Iedereen biedt hulp, behalve Nepalese overheid
De eerste konvooien met hulpgoederen hebben woensdag in Nepal de afgelegen valleien dicht bij het epicentrum van de aardbeving bereikt. Hulpverleners troffen daar, vijf dagen na de ontwrichtende natuurramp, dorpen aan die waren gereduceerd tot stapels rode baksteen in de modder.
Internationale hulporganisaties als het Rode Kruis en Novib en de Verenigde Naties waarschuwen dat de hulpverlening moeizaam verloopt doordat wegen zijn weggevaagd, er een tekort is aan brandstof en het vliegveld overbelast is. Alles moet via één landingsbaan. De instanties vrezen een tekort aan drinkwater en voedsel in grote delen van het getroffen gebied.
Maar het hoofd van de Nepalese rampenbestrijding, Ram Kumar Dahal, riep internationale organisaties gisteren juist op geen onnodige hulp het land in te brengen. Er is volgens hem hoofdzakelijk behoefte aan tenten, droog voedsel en financiële hulp. Er zijn 24 internationale reddingsteams actief 'en dat is genoeg', aldus Dahal tegen het Duitse persbureau DPA.
Angst en frustratie
Veel overlevenden denken daar anders over. Bij hen slinkt het geduld en groeien angst en frustratie, zowel in afgelegen dorpen in de Himalaya als in de provisorische kampementen in en rond de hoofdstad Kathmandu. Ze vinden dat de regering hen aan hun lot overlaat en hebben meer vertrouwen in de internationale hulpverlening.
'Alleen deze tent hebben we van de overheid gekregen', zei bouwvakker Sudesh Tulachan tegen The New York Times. 'Ik denk dat de overheid helemaal niks uitvoert.' Tulachan bivakkeert met 24 familieleden en tientallen andere daklozen onder een overkapping in Kathmandu.
Vrees
Inwoners van Kathmandu die vervoer kunnen regelen, proberen de hoofdstad te ontvluchten. Ze zijn bang om alsnog te worden bedolven onder een instortend gebouw. Ook is er vrees voor epidemieën die kunnen uitbreken omdat de lichamen van slachtoffers niet worden geborgen.
Sommige gebieden zijn slechts per helikopter bereikbaar, zoals het bergdorp Paslang, niet ver van het epicentrum, in het district Gorkha. 'Toen ik thuiskwam, was daar niks meer', vertelt de Nepalese militair Thapa aan persbureau AP. Waar eerst zijn huis stond, lag nu een hoop stenen. Onder het puin lag zijn zwangere vrouw. Zij heeft de ramp niet overleefd.
Thapa is vooral boos: 'Ik krijg hulp van andere dorpelingen die ook hun huis hebben verloren, maar ik krijg geen hulp van de overheid.' Samen met zijn 5-jarige dochter en de andere overlevenden van Paslang, slaapt hij in het open veld. Ze liggen dicht tegen elkaar aan om zo kou en regen te trotseren. Premier Sushil Koirala zei woensdag dat het dodental kan oplopen tot 10 duizend. Het officiële aantal slachtoffers is 5.045.
Protest
De regering heeft de omvang van de ramp aanvankelijk verkeerd ingeschat, zei minister van Communicatie Minendra Rijal. 'Dit is een ramp van ongekende omvang. Onze eerste reactie was wat zwak. Dat zal vanaf nu verbeteren.'
Honderden personen, jonge mannen vooral, protesteerden in Kathmandu voor het parlementsgebouw tegen de in hun ogen trage en inadequate reactie van de overheid. 'We kijken naar het nieuws en zien dat alle landen hulp geven, maar ons eigen land niet', aldus een betogende student. Het gonsde gisteren van de complottheorieën: de Nepalese overheid zou hulpgoederen van internationale organisaties achterhouden. Voor deze theorie bestaat geen bewijs, maar het tekent de stemming in een land waar het vertrouwen in de politiek voor de aardbeving al nihil was.