'Honderden Moslims zitten nog in kampen in Servië'
Honderden Bosnische Moslims worden nog steeds vastgehouden in twee gevangenenkampen in Servië. Dat heeft een groep door het Rode Kruis geëvacueerde mannen gemeld na aankomst in een ziekenhuis in Dublin....
The Guardian
DUBLIN
Een groep van 24 mannen werd vlak voor de kerstdagen op medische gronden naar Ierland overgevlogen. Achthonderd anderen bleven achter in kampen in Sljivovica en nabij Mitrovo Polje. Daar verblijven ze nog steeds. Volgens een clausule in het akkoord van Dayton, ook wel aangeduid als 'D plus dertig', moeten alle gevangenen uiterlijk morgen, 19 januari, in vrijheid zijn gesteld.
Het Rode Kruis is al enkele weken aan het onderhandelen over vrijlating van de gevangenen en het verlenen van asiel door derde landen. Volgens een woordvoerder van de organisatie zullen de meesten naar de Verenigde Staten of Australië gaan; een geringer aantal zou naar Italië, België, Zweden, Frankrijk en Ierland worden overgebracht.
Maar tot op heden zijn de gevangenen niet verplaatst. Het Rode Kruis zegt goede hoop te hebben dat ze eind januari - tien dagen na het verstrijken van de deadline - in vrijheid zullen worden gesteld.
De op medische gronden geëvacueerde mannen hebben toestemming om in Ierland te blijven, en zijn ondergebracht in een ziekenhuis in een buitenwijk van Dublin.
De vrijgelaten gevangenen waren terughoudend in het verstrekken van details over hun behandeling in het kamp in Sljivovica, uit bezorgdheid over het lot van familie en vrienden die daar nog steeds verblijven en bloot staan aan vergeldingsacties van de kampbewakers.
Maar sommigen wilden bij aankomst in Ierland wel kwijt 'als beesten' te zijn behandeld. Willekeurige en routinematige afranselingen waren aan de orde van de dag. 'Eén man is overleden aan de gevolgen', aldus de woordvoerder van de groep. Wij zijn stuk voor stuk op bepaalde momenten in elkaar geslagen. En, wat belangrijk is, het gaat hier om Serviërs, niet om Bosnische Serviërs.'
De sanitaire voorzieningen in de kampen waren erbarmelijk, aldus de verklaringen, en de voedselrantsoenen karig. Bovendien werden de gevangenen gedwongen te salueren voor Servische emblemen en moesten ze hun eigen leiders vervloeken.
De gevangenis, die zich ongeveer drie kilometer buiten de plaats Sljivovica bevindt, bestaat uit twee paralelle slaapzalen, die vroeger werden gebruikt door grondwerkers van de spoorwegen. De omstandigheden verbeterden er enigszins nadat het Rode Kruis er werd toegelaten, ongeveer twee weken na de internering van de gevangenen.
Sinds eind augustus heeft het Rode Kruis tweewekelijkse bezoeken aan de kampen gebracht. Volgens de Rode Kruis-woordvoerder is het de functionarissen niet toegestaan uitspraken te doen over de omstandigheden in specifieke kampen. De woordvoerder gaf wel toe dat er 'abnormaliteiten' bestaan in de behandeling van de gevangenen. Deze diplomatieke term wordt doorgaans gebruikt wanneer er sprake is van afranselingen en ontoereikende voedselrantsoenen.
De woordvoerder weigerde echter vergelijkingen te maken met de beruchte Bosnisch-Servische concentratiekampen in het noorwesten en oosten van Bosnië, die in 1992 werden ontdekt.
De omstandigheden in het kamp in Mitrovo Polje zijn naar verwachting stukken beter. Functionarissen van het oorlogstribunaal in Den Haag zijn in Dublin bij de vrijgelaten mannen op bezoek geweest om bewijsmateriaal te verzamelen.
De verhalen van de mannen getuigen van een bloedige exodus uit de gevallen enclaves, en hebben betrekking op moordpartijen en willekeurige geweldpleging. De meesten van de achthonderd gevangenen zijn afkomstig uit Zepa. Slechts vijftien tot twintig komen naar verwachting uit Srebrenica. Dit geringe aantal verhevigt de bezorgdheid over de ruim achtduizend mensen die nog worden vermist nadat de enclave in juli vorig jaar ten prooi viel aan de Bosnische Serviërs.
Een van de in Dublin verblijvende ex-gevangenen, Safet Ilic, slaagde er met een groep mensen in om uit Srebrenica te ontsnappen. Zij kozen ervoor zich niet over te geven maar in een tweeduizend mensen tellende stoet koers te zetten naar Tuzla.
Slechts enkelen van hen hadden de beschikking over wapens, en de groep werd door aanvallen met artillerie en machinegeweervuur uiteen gedreven. De meesten trokken in kleine groepen verder in de richting van de Servische grens, maar werden onderweg onderschept door groepjes Bosnische Serviërs en militieleden, die hen met bijlen, messen en later met vuurpelotons om het leven brachten, aldus Ilic.
Hij verklaarde dat de Bosnische Serviërs gebruik maakten van een 'martelmachine', die de borstkas van gevangenen met een mes opensneed en tegelijkertijd hun benen verbrijzelde, terwijl de gevangene aan een stoel was vastgebonden.
Ilic ontsnapte naar eigen zeggen door bij Visegrad de rivier de Drina over te steken naar Servië, waar hij door de politie werd opgepakt en naar Sljivovica werd gestuurd. 'Ze geloofden niet dat ik uit Srebrenica kwam.'