InterviewLida Scholten (100 jaar)
‘Ik liep weg uit het internaat omdat overal surveillanten waren. Daar kreeg ik de kriebels van’
Kunstverzamelaar Lida Scholten-Miltenburg is 100 jaar. Hoe kijkt zij terug op de eeuw die achter haar ligt en wat herinnert zij zich nog van haar rebelse tienerjaren?
Lida Scholten-Miltenburg vormt esthetisch gezien een smaakvolle eenheid met het moderne interieur van haar woonkamer. Ook haar kleding, brilmontuur en kapsel worden gedomineerd door de kleuren zwart en wit. Haar voorliefde voor schoonheid en kunst wortelde in haar jeugd in het kunstenaarsdorp Bergen. Met haar echtgenoot Theo bezocht ze graag galeries en musea in binnen- en buitenland en na de aankoop van het eerste beeldje zo’n zestig jaar geleden, volgde er nog een en nog een. De kunstwerken kregen allemaal een plek in hun ruime woning en tuin in Bilthoven. Deze liefhebberij liep in de loop der jaren zodanig uit de hand, dat Lida en Theo Scholten besloten hun beeldenverzameling te delen met het publiek. Dat werd een eigen museum: Beelden aan Zee in Scheveningen.
Lida Scholten praat kalm en met zachte stem. Haar oudste dochter Thea noemt haar moeder ‘sterk visueel ingesteld, een doorzetter, altijd vol energie, zeer gestructureerd en bescheiden’. Ze is bij het interview aanwezig om waar nodig een leemte in haar geheugen te helpen opvullen. Dankzij 24-uurszorg kan Lida Scholten nog zelfstandig wonen. Ze noemt zichzelf ‘een plattelander’. Dat kunnen de genen zijn, zegt ze. ‘Als ik koeien in de wei zie staan, ben ik blij. Ik ben niet geschikt om in de stad te wonen. Met veel groen om mij heen voel ik mij beter.’
Heeft u de digitalisering kunnen bijbenen?
‘De computer is een weldaad, ik was al over de 70 toen ik ermee leerde omgaan. Ik zit er nog vaak achter, in mijn kantoor, met een vergrootfunctie voor het scherm, want ik zie niet zo goed meer. Ik lees en verstuur mails en zoek informatie op. De afgelopen jaren heb ik veel tijd besteed aan het verzamelen van gegevens voor een stamboom van mijn familie. Daar heb ik veel plezier aan beleefd. Ik ben een archiefmens. Ik bewaar veel, ook van mijn kinderen. Ik heb een kamer vol documentatie. Al mijn hele leven houd ik van ordenen en documenteren. Als kind hield ik dagboeken bij en ik heb de beeldenverzameling die ik met mijn man heb aangelegd altijd nauwkeurig in kaart gebracht. Voor het museum Beelden aan Zee ben ik dat blijven doen voor de nieuwe aankopen, tot het museum drie jaar geleden 25 jaar bestond en mijn ogen te slecht waren geworden om dit werk te kunnen voortzetten.’
Wat heeft u tijdens uw archiefonderzoek ontdekt over uw voorvaderen?
‘Van origine behoorden de Miltenburgers tot de boerenstand. Mijn vader was ook voorbestemd boer te worden, maar het hoofd van de school zei tegen zijn ouders: ‘U moet hem laten studeren.’ Maar studeren vonden zijn ouders iets voor stadsjongens. Het gezin woonde in Abcoude, destijds nog een boerendorp. Op zijn 18de besloot mijn vader zelf alsnog naar de hbs te gaan en daarna naar de Zuivelschool in Bolsward. Na zijn studie nam hij een failliete zuivelfabriek in Bergen in Noord-Holland over. Hij bleef dicht bij zijn roots. Zo is het mij ook vergaan, ik ging na de middelbare school naar de Landbouwhuishoudschool.’
Mocht u zelf uw studie kiezen?
‘Ik was de oudste in een katholiek gezin met negen kinderen. Zo’n groot gezin was normaal in die tijd. Ik ging bij de zusters in Bergen naar de lagere school en de ulo en woonde daar intern. Aan het eind van de ulo besloot ik zelf naar de Landbouwhuishoudschool te gaan, om lerares te kunnen worden. Er was maar één katholieke opleiding, in Posterholt, vlak bij Roermond. Dat was een lange reis, vanuit Bergen. Ik was een hele dag onderweg, met de trein en de bus.’
Volgens uw dochter was u een rebelse leerling
‘Sommige meisjes lagen in bed te huilen van heimwee. Daar had ik geen last van. Ik vond het prettig onder leeftijdgenoten te zijn. Thuis was het niet altijd even leuk met al die kleintjes onder mij. Op woensdag en zaterdag moest ik mij altijd met hen bemoeien. En van mij werd ook verwacht dat ik hielp in de huishouding, daar had ik niks mee. Ik wilde jong kunnen zijn, met vrienden en vriendinnen spelen.
‘Rebels is een groot woord, maar dat was ik wel een beetje. Ik ben een keer weggelopen van het internaat in Posterholt, om naar de kermis in Roermond te gaan. Ik was de strengheid van de nonnen zat. We sliepen in van die chambrettes, slaaphokjes die aan de bovenkant open waren. Zo konden de zusters in de gaten houden of je niet stiekem naar een ander ging, een boek zat te lezen of lag te kletsen met elkaar. Als je dat toch deed, zoals ik, dan kreeg je straf. Overal waar je was in het internaat, waren surveillanten die je in de gaten hielden. Daar kreeg ik de kriebels van.
‘Nadat ik een paar keer was weggelopen, mocht ik van de nonnen niet meer terugkeren. Ik wilde de opleiding graag afmaken, dus ging ik in het dorp bij een hospita wonen zodat ik overdag naar school in het internaat kon.’
Ze begint te vertellen over de oorlog, ‘een merkwaardige tijd’. Een paar maanden nadat de Duitsers Nederland waren binnengevallen, wilde haar vader alle kinderen bij zich hebben en vroeg ook haar naar huis te komen. Tijdens bombardementen moest het hele gezin de schuilkelder in, tot weerzin van de jonge Lida, die last heeft van claustrofobie. ‘Ik vond het verschrikkelijk, met zijn allen in die kelder onder ons huis: mijn ouders, acht broertjes en zusjes, mijn oma en een ondervoede jongen uit Amsterdam die bij ons verbleef om op krachten te komen. Als ik weigerde de schuilkelder in te gaan, kreeg ik een draai om mijn oren. Het móést.’
U bent afgelopen zomer nog met het vliegtuig op vakantie naar Italië gereisd, durft u dat wel?
‘Alleen als ik op de eerste rij mag zitten bij de deur. Dat slaat misschien nergens op, maar het voelt beter. Als ik vooraan zit, hoef ik na de landing niet opeengepakt in een lange rij naar de uitgang te lopen.’
Wat heeft u met uw opleiding Landbouwhuiskunde gedaan?
‘Ik werd daarna door het bisdom Haarlem aangesteld om les te gaan geven aan de land- en tuinbouwschool in Poeldijk. Ik leerde boerenmeisjes koken, wasbehandeling en hygiëne. Veel boeren wasten in die tijd alles in de sloot, zoals kleding en luiers. Ook de melkbussen werden in de sloot gespoeld, daardoor kwamen er bacteriën in de melk. Daar was mijn vader, die een zuivelfabriek had, niet blij mee. Ik legde mijn leerlingen uit dat ze dat beter niet meer konden doen en leerde hen hygiënischer alternatieven, zoals water met soda aan de kook brengen en daarin wassen. Dat er op een gegeven moment ook op het platteland stromend water kwam, was een zegen.’
Begon uw liefde voor kunst al in uw jeugd in het kunstenaarsdorp Bergen?
‘Het zaadje is daar geplant. Ik maakte al jong kennis met schilderkunst. Charley Toorop woonde bij ons in het dorp, haar schilderijen vond ik als kind al heel mooi. Ik kwam bij kunstenaars thuis, zoals de schilder Jaap Min. Zijn broer werkte op de fabriek van mijn vader. Mijn vader had veel contacten in het dorp, ook doordat hij gemeenteraadslid en later wethouder was voor de KVP. Hij was belerend en geïnteresseerd in architectuur. Op woensdag- of zondagmiddag nam hij ons als kinderen vaak mee in de auto om nieuwe bouwwerken in Nederland te bekijken, zoals de Afsluitdijk. Of we gingen naar Amsterdam-Zuid, naar de eerste flat van Nederland. Als kinderen hadden we daar niks mee, maar ik denk dat het wel heeft doorgewerkt in mijn interesse in vormgeving.
‘Maar nu wil je zeker weten hoe onze beeldenverzameling begon? In de jaren zestig kochten we ons eerste beeld. Al spoedig stond er nog een in de woonkamer, in de gang, in de tuin. We bezochten kunstenaars het liefst in hun atelier en kochten de kunstwerken ook om hen te steunen. Met sommige kunstenaars raakten we bevriend, zoals met Arthur Spronken uit Zuid-Limburg. Op een gegeven moment stonden er kennelijk zo veel beelden in ons huis en de tuin, dat familie en vrienden die op bezoek kwamen zeiden: ‘Het lijkt hier wel een museum!’’
En uiteindelijk werd het ook een museum
‘We wilden onze collectie openbaar maken en de kunstenaars een podium geven, maar Theo wilde niet dat ze in het depot van een museum zouden belanden, wat al gauw gebeurt als je je werken aan een museum overdraagt. Zo ontstond het idee zelf een museum op te richten. Dat kostte veel doorzettingsvermogen, maar dat had mijn man wel.’
Dochter Thea vult aan dat het aanvankelijke plan een museum voor moderne en hedendaagse beeldhouwkunst in Suriname was. Maar toen Desi Bouterse aan de macht kwam, kwamen ze daarop terug. Hun woonplaats Bilthoven zou het worden. Architect Wim Quist maakte een ontwerp voor een locatie die ze op het oog hadden. Maar het voornemen stuitte op weerstand van omwonenden, die verkeersoverlast vreesden. Uiteindelijk verrees in 1994 achter de duinen bij Scheveningen Museum Beelden aan Zee.
Lida Scholten wil tot slot nog graag kwijt dat ze ‘een rijk en gelukkig leven heeft geleid’ met als grootste tegenslag het overlijden van haar man. ‘Eerder dan ik, terwijl hij jonger was.’ En dan: ‘Ik ben niet voor niets zo oud geworden: ik heb gezonde ouders gehad, nam altijd de trap in plaats van de lift en ben een goede eter, nog steeds. Als oudste in het gezin kreeg ik de beste moedermelk.’
Lida Scholten-Miltenburg
geboren: 1 augustus 1922 in Bergen (NH)
beroep: lerares
familie: twee broers, vier kinderen, elf kleinkinderen, zes achterkleinkinderen
weduwe: sinds 2005
De eerste veertig interviews uit deze serie zijn gebundeld in het boek Levenslessen van 100-jarigen, uitgeverij Spectrum, € 22,50.