Analyse
Hoe roep je extreem-rechtse radicalisering een halt toe? ‘Het is moeilijk om uit een groep te stappen’
De projectie van racistische leuzen op de Erasmusbrug in Rotterdam roept de vraag op wat er gebeurt om extreem-rechtse radicalisering te stoppen. Een pilot in 2018 bleek succesvol, maar kreeg nog geen navolging.
Toen Halim El Madkouri de racistische projecties op de Erasmusbrug zag tijdens de jaarwisseling, dacht hij: niet alle radicalen zijn verloren zielen. Sinds eind jaren negentig werkt hij voor gemeenten om hen te helpen om radicalisering tegen te gaan. Eerst met fundamentalistische moslims, later ook met extreem-rechtse jongeren.
‘Ik schrijf ze nooit af’, zegt hij. ‘Deze figuren maken ernstige fouten, soms strafbaar, maar de meelopers zijn zich van geen kwaad bewust. Jullie zijn boos over wat teksten, denken ze, maar wie bekommert zich om mij? Als je ze op het juiste moment treft, zijn ze vatbaar voor tegenargumenten en kun je ze losweken van de groep.’
Een week na het incident in Rotterdam kan de groep extremisten concluderen dat hun actie een succes was. De teksten – waaronder de beruchte ‘veertien woorden’, een neonazistische leus – waren wereldwijd te zien en domineerden het publieke debat. Hoewel het Openbaar Ministerie besloot te vervolgen en de verontwaardiging groot was, was de missie van de extremisten – om racisme te normaliseren – op z’n minst deels geslaagd.
Uit de berichten in hun Telegramgroep bleek dat zij al drie dagen voor Oud en Nieuw de tekst ‘White Lives Matter’ projecteerden op een gebouw in Venlo. Neonazistische groepen uit het buitenland complimenteerden de afdeling in Nederland. Hun actie was net zo effectief als ‘Kanye die over de Joden praat’. Ondertussen groeide de Telegramgroep van 700 leden op 1 januari tot ruim 1.300 nu.
Zo kon een kleine groep radicalen een grote impact hebben. Nieuwe acties werden al aangekondigd. Dat roept de vraag op: wat kun je doen tegen deze vorm van radicalisering? En wordt in Nederland genoeg gedaan aan bestrijding van extreem-rechts?
Dreigingsbeeld
Drie keer per jaar schat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) hoe groot de kans is op een terroristische aanslag in Nederland. Na publicatie van het Dreigingsbeeld afgelopen november stuurde minister Dilan Yeşilgöz van Justitie en Veiligheid een Kamerbrief waarin ze expliciet haar zorgen uitspreekt over rechts-extremisme, dat ‘daadkrachtig’ moet worden bestreden. Er zijn volgens de NCTV een paar honderd jongeren actief in zulke rechts-extremistische netwerken.
De programma’s voor preventie van radicalisering zijn opgezet toen jihadisme veruit de grootste bedreiging was, zegt Jelle van Buuren, die aan de Universiteit Leiden onderzoek doet naar veiligheid en terrorisme. ‘Jarenlang zijn er netwerken en kennis opgebouwd, gedomineerd door het idee: het probleem ligt bij religieuze radicalisering. Er is te weinig deskundigheid en infrastructuur om andere vormen van radicalisering te signaleren.’
Al een paar jaar dringt het besef door dat extreem-rechts een urgent probleem is, zegt Van Buuren. ‘Het risico daarvan wordt serieus genomen. Maar het is nog zoeken naar de aanpak. Kunnen we de programma’s voor jihadisme zomaar overhevelen naar extreem-rechts? Niemand die het weet.’
Ieder jaar stelt de NCTV budget beschikbaar voor gemeenten om extremistische bewegingen te bestrijden, zogenoemde versterkingsgelden. In 2021 is ruim 6,6 miljoen toegekend, maar of de interventies effect hebben, is nauwelijks te meten. Dat blijkt uit een evaluatie van de versterkingsgelden door onderzoeksinstituut Rand Europe. De preventieparadox, noemt Van Buuren dat. ‘Bewijs maar eens dat dankzij jouw beleid iets níét is gebeurd.’
Bevoegdheden
Zeker op gebied van extreem-rechts is een grote slag te maken, concludeert het instituut. Er is in gemeenten doorgaans een kleine groep ambtenaren verantwoordelijk voor veiligheid, waarvan radicalisering slechts een onderdeel is. Zodoende hebben ze beperkt contact met jongeren die kwetsbaar zijn voor rechts-extremistische denkbeelden.
In de politiek woedt bovendien een discussie over wie welke bevoegdheid heeft om op te treden tegen radicalisering. Van Buuren: ‘De inlichtingendiensten monitoren van alles, maar mogen alleen bij een feit dat de nationale veiligheid bedreigt een ambtsbericht delen met politie en justitie. Ze zien veel meer, maar zijn gebonden aan wettelijke beperkingen. Ook over de rol van de NCTV en gemeenten is veel discussie.’
Hoe een jongere steeds verder radicaliseert, is een proces waar veel over bekend is. ‘Het begint altijd met zoeken naar identiteit en betekenisgeving’, zegt Willem Wagenaar, onderzoeker van de Anne Frank Stichting. ‘In hun zoektocht belanden deze jongeren bij groepen die hun de antwoorden op hun vragen geven.’
