'Ik hou van schilders die eigenlijk niet kunnen schilderen'
Generaties kinderen groeiden op met zijn illustraties, en nog altijd tekent Thé Tjong-Khing (84) dagelijks. Het meest houdt hij van dreiging en drama. Want ja, dat is nu eenmaal het leukst.
Halverwege het gesprek zegt Thé Tjong-Khing (84): 'Ik hou van vergezichten. Vergezichten zijn geweldig. Maar de zee? Nee, de zee is voor mij de vijand. Ik heb heel lang een droom gehad waarin ik verdronk. Ik moest drie keer door een heel nauwe tunnel, boven me was water, en in de verte een gaatje. Daar perste ik me doorheen, en dan was ik Nederland, helemaal nat, en daar zeiden ze: je moet even terug. Altijd werd ik op dat moment wakker. 'Weet je dat die droom een geboortetrauma is,' zei iemand me later. Ik heb het mijn moeder gevraagd, en ze zei dat het klopte. Ik was tijdens de geboorte drie keer teruggeduwd omdat ik verkeerd lag. Grappig hè? Dat natte, dat is voor mij de zee.'
Het is niet moeilijk om in zijn aankomst in Nederland, in 1956, ook een geboorte te zien. Hij groeide op in Indonesië en kwam op zijn 23ste naar Nederland. Hij had het in Indonesië 'niet leuk', zegt hij. Een understatement van jewelste. 'Het land ontwikkelde zich turbulent, na de bevrijding, niemand dacht aan boeken, aan lezen. Er was geen geld, dus tekenen, zei mijn vader, wat moest je daarmee? Ik weet zeker, als ik daar gebleven was, was ik in de goot terechtgekomen. Dat meen ik serieus. Toen ik hier kwam en als tekenaar aan de slag kon, kon ik eindelijk ademen.'
Hij is een van de beste en meest gelauwerde illustratoren van Nederland. Generaties kinderen groeiden op met zijn tekeningen in de boeken van Miep Diekmann, Dolf Verroen, Paul Biegel - om er een paar te noemen. Hij gaf Vos en Haas een gezicht, in de serie van Sylvia Vanden Heede. En schreef en illustreerde eigen verhalen, zoals Waar is de taart?.
CV
Thé Tjong-Khing (1933) wordt geboren in Purworejo, in voormalig Nederlands-Indië. In 1956 komt hij naar Nederland, en begint al snel als tekenaar bij de Toonder Studio's. Hij begint met het tekenen van strips, zoals Arman & Ilva. In 1970 vraagt kinderboekenschrijver Miep Diekmann hem illustraties te maken bij haar boek Total loss, weetjewel. Hij wordt freelance-illustrator en illustreert meer kinderboeken, onder andere van Guus Kuijer, Dolf Verroen en Els Pelgrom.
Thé wint drie keer het Gouden Penseel. In 2005 krijgt hij de Woutertje Pieterse Prijs voor zijn prentenboek Waar is de taart?, in 2010 de Max Velthuijs-prijs voor zijn hele oeuvre. Het Letterkundig Museum in Den Haag organiseert in 2011 een overzichtstentoonstelling van zijn werk. Daarbij verschijnt het boek over zijn leven en oeuvre, Van strip tot sprookje.
Thé tekent nog elke dag. In het kader van het Jeroen Bosch-jaar schreef en illustreerde hij Bosch: het vreemde verhaal van Jeroen, zijn pet, zijn rugzak en de bal... Met Frank Groothof maakte hij diverse operaboeken. Voor filosoof Awee Prins illustreerde hij onlangs De dag dat de zee weg was.
De eerste Beeldend Boek Biënnale, nog tot 14 januari in Schunk in Heerlen, is geheel gewijd aan het werk van Thé Tjong-Khing.
Boven, op zijn tekentafel, ligt een tekening waaraan hij deze dagen werkt. Een woeste donkergrijze zee, in de branding staat een meisje. Ze moet met een gedicht de natuur kalmeren. Thé werkt aan een nieuw sprookjesboek. Het zijn hervertellingen van bestaande sprookjes, hij schrijft ze zelf. 'Maar eigenlijk zijn het excuusjes om te tekenen.'
Hij houdt het meest van drama, want zonder drama geen verhaal. 'En een conflict heb je ook nodig. Contrast is ook leuk om te tekenen. Arm en rijk, lief en gemeen.'
Als je zegt dat hij, afgaand op de lijst die hij voor dit gesprek stuurde, ook een duistere kant heeft, lacht hij en stuurt het gesprek onmiddellijk naar zijn werk. Onheilspellend, zegt Thé, is gewoon leuker om te tekenen. 'Zonder dreiging en drama ben ik hulpeloos, ik heb dat nodig om op gang te komen. Een tekening van twee mensen die spreken is niet leuk, maar als ik jou probeer te wurgen is het wel leuk. Ja toch?'
