interviewGimena Blindeling-Eliza
‘Ik ben op de wereld met een doel: anderen de weg wijzen’
Op het dieptepunt in haar leven hoorde ze een stem: ‘Ga naar Nederland.’ Ze ontmoet er haar man, met wie ze haar kinderen opvoedt op Curaçao. Na zijn overlijden keert Gimena Blindeling-Eliza terug naar Amsterdam, waar ze rouwtherapie biedt. ‘De dood is een les in nederigheid.’
Eenzaam en een gevoel van onveiligheid, zo typeert ze haar jeugdjaren op Curaçao. Op haar 22ste, in 1987, is Gimena Blindeling-Eliza levensmoe: ‘Ik wilde niet meer verder. ‘Als dit het leven is, hoeft het van mij niet’, heb ik die dag tegen mijn broer gezegd. Vanaf mijn kinderjaren had ik geprobeerd te overleven in de grote, boze wereld. Ik kon niet meer.’ Dus drinkt ze, liggend op haar bed, een flinke teug uit een flesje Alcolado Glacial, ‘een groene vloeistof die je op je huid dept als je het warm hebt. Ik dacht: als ik het nu opdrink, dan is dit voorbij.’
Ze denkt op dat moment aan ‘alle pijn en verdriet’, vooral haar schuldgevoel jegens het kind dat ze kort ervoor heeft laten aborteren: ‘Die keuze ging tegen al mijn principes in. Daardoor was ik in een neerwaartse spiraal geraakt.’ Maar ook aan de botsingen met haar vader (‘liefdevol, maar streng’) bij wie ze nog woont. Door het sterk alcoholische goedje valt ze in een diepe slaap: ‘Ik werd wakker, omdat mijn broer aan mijn tenen schudde, hij was bang dat ik dood was.’ Dan herinnert ze zich de stem die ze vlak voor het in slaap vallen in haar hoofd heeft gehoord: ‘Ga naar Nederland’. Van wie die stem is, vraagt ze zich niet af, wel doet ze er alles aan in Nederland terecht te komen: ‘Heel bijzonder, want eigenlijk had ik de American Dream. Nederland leek me niks, waarschijnlijk vanwege het weer, haha.’
Het wordt een beslissende wending in haar leven, want in Den Helder ontmoet ze haar toekomstige man, werkzaam bij een slachterij en net als zij afkomstig van Curaçao. Ondanks haar vaste voornemen nooit met een Antilliaan te trouwen (‘Veel te macho, ik wilde een lieve man’) komt het er toch van: ‘Hij was ook wel macho en had een drugsverleden, maar ik zag ook dat hij ervoor open stond zichzelf te veranderen door de relatie die hij met God had. Dat vond ik het belangrijkst.’
Ze krijgen vijf kinderen, die ze samen op Curaçao opvoeden, tot haar Djuni in 2006 op 43-jarige leeftijd aan darmkanker overlijdt. Met de kinderen gaat ze terug naar Amsterdam, waar ze zich op sociaal-pedagogische hulpverlening richt. In het begin legt ze zich vooral toe op rouwtherapie voor weduwen: ‘Omdat ik dat zelf aan den lijve had ervaren.’ Later verbreedt ze dat naar vrouwen én mannen. In 2016, op haar 50ste en tien jaar na haar man, krijgt ze zelf darmkanker. Anders dan hij overleeft ze: ‘Ik stond ervoor open mijn leven af te ronden, maar ik wist dat mijn kinderen dat niet aankonden.’
Wat is in uw jeugd vormend geweest?
‘Op de eerste plaats de scheiding van mijn ouders op mijn 3de, dat is de negatieve ervaring die het grootste stempel op mijn leven heeft gedrukt. Ik was echt een vaderskindje, maar de eerste jaren na de scheiding bleef ik bij mijn moeder wonen. Ik zat echt tussen hun twee in. Dat was erg lastig: als ik bij de een was, wilde ik bij de ander zijn en andersom. Ik herinner me vooral een gevoel van onveiligheid.