Aanvankelijk is er alleen een gevoel van onbehagen over de maatschappij, zegt Halim El Madkouri, adviseur op het gebied van extremisme. ‘Als jonge mensen het gevoel hebben dat er iets van grote waarde wordt bedreigd, zijn ze vatbaar voor radicalisering. Ze geloven: de overheid doet er niets aan. En de media zwijgen.’
Vatbaarheid
Onlangs publiceerde het Verwey-Jonker Instituut de studie Online extreem-rechtse radicalisering – handvatten voor een preventieve aanpak. Die beschrijft omstandigheden die de vatbaarheid vergroten: schooluitval of verlies van een baan, gezinsproblematiek, het verlies van een naaste en ervaringen met uitsluiting.
‘Extreem-rechtse radicalisering manifesteert zich vaak online’, zegt hoofdauteur Ron van Wonderen. ‘Het gaat veelal om jonge mannen op zoek naar gelijkgestemden. Dit is een groep die ook vaker sociaal geïsoleerd is. Sommigen van hen hebben een autistische stoornis en last van extreem zwart-witdenken.’
Radicalisering gaat in fasen, zegt Van Wonderen. ‘Zie het als een warenhuis. Je gaat met een roltrap omhoog en bij elke verdieping kun je kiezen: blijf ik hier, ga ik verder omhoog of terug naar beneden? Dat maakt het interessant om in te grijpen op het juiste moment.’
Vroegsignalering
Maar wanneer is dat? Vroegsignalering is het beste, zegt Wagenaar. ‘Als je hoort dat een jongere zich onderdompelt in een radicale club, ga je een gesprek met hem voeren. Je bouwt vertrouwen op. En dan zeg je: je kunt zo doorgaan. Dan ben je over tien jaar werkloos, heb je een strafblad, een lichaam vol tatoeages en een alcoholprobleem. Of je kiest een ander pad, een opleiding, werk, een gezin. Dan heb je over tien jaar een huis met een auto voor de deur. Het gros van de jongeren begrijpt zo’n boodschap.’
Het volgende cruciale moment is als iemand uit de groep wil stappen, maar niet weet hoe. Wagenaar: ‘Omdat hij zich ver van zijn familie en oude vrienden heeft afgezonderd, is het moeilijk om eruit te stappen. Dan moet je steun in de vorm van een exitprogramma bieden.’
Zo’n programma bestaat uit een gesprekkenreeks die, afhankelijk van de ernst, maanden tot jaren kan duren. ‘Als je een jongere uit een radicaal milieu hebt gehaald, ben je er nog niet’, zegt radicaliseringsexpert Maarten van de Donk, verbonden aan het bureau voor sociale vraagstukken Radar. ‘Je moet ook werken aan de toekomst. Als je niet helpt met de terugkeer naar een baan of school en een woning, dan is het niet effectief.’
Het belangrijkste is dat je niet moet preken, zegt Van de Donk. ‘Dat is precies wat ze gewend zijn binnen een radicale groep. Zo moeten juist zelf gaan nadenken.’
Succesvolle pilot
Dat het mogelijk is extreem-rechtse jongeren te deradicaliseren, bewijst een pilot uit 2008 in Winschoten. Daar veroorzaakte een groep van zo’n 25 ‘Lonsdale-jongeren’ problemen, met vernielingen in het uitgaansleven en vechtpartijen met asielzoekers. Forum, een kennisinstituut dat niet meer bestaat, benaderde de gemeente met het plan om de jongeren tot inkeer te laten komen. Met een subsidie van het Rijk ging het project van start.
Als medewerker van Forum was El Madkouri nauw betrokken. ‘We gingen praten met jongeren die hakenkruizen op een begraafplaats of een synagoge hadden gekalkt. Ze hadden vaak geen benul. Ze zagen het hakenkruis als verzet tegen alles wat Nederlandse normen bedreigt. We legden ze uit dat er ouderen rondlopen die de oorlog nog hebben meegemaakt, die hun eigen opa en oma kunnen zijn. Door het zien van zo’n hakenkruis komen al die trauma’s weer boven. De meesten hadden daar nog nooit over nagedacht.’
Van groot belang is volgens El Madkouri dat je vanaf de start goede afspraken maakt met instanties. Een jongen die een huurschuld had bij de woningcorporatie hoefde die bijvoorbeeld niet te betalen, op voorwaarde dat hij uit de groep zou stappen. Anderen werden aan banen of opleidingen geholpen. Uiteindelijk stapte ruim de helft van de jongeren uit de groep.
De pilot werd internationaal opgemerkt, maar kreeg geen navolging in Nederland. El Madkouri: ‘Gemeenten hebben voor zo’n project de middelen niet. Voor elke drie radicaliserende jongeren heb je gedurende maanden twee of drie ambtenaren nodig. Ik heb advieswerk gedaan voor de gemeente met de meeste Syriëgangers van Nederland. Die gemeente had niet eens één ambtenaar die zich daar fulltime mee bezighield.’
Minder zichtbaar
Wagenaar deed destijds het evaluerende onderzoek naar de pilot in Winschoten. Hij denkt dat de inzichten van toen nog steeds toepasbaar