reportage
Hun Rotterdamse buurt gaat op de schop. ‘Hier worden geen woningen gesloopt, maar een gemeenschap’
Ze wonen hun hele leven in de Rotterdamse Tweebosbuurt en nu moeten ze weg voor ‘sociale stijgers’? Terwijl de corporatie Vestia al met de sloop is begonnen, blijven ze zich verzetten. Daarbij vinden ze de Verenigde Naties aan hun zijde.
Gerard Bijlsma is 83 jaar geleden in de Tweebosbuurt geboren en hij wil hier minstens 110 worden – vooral om de woningcorporatie dwars te zitten. De Rotterdammer wijst even naar het spandoek op de eerste verdieping van de Martinus Steijnstraat: ‘Vestia ratten’. Ze willen hem weghebben, zegt hij, de hele buurt slopen om er ‘duurdere mensen’ voor in de plaats te krijgen, maar hij gaat niet, ze zullen hem weg moeten tillen.
Hij draagt een gele veiligheidsjas en somt met een sprankeling in zijn ogen de belangrijkste feiten uit zijn leven op. Eerst de ambachtsschool, daarna werkte hij als plaatbankwerker, metselaar, loodgieter, tv-monteur en tuinman. Sinds 1989 beheert hij als vrijwilliger de botanische tuin bij het Afrikaanderplein. Voor zijn diensten kreeg hij de Erasmusspeld, opgespeld door burgemeester Aboutaleb zelf, en werd hij genomineerd voor Rotterdammer van het jaar.
En nu is hij niet goed genoeg om hier te wonen. Dat is toch bezopen?
Zo stelt iedereen hier dezelfde vraag. Edwin Dobber (51): 28 jaar in de haven gewerkt. Hamza Oulad Abdelah (33): koerier en chauffeur voor het ministerie van Binnenlandse Zaken. Mustapha Eaisaouiyen (46): bankier en visboer geweest, nu vrijwilliger en hockeycoach. Zij willen weten: zijn wij niet goed genoeg?
Wilt u dit verhaal liever beluisteren? Hieronder vindt u de door Blendle voorgelezen versie.
‘We moeten wijken voor de rijken’, zegt Edwin Dobber (‘van het vissen, zeg maar’). Van zijn 51 jaar op aarde woont hij er precies 51 in de buurt. Na een half leven in de haven is hij afgekeurd en zit hij in de WW. Hij draagt zeven dagen per week een Feyenoord-shirt, op deze woensdag het babyblauwe shirt van Kappa uit het seizoen 2001-2002. Hij is degene die het spandoek ‘Vestia ratten’ ophing naast zijn raam. De wijkbeheerder vraagt hem weleens het doek weg te halen, maar nee, mooi niet.
Vredelievend
Dobber, Eaisaouiyen, Oulad Abdelah en Bijlsma staan bij de plantenbak op de kruising met de De la Reystraat even wat frustraties te uiten. Het liefst zouden ze de meneren van de gemeente en Vestia een paar tikken verkopen, maar Mustapha Eaisaouiyen lacht en zegt: ho, ho, onze strijd is vredelievend. Samen met Wim Leewis leidt hij de opstand. Eaisaouiyen is fulltimeactievoerder in de bijstand, hij wil er zijn baan van maken, want niemand is zo goed met formulieren en procedures als hij noodgedwongen is geworden.
Op een zwarte Tomos komt Ronald de Winter – verwassen spijkerjasje, warrig helmhaar – aangereden om poolshoogte te nemen. Hij woonde op nummer 31, waar nu een hek voor staat, en is al weg uit de buurt, verhuisd naar Bloemhof. De sloop, zegt hij, is onomkeerbaar.
Na een jarenlange strijd, gevoerd met vele demonstraties, bezwaarschriften, petities en rechtszaken, is de sloop van de Tweebosbuurt een week geleden begonnen. De timing had niet wranger kunnen zijn; een paar dagen eerder publiceerde vijf rapporteurs van de Verenigde Naties een brief. De sloop van de buurt zou mensenrechten schenden, specifiek het recht op huisvesting en het recht om niet gediscrimineerd te worden. Sterker, volgens de rapporteurs jaagt het gehele Rotterdamse woonbeleid kwetsbare mensen de stad uit.