‘Vanaf mijn 8ste werd ik bij mijn opa en oma, de ouders van mijn moeder, ondergebracht. Mijn moeder had een psychose gehad en was zo maar door de politie bij ons weggehaald. Vanaf dat moment was ik haar kwijt, want later werd ze alcoholist. Later is dat goed gekomen, maar destijds was ze diepgezonken. Voor mij bleef ze mijn moeder, van wie ik hield.
‘Mij werd niet gevraagd hoe ik het vond om bij mijn grootouders te wonen. De liefde zoals ik die in mijn hoofd had, ervoer ik er niet. Mijn grootouders deden hun best, maar ik miste liefdevolle omhelzingen. Mijn opa sloeg soms een arm om me heen, maar mijn oma uitte haar liefde niet op die manier. Ze zag ons als zwarte schapen vanwege mijn moeder die toen als een junkie op straat leefde.’
Werd er met u over de problemen gepraat?
‘Nee, helemaal niet, dat was niet de cultuur, het leven overkwam je. Vanaf mijn 12de woonde ik bij mijn vader. Voor mijn vriendinnen was ik er wel, maar zij konden er niet voor mij zijn, want ik durfde me niet kwetsbaar op te stellen. Ik zocht mijn toevlucht in een fantasiewereld waarin ik gelukkig was; op school schreef ik opstellen over de liefde die altijd goed afliepen. Heel anders dan wat ik om me heen zag. Bij mijn vader had ik een hond die mijn beste vriend was, maar een mens durfde ik niet te vertrouwen.
‘In mijn liefdesrelaties hield ik de regie. Totdat ik een vriend kreeg die ik al kende, hem durfde ik als eerste te vertrouwen. Ik werd zwanger, terwijl we nog studeerden. Een kind konden we ons niet permitteren, vond hij. We besloten tot een abortus. Daarna maakte ik het uit. Ik kwam in een diepe crisis, die tot mijn mislukte suïcidepoging leidde.’
U hoorde toen een stem: ‘Ga naar Nederland’. Vroeg u zich af van wie die was?
‘Vreemd genoeg niet, maar ik hield er wel een vastberadenheid aan over om naar Nederland te gaan. Gelukkig kon ik aan een hbo-instelling in Amsterdam Engels en economie studeren. Dat lukte alleen niet erg. Ik wilde alle ellende uit Curaçao achter me laten, maar ik nam mezelf mee. Ook hier had ik last van suïcidale gedachten, vooral op stations. Ik liep met mijn ziel onder de arm. Geregeld kwam ik toen christenen tegen die op straat evangeliseerden. Dan bleef ik luisteren. Zonder te weten waar ik doorheen ging, zeiden ze me: ‘Jezus kan je een nieuw leven geven.’’
Dat klonk u als muziek in de oren?
‘Ik kreeg inderdaad hoop. Zo kwam ik bij de Pinkstergemeente. Dat is het kantelpunt in mijn leven geweest. Vooral door de zang voelde ik me er meteen thuis. Daar ervoer ik de liefde van God en begon mijn genezingsproces. Tijdens de dienst huilde ik, na afloop wilde ik niemand spreken, het ging mij om de ervaring met God. Toen pas besefte ik dat het zijn stem was geweest. Ik realiseerde me waarnaar ik altijd had gezocht: onvoorwaardelijke liefde.’
Van God?
‘Van God en de mens, ook al was die liefde voor de mens gebroken. Tot dan toe had ik mezelf niet toegestaan hem echt te ervaren. Twee jaar later werd ik vanuit de kerk uitgezonden, ik werd missionaris in Den Helder, haha. Zo kwam ik mijn man tegen. Het belangrijkste voor mij was dat hij ook voor God koos. Hij werd zelfs voorganger in de kerk. Samen zijn we door de Pinkstergemeente naar Curaçao uitgezonden om een kerk op te richten en in herstelhuizen met verslaafden te werken.
‘Mijn man was charismatisch: als hij ergens binnenkwam, veranderde de hele sfeer. Djuni was echt een leider die zijn verantwoordelijkheid droeg, zowel binnen de kerk als thuis voor onze kinderen. Ik vond het fijn hem te volgen als ‘de vrouw van’. Ik had een dienende rol, maar samen hadden we een missie. Hij was mijn maatje, altijd vol projecten, het leven met hem was één groot avontuur.’