1. Film: Amerikaanse film noir uit de jaren veertig
'Mijn liefde voor film is begonnen na de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. In de bioscopen werden films uit Amerika vertoond, en film noir was voor mij, als jongen van 12, 13, het beste wat je kon zien. The Maltese Falcon, The Third Man, The Postman Always Rings Twice: ik hield van het drama, het gevaar, de duidelijke held, de femme fatale. En van de belichting, die is bij film noir heel bepalend. Als het spannend wordt, komt het licht van beneden. Tegenlicht versterkt de suspense. En is er weinig schaduw, dan wordt het al vrolijker.
'Ik heb weinig van de oorlog meegekregen. Ik was 7 toen hij begon, 12 toen hij was afgelopen. Ineens zat ik in de klas met Nederlandse kinderen die in de kampen hadden gezeten en die veel ouder waren dan ik. Ze hadden zoveel meegemaakt waarvan ik niets wist, ze waren getraumatiseerd. Die schooltijd was voor mij... moeilijk. Het lukte me niet om aansluiting te vinden. Films en tekenen waren, met een groot woord, mijn redding. Ik kocht fanmagazines met foto's van filmsterren en die tekende ik na, heel naturalistisch, met kleurpotlood. Rita Hayworth, Betty Grable, Marlene Dietrich, Gene Tierney, Esther Williams.
'Wat moet jij toch met die films, zei mijn familie altijd als ik weer naar de bioscoop was geweest. Doe iets nuttigs! Pas veel later, toen ik al in Nederland woonde en bij de Toonder Studio's ging werken, bleek hoe nuttig die uren in de bioscoop waren geweest. Ik moest een strip maken, en ineens kwamen al die beelden binnen. Vooral de belichtingen van scènes. Kijk maar naar Student Tijloos: dat is puur werken met licht en donker.'
Tekst gaat verder onder de video.
2. Acteur: Al Pacino
'Het acteerwerk bepaalt vaak of een film mij bevalt of niet. Film is illusie, en die illusie moet je geloven. Van Al Pacino, maar ook van Kevin Spacey geloof ik alles. Dat heb ik bij lang niet iedereen. Isabelle Huppert geloof ik voor geen centimeter, dat vind ik zo'n vervelend mens. Als mijn vrouw en ik haar op televisie zien, zitten we na vijf minuten al te schelden. Je zíét haar acteren. En het is altijd hetzelfde.'
Het dreigende van Pacino en Spacey, het dreigende van de film noir, kan hij uitleggen waarom hem hem dat aanspreekt?
Thé Tjong-Khing lacht, zegt: 'Ik weet het echt niet.'
Zijn vrouw, vanuit de keuken: 'Ja, denk daar maar eens over na.'
undefined
3. Boek: Richard Hughes, A High Wind in Jamaica
'Ik ben een slechte lezer. Na een pagina of tien word ik ongeduldig en haak ik af. Maar dit boek heb ik uitgelezen. Het gaat over een Britse familie die in Jamaica woont, in de victoriaanse tijd. Nadat een tyfoon het eiland heeft verwoest, sturen de ouders de kinderen naar Engeland, maar het schip waarop ze reizen wordt door rovers gekaapt.
'Het mooie van dit boek is: die kinderen beleven alles op een andere manier dan wij. Een van de kinderen raakt haar pop kwijt: dat is traumatisch. Het broertje valt overboord - nou oké. Ik herinner me de scène zo: broertje en zusje zitten te praten, er komt een golf, het zusje draait zich om, en hij is er niet meer. Dat is alles wat erover wordt gezegd. Die jongen komt in het verhaal verder niet meer voor. Waardoor je je als lezer realiseert dat het zusje helemaal niet meer aan hem denkt. Ik vind dat Hughes dat zó subtiel heeft gedaan.
'O ja, ik heb er weleens aan gedacht hoe ik dit boek zou illustreren. Ik heb het zelfs weleens geprobeerd. Maar als een auteur zó weinig zegt in cruciale scènes, dan doe je als illustrator al snel te veel. Dat is doodzonde.'
4. Natuur: Grand Canyon
'Als ik door onvoorstelbaar mooi en intrigerend landschap loop, zoals door de Grand Canyon in Amerika, of een rotsgebergte in Oman, of door de Sahara, kan ik het niet geloven. Het gaat voortdurend door mijn hoofd dat ik daar niet loop, dat ik mij al dat moois niet eigen kan maken. Begrijp je wat ik bedoel? Ik wil zo graag opgaan in de natuur, maar het lukt niet. Het is te veelomvattend. Dan denk ik: straks ga ik weer weg, en wat heb ik er dan aan gehad?
'Woestijnen trekken me, misschien vanwege het sprookjesachtige, ik ken het uit de vertellingen van Duizend-en-een-nacht. Net als ik de prairie van Amerika zo prachtig vind omdat die me aan cowboyfilms doet denken. De woestijn is ook leeg. En leeg is spannend, want er kan van alles gebeuren.'
Tekst gaat verder onder de foto.
5. Film: Akira Kurosawa, Rashomon
'Ik hou eigenlijk niet van Aziatische films, ik vind ze vaak te overdreven, de acteurs vooral. Toch is Rashomon, van de Japanse regisseur Kurosawa, een van mijn favorieten. Het gaat over één incident, de verkrachting van een vrouw en de moord op haar man, een samoerai. In de rechtszaal wordt het verhaal verteld vanuit verschillende perspectieven, het begint elke keer opnieuw, de cameravoering is elke keer nét een beetje anders, de sfeer, de karakters zijn net een beetje anders. De samoerai, opgeroepen door een medium, zegt: de boef was buitengewoon gemeen, de boef zegt dat de man zich gedroeg als een ploert tegenover zijn vrouw, de vrouw vertelt dat de boef haar wilde verkrachten - iedereen is in zijn eigen verhaal goed en de rest is slecht. Zo zijn we allemaal, hè. We maken onszelf altijd mooier dan we zijn.
'Mijn vrouw en ik gaan nog maar zelden naar de bioscoop. We begrijpen de films niet meer. Je wordt gebombardeerd met gegevens, meteen al de eerste vijf minuten. Dat kunnen we niet meer in ons opnemen. Zitten we samen op de bank televisie te kijken, en zeggen we: wie is John ook alweer? Wie is Mary?'
Tekst gaat verder onder de video.
6. Plek: werkkamer
'Ik zit er het grootste deel van de dag. 's Ochtends, als ik opsta, denk ik: wat moet ik vandaag? O ja, ik ben met een leuke tekening bezig. En dan kan ik niet snel genoeg uit bed komen om weer te beginnen. Wil je mijn werkkamer zien? Het is een troep, hoor. Alles heeft pootjes; ik leg het neer en het is weg.'
Hij gaat voor naar zijn kamer. Een oude tekentafel met een lichtbak eronder, ernaast laden die uitpuilen van oude tijdschriftpagina's. 'Vroeger, toen ik nog in Amsterdam woonde, ging ik op maandag, vuilnisdag, de hele buurt langs en snuffelde ik in de zakken die mensen aan de straat zetten. Alle tijdschriften nam ik mee en daar knipte ik foto's uit. Daar, in die la, zit alles wat niet leeft: tafels, huizen, auto's. Hier: dieren in ongewone standen. In die la zitten knipsels van landen. Als ik voor een verhaal een meer moet tekenen, pak ik Canada erbij. En daar staat de spiegel waar ik alle gezichtsuitdrukkingen uitprobeer voor de figuurtjes die ik teken. Of de houdingen.'
Of hij, doordat hij vroeger zoveel actrices heeft nagetekend, een goede observeerder is? 'Dat is het gekke: ik onthoud dus geen gezichten. Op recepties stel ik me drie keer voor aan dezelfde mensen. Iemand zei eens tegen mij: jij kijkt niet als een tekenaar. Je kijkt als een acteur.'
Tekst gaat verder onder de foto.
7. Muziek: Puccini, Madama Butterfly
'Ik ben totaal amuzikaal. Ik kan niet één liedje nazingen. Ik heb weleens geprobeerd mee te zingen met een plaat, maar ik weet nooit wanneer ik moet beginnen. Ik ben altijd te vroeg of te laat. Maar op de een of andere wonderlijke manier krijg ik altijd een brok in mijn keel bij twee aria's uit Madama Butterfly: Viene la sera, en Un bel dì vedremo. Alleen bij deze twee: ze zijn heel gevoelig, heel verdrietig.
'Ik ben ook ooit naar die beroemde masterclass van Elisabeth Schwarzkopf geweest, in 1988 in Amsterdam. Heel veel mensen zeiden: wat een onaardige vrouw! Maar dat vond ik helemaal niet. Ze was streng, maar daar heb ik niks tegen. Tegen een van de studenten zei ze op een gegeven moment: mooi, maar nu ga je het zingen. Ik wist precies wat ze bedoelde: het moet niet alleen technisch perfect zijn, ik wil ook hóren wat je zingt. Met tekenen is het net zo. Je moet een lijn voelen. Als je tekent dat iemand valt, dan moet je vallen. En niet iemand tekenen die valt.'
8. Schilder: Alice Neel
'Ik had nog nooit van haar gehoord tot ik een documentaire over haar zag op televisie. Daarna ben ik naar de tentoonstelling gegaan in het Gemeentemuseum in Den Haag. Waar trouwens niet haar beste schilderijen hingen. Wat ik in haar portretten bewonder, is dat ze mensen niet portretteert zoals ze zijn, ze portretteert de essentie. Alles is scheef, neuzen zijn te groot, kinnen te kort, oogschaduw sinister, en toch: het zijn herkenbare types. Alsof ik ze ooit heb gezien.
'Ik hou ook van naïeven. Van schilders die eigenlijk niet kunnen schilderen. Ik ben jaloers op hun oprechtheid, ik waardeer de afwezigheid van aanstelleritis.
'Ik heb weleens geprobeerd een portret te maken op z'n Alice Neels. Maar ik kan het niet. Ik zit te veel vast aan regeltjes: dat het moet lijken.' Hij pakt zijn iPad erbij. Portretten van mensen op stoelen, op de iPad geschilderd, uit zijn hoofd. 'Kijk, hier ben ik wel vrij. Maar spontaan en recht uit het hart, op papier, dat kan ik niet. Tragisch, toch?'