Huizen zijn onze tweede huid. Ze beschermen ons en laten ons zien
In onze tuin heerst het dode seizoen. Boomtakken zijn bladerloos. De blaren van de heg zijn bruin. De kraaien zijn zwart. Aan de andere kant van de tuin staan huizen die bijna een jaar lang in staat van verbouwing verkeerden. Nu zijn ze een tijdje af, maar er is nog geen bewoner te zien. Waarom huizen bouwen voor kamers zonder mensen? Het zijn mooie huizen. Wie zou er niet in willen wonen?
Eens woonde ik een paar jaar in Antwerpen. Door omstandigheden gedwongen keerde ik terug naar Amsterdam. Ik nam afscheid van mijn 'Huis in Antwerpen':
In het huis
de zoete stank van oude kranten
en in alle kamers
sporen van bedorven liefde.
Hij loopt de krakende trappen op
deuren staan open
een oud overhemd
hangt nog over een stoffige stoel
kinderpantoffels met gaten in de zool
boeken die te lang hebben gelegen
om ze nog mee te nemen
schimmel op borden
en de manke poes voorgoed verdwenen.
Het regent in het stadspark
waar hij wandelde met z'n kinderen
hij voelt de bitse wind van vroeger
als hij ze naar school bracht.
Ze lachten toen veel
en waren tevreden met kleine dingen.
Deuren staan open
en gaan nooit meer dicht.
Huizen zijn onze tweede huid. Ze beschermen ons en laten ons zien. In Achter de rug, gedichten van J. Bernlef (Querido, 1997) staat de prachtige tekst 'Huizen in San Francisco':
Hier, met uitzicht op het eiland Alcatraz, maakte de goldrush trappelend pas op de plaats. Ruisende golven sloegen om in ruisende rokken. Gewend om alles wat zij ontdekten op te tellen, begonnen mannen tussen palmen en platanen aan bizarre bouwsels ondenkbaar voor architecten. Met hetzelfde genot waarmee een hand de lijn van een vrouwenborst volgt, ontwierpen zij koepels; bolle erkers puilden de pui uit, kantkartels omzoomden de gevelrand, torentjes of een rozet, fijngesneden guirlandes voltooiden de illusie van een hemelbed.
Een langzaam losgeschoten krul, verzakte balpoot van een balustrade, open lustwarande al denkend scheefgezakt.
Als verbleekte rijke meisjes op een groepsportret staan ze net niet hand in hand hier nog steeds te wachten langs de kant.