude traditie de katholieke kerk is binnengesijpeld? Misschien is er in het monnikendom iets van blijven bestaan, tot in onze dagen. Ook in de Reinaert komt het voor. De vos Reinaert zegt dat hij Cuwaert de haas 'kapelaan zal maken', een toespeling op sodomie. Dat deden pastoors kennelijk met hun kapelaan.'

Sommige scènes schreef Van Aken omdat hij zin had over een bepaald verschijnsel te schrijven. Hij brengt de genezeres Alêtis samen met Swintharik op een eiland, een Robinson Crusoe-achtige situatie. 'Ik wilde hen even los van de anderen beschrijven. Zij, een mooie jonge vrouw, haat die man, een griezel, een zuiplap. Toch voelt ze zich tot hem aangetrokken. Zo'n chemische verliefdheid vind ik fascinerend.'

Een grapje in het boek is de naam van Vitalis: zo heet ook de weldoener in Alleen op de wereld, die de dolende Rémy onder zijn hoede neemt. 'Ik wilde een anti-Vitalis van hem maken, er een smerige draai aan geven. Met zijn vitale delen gebeurt iets verschrikkelijks. Dus die naam klopt.'

Een van de pupillen van Vitalis, de jonge ijlbode Dido, is de verteller van het verhaal. Een schattige, ietwat naïeve jongen. Een eenzaam kind, dat graag 'iemands hond' wil zijn. 'Maar ook een intelligente jongen, met een open blik', zegt Van Aken. 'Die had ik nodig. Hij denkt dat Julianus een monster is, maar als hij hem tegenkomt, vindt hij hem eigenlijk een aardige man. Ja, ík vind hem nog steeds heel cool, Julianus.

'Dido is geen geheel betrouwbare verteller. Over wat er tussen hem en Vitalis gebeurt, kan hij niet schrijven, uit schaamte, dus suggereert hij dat. Als hij over anderen vertelt, kan hij uitpakken. Zo'n verteller die erboven hangt en alles weet, kan niet meer. Dat heeft denk ik te maken met het verdwijnen van God uit ons bewustzijn.'

Uiteindelijk is De Afvallige een tijdloos verhaal geworden over vriendschap, trouw en verraad. Over ontwortelden op zoek naar geborgenheid.

Jan van Aken kijkt verbaasd. 'Ja, dat zou je kunnen zeggen. Dat thema is er dus ongemerkt ingeslopen. Ik wilde het over religieus fanatisme hebben. Zwerfkinderen zijn bevattelijk voor religieus fanatisme, altijd en overal. Ook de Taliban ronselt ontheemde kinderen. Op zoek naar familie, altijd weer. Dus heb ik toch een soort Sans famille, een Alleen op de wereld geschreven. Zonder het te willen.'

CV JAN VAN AKEN

1961 Geboren in Herwen-en-Aerdt

2000 Het oog van de basilisk

2001 De valse dageraad

2003 De dwaas van Palmyra

2005 Het fluwelen labyrint

2008 Koning voor een dag

2013 De afvallige

undefined

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden