'Ik heb dubbel verraad gepleegd'
Op 15 januari 2010 was ze wereldnieuws. Die dag werd Rayhana, een Frans-Algerijnse kunstenares van 45, aangevallen en met brandstof overgoten terwijl ze op weg was naar het Maison des Métallos in Parijs. Daar speelde zij met acht actrices haar stuk À mon âge je me cache encore pour fumer (Op mijn leeftijd moet ik nog in het geniep roken).
De daders zijn nooit gevonden. Maar Rayhana zorgt ervoor dat ze niet vergeten worden. Ze schreef Le prix de la liberté (De prijs van de vrijheid). Directe aanleiding is de aanslag. Maar het boek gaat over meer.
Veel meer zelfs. Want Rayhana, die voor de burgerlijke stand naar haar ex-man Rayhana Obermayer heet, kreeg als een hedendaagse Job alle plagen van de laat 20ste, vroeg 21ste eeuw over zich heen. Ze is betast, in de gevangenis gegooid, verkracht, gemarteld, vervolgd door fundamentalisten. Een broer, een homo die zich prostitueerde, werd vermoord, een ander stierf aan een overdosis. Een derde is gemarteld.
'Ongelooflijk hè', zegt ze. 'Pas toen ik het ging opschrijven, drong tot me door hoeveel ellende ik heb gehad. Vooral omdat anderen zeiden: Heb jij dat allemaal meegemaakt? Maar mijn verhaal wijkt niet veel af van wat veel Algerijnse vrouwen beleven.'
Rayhana is een imposante verschijning, Niet heel groot, maar met haar bos rode krullen, volle lippen en zachtbruine, doordringende ogen kijk je niet snel om haar heen. Vrolijk is ze, praatgraag ook. 'Ik zing, ik dans. Dat is kennelijk mijn manier om het af te reageren.'
Een fait diver, dat was ze na die aanslag in Parijs. Iedereen wilde haar spreken, iedereen wilde het toneelstuk zien van de vrouw die had moeten branden. Uitgeverij Flammarion vroeg haar een boek te schrijven en voorzag het later van een felrood buikbandje: 'Rayhana, de vrouw die men in brand wilde steken.' Telkens als ze dat in een boekwinkel ziet, haalt ze die bandjes er eigenhandig af. 'Ik ben niet van de gemengde berichten.'
Ze put troost uit het feit dat haar toneelstuk ook voordien al uitverkochte zalen trok. En dat regisseur Costa-Gravas al voor de aanslag naar de filmrechten had geïnformeerd. 'Ik werd gevraagd een boek te schrijven. Eerst zag ik er niets in; ik was bezig met mijn volgende stuk, werkte aan het filmscenario. Later zag ik er de zin van in. Als ik met de vinger kan wijzen naar de dwaasheid en misdadigheid van de fanaten die dergelijke aanslagen plegen, waarom ook niet. Zij zijn gehersenspoeld, zij lezen het niet. Voor anderen kan het een waarschuwing zijn.'
Lang worstelde ze met de vraag waarom uitgerekend zij is aangevallen. 'Toen ik in het linkse verzet in Algerije zat, wist ik: als ze me pakken, gaan ze me pijn doen. Maar dat ik in Parijs door toedoen van een paar jochies de dood in de ogen zou kijken, dat was een verrassing. Ik heb me afgevraagd of het door het toneelstuk komt. Maar de personages daarin zijn gelovig. Op een na, die op zeker moment zegt: God heeft me vergeten, dus vergeet ik hem. Dat is zowat de ergste uitspraak. Ik heb me zelf behoorlijk gecensureerd.'
'Later begreep ik het. Ik ben van daar, van Algerije. Pas in 2000 kwam ik naar Frankrijk. Dat zien ze als verraad. Als dubbel verraad zelfs, want in hun ogen ben ik een ongelovige die het geloof aanvalt. En dat, puur toeval, in een theater vlak bij de meest fundamentalistische moskee van Parijs.'
In de kleedkamer van theater Le Sel in Sèvres, aan de rand van Parijs, klinken door de luidspreker de geluiden uit de theaterzaal. Daar wordt het stuk gerepeteerd: negen vrouwen die elkaar treffen in de hammam, vrolijk, tragisch, fel kijvend soms, maar uiteindelijk onverbiddelijk solidair. Ineens klinkt een daverende knal. Rayhana lacht. 'Geen zorg, dat is het geluid van een bom. Vergeet niet dat het stuk in het Algerije van de jaren negentig speelt.'
De zwarte jaren negentig heeft ze meegemaakt. Dan kon het gebeuren dat ze 's morgens de luiken opendeed en afgehakte hoofden zag liggen op een motorkap - een waarschuwing van de fundamentalisten. Ze was in februari weer in Algerije, voor het eerst in twee jaar op bezoek bij haar ouders. 'Er waren wat protestmarsen, maar geen massabetogingen. Ik had mijn jas aan, stond op het punt te gaan meedoen. Maar mijn moeder is aan me gaan hangen en heeft gehuild als nooit tevoren: ga niet. Zij hebben de onafhankelijkheidsoorlog overleefd én de fundamentalisten.'
Anders dan Egypte, Tunesië of Libië heeft Algerije zijn opstand al gehad, vindt ze. In oktober 1988 verzette het volk zich massaal tegen de machthebbers, wat leidde tot democratische verkiezingen. 'Daarna was Algerije het enige land in de Maghreb met meer partijen, met vrijheid van meningsuiting.' Ze denkt dat het opheffen van de staat van beleg soelaas zal bieden. 'Ik hoop op een geleidelijke evolutie, zegt ze. 'Het volk heeft al zo veel geleden.'