De wethouder, Bas Kurvers van de VVD, noemde de brief op vrijdag ‘het begin van een dialoog’. Op maandag ving de sloop aan. Drie gigantische oranje sloopgraafmachines van het Koreaanse merk Doosan reden de Tweebosstraat in en begonnen happen te nemen uit het gebouw. De buurt wordt zo langzaam opgegeten terwijl de laatste mensen die zich verzetten er nog wonen. Heel veel vertrouwen in een dialoog hebben zij niet meer. Zij weten: de instanties willen dit koste wat het kost doordrukken.
Bijna elk argument van Vestia en de gemeente veegden Eaisaouiyen en Leewis van tafel. De huizen van matige kwaliteit? Nee hoor, kijk maar naar dit bouwkundig rapport. De gemiddelde Cito-scores van de school in de buurt te laag? Juist bovengemiddeld, vergeleken met de rest van de stad. De leefbaarheid slecht? Ze leven hier harmonieus samen, toonde een onderzoeksbureau.
Leefbaarometer
Wat wél slecht is, is de Leefbaarometer, het instrument waarvan een van de bepalende factoren voor een buurt het aantal personen is met een niet-westerse afkomst – in negatieve zin. Op de journalistieke website De Correspondent concludeerde Arjen van Veelen: dus de leefbaarheid in je straat daalt ‘als burgemeester Aboutaleb zich er vestigt’.
Het ging uiteindelijk om drie argumenten, concludeerden Eaisaouiyen en Leewis: de wijk is te arm, te allochtoon en te verloederd. Dat doet zo veel pijn, zegt Eaisaouiyen. Zijn vader werd in 1975 liefdevol opgevangen door de wijk, net als vele anderen. Veertig jaar mengen en smelten later is de redenering: te veel hoofddoekjes. Eaisaouiyen: ‘Vestia geeft letterlijk als een van de redenen van de herstructurering op: ‘Negatieve associaties bij de wijk: allochtonen.’ Maar van wie zijn die associaties dan?’
Bovendien, zegt Eaisaouiyen: de enige reden dat sommige huizen niet in topconditie zijn, is dat er geen onderhoud aan werd gepleegd, ook niet als je tien keer opbelde. Dan meldde Gerard Bijlsma dat zijn cv-ketel niet werkte en zei Vestia: ‘Je woning staat op de nominatie voor de sloop, we gaan er niets meer aan doen.’ Trouwens, er was een tussenwoning voor hem beschikbaar – die over vijf jaar óók gesloopt zou worden. Of hij alvast wilde verkassen.
Een buurt voor ‘sociale stijgers’
Er wordt hier al jaren een sterfhuisbeleid gevoerd, daar twijfelt niemand in de Tweebosbuurt aan. Mustapha Eaisaouiyen kan er nog boos om worden: buurtgenoten die de taal nauwelijks machtig waren, werden onder druk gezet om te tekenen voor de opheffing van hun huurcontract. Als je nu niet gaat, zei Vestia, is er straks misschien geen huis voor je. Later konden ze niet terugkrabbelen. De huizen die sindsdien leegstaan, worden met stalen platen afgesloten, tegen krakers. Ja, zo gaat de buurt er vanzelf verloederd uitzien.
Er moet ruimte komen voor ‘sociale stijgers’, die anders Rotterdam verlaten omdat ze hier geen ‘wooncarrière’ kunnen maken. Het plan is om 588 sociale woningen te slopen. In de plaats daarvoor komen 381 nieuwe woningen: 137 sociale huur, 101 vrijesector en 143 koop. Zo’n vierhonderd huishoudens die het niet breed hebben, moeten dus verkassen naar sociale huur elders. ‘Dan ga je toch in Hoek van Holland wonen’, zei meneer Straver, directeur van Vestia, ‘recht in het gezicht’ van Edwin Dobber. Die terugzei: ‘Douw je schoonmoeder er maar in.’
Sociale cohesie – het woord rolt telkens uit de mond van Edwin Dobber. Kijk, zegt hij, het is voor de mensen die niet geworteld zijn op een plek, zoals de hoogopgeleide werknemers van de gemeente en de woningcorporatie, niet voor te stellen dat er anderen zijn die wél gebonden zijn aan hun buurtje, die hun hele leven op dezelfde plek wonen en er nooit meer weg willen, zoals Edwin Dobber en Gerard Bijlsma. De buurt is hun identiteit, hun vangnet.
Er worden geen woningen gesloopt, zeggen ze hier, maar een gemeenschap.
27 miljoen euro
Wim Leewis – Crocs, grijze baard – woont aan de binnentuin van het blok dat al wordt opgeslokt en afgebroken. Vanuit zijn zitkamerraam kijkt hij naar de machines die onverstoorbaar blijven happen. Op de plek van de binnentuin komen nu parkeerplekken – een regel bij nieuwbouw van eengezinswoningen. En zo gaat een plek waar barbecues en buurtfeesten werden gehouden ten onder voor laadpalen en straatstenen. Om toch nog wat groen te hebben, gaat een aanpalend blok huizen uit de jaren tachtig naar de grond.
In 1974 kwam Wim Leewis hier samen met zijn vrouw An en begonnen ze een gezondheidscentrum, op verzoek van de gemeente. Nu zijn ze gepensioneerd. Het liefst zouden ze met hun caravan rondreizen op hun oude dag, maar de goede zaak gaat voor. Maandag, bij de start van de sloop, had Leewis een blauwe helm opgezet, een knipoog naar de VN die aan zijn zijde staan.
Tot zijn verbazing kreeg hij onlangs te horen dat zijn woning één van de elf is die toch niet gesloopt maar gerenoveerd worden. Waarom is onduidelijk – het besluit toont volgens Leewis weer aan hoe het hele plan met willekeur is omgeven. Het roept ook de vraag op waarom Vestia de rest zo graag wil slopen, afgezien van de reden: voor de yuppen die de boel moeten opwaarderen.
Robert Straver, directeur van Vestia, legde dat laatst helder uit in het BNNVara-programma Opstandelingen. ‘Er kwam vrij onverwacht – ik zal het maar even plat zeggen– een flinke zak geld vanuit het Rijk.’ Maar daar zaten wel ‘uitvoeringstermijnen’ bij. Kortom: ze moesten haast maken met de sloop, anders kregen ze de beloofde 27 miljoen euro niet.
‘Ik brak toen ik dat op tv zag’, zegt Hamza Oulad Abdelah op straat, terwijl hij zijn dochtertje naar school brengt. ‘Eindelijk hoorden we wat we al die tijd al dachten.’
Arbeidersstad?
Die 27 miljoen euro is een druppel op de gloeiende plaat van de miljardenschuld die Vestia heeft sinds de derivatenaffaire in 2011. Begin dit jaar vroeg Vestia aan andere corporaties om opnieuw bij te springen door ruim 1 miljard aan rente en betalingen over te nemen, om zo de rentelast te verlagen met 28 miljoen euro per jaar gedurende veertig jaar. Anders zouden ze hun volkshuisvestelijke taken nog verder verslonzen.
‘Als ik had geflikt wat Vestia heeft geflikt, was ik tien jaar de bajes in gegaan’, zegt Edwin Dobber. Hij draait een shagje en weet wel wie de schuldigen zijn in deze kwestie.
Het zijn de woningcorporaties die speculeren met hun geld en liever makkelijke, rijke mensen in hun huizen hebben dan betaalbare woningen aanbieden aan de gewone lieden. Het zijn de beleggers die inmiddels 45 procent van de verkochte huizen opslokken in Rotterdam. Het zijn de wethouders en gemeenteraadsleden die vinden dat er te veel arbeiders wonen in een arbeidersstad.
‘Wie moet straks de koffie maken?’, vraagt Edwin Dobber. ‘Wie gaat de pakketjes bezorgen? Wie mag de huizen en de kantoren schoonmaken? Als iedereen in de stad hoogopgeleid is.’