Wat gebeurde er toen hij ziek werd?
‘Het kwam als een donderslag bij heldere hemel. Zijn ziekte bracht me in een strijdmodus. ‘God heeft je hier op aarde veel meer nodig dan in de hemel’, zei ik tegen hem. Hij kon toch niet bedoeld hebben dat mijn man zo jong de wereld moest verlaten? Maar Djuni is zijn dood gaan voorbereiden. Ik ontkende dat die mogelijkheid kon bestaan, dat dreef een tijd lang een wig tussen ons.
‘Wanneer iemand in de laatste fase zit, is het een eenzame weg, ook al ben je door familieleden omringd. Andere ervaringen in het leven kunnen we delen, maar sterven niet. Je kunt erover praten, maar dat gaat maar tot zo ver, het blijft een geheel nieuwe ervaring voor de persoon zelf.’
Bent u nog dichter bij hem gekomen?
‘Jawel, maar dat duurde lang. Tijdens mijn gebeden zei God me dat het eerst slechter moest gaan, voordat het beter werd. Ik legde dat uit als een kans op genezing. Maar dat bleek helemaal verkeerd. Op de laatste dag kon ik pas de realiteit van mijn man zien. Ik besefte dat ik aan hem bleef trekken, terwijl hij klaar was om te gaan. Ik viel naast zijn bed op mijn knieën en bad tot God: ‘U weet dat ik mijn man nog hier, bij mij en mijn kinderen, wil houden. Maar niet mijn wil, maar uw wil geschiede.’ Die avond is hij overleden. God en mijn man hebben mij de ruimte gegeven om hem los te kunnen laten.’
Wat leerde zijn stervensproces u?
‘Hoe kwetsbaar we zijn, ook al staan we daar vaak niet bij stil. En hoe klein. Het lot stuurt mij en niet andersom. De dood leert je dat op een diepere manier, het is een les in nederigheid. Dat is zowel een mooie als een pijnlijke les.’
Door zijn dood stond u er weer alleen voor.
‘Ja, maar ik was beter voorbereid dan ik besefte, zo werkt het leven ook. We zijn vaak onbewust vaardig – het leven sterkt ons met ervaringen om latere stormen het hoofd te kunnen bieden. In mijn jonge jaren had ik me voorgenomen: ik moet zelfstandig in het leven kunnen staan, dus bij een man moet ik altijd mijn biezen kunnen pakken. Met dat idee deed ik mijn opleidingen. Toen mijn man overleed kwam dat me goed van pas.’
Wat bent u gaan doen?
‘Ik moest uitvinden wie ik zelf was. Ik kwam erachter dat ik meer was dan ‘de vrouw van’, dat ikzelf een leider kon zijn, een trailblazer, iemand die voor anderen de weg baant. Ik heb zelf rouw aan den lijve ervaren en kon de woorden vinden om anderen daarin bij te staan. Dat doe ik in mijn coachingspraktijk en in mijn boek In 10 stappen sterker door je verlies. Ik ben niet zomaar op de wereld, maar ben er met een doel, anderen de weg wijzen.’
Wat leerde u toen u zelf darmkanker kreeg?
‘Als leider ben je vaak de sterkere: mensen komen naar je toe, omdat ze een plek bij je vinden waar ze worden geaccepteerd. In mijn inner circle waren mensen gewend bij mij te komen halen. Dat veranderde door mijn ziekte, toen werd ikzelf kwetsbaar. Ik kon niet meer zoveel geven, maar sommige mensen wilden dat ik dat bleef doen. Niet vanuit een kwade bedoeling, maar omdat ze hun handen vol hadden aan hun eigen leven.
‘Het leerde me nogmaals hoe moeilijk het kan zijn je in een ander te verplaatsen. Mijzelf lukte dat bij mijn man ook pas laat. Lang was ik zo gericht op mijn eigen verlies. Maar als het je lukt om je echt voor een ander te openen, wordt alles anders. Dat is voor mij de grootste les geweest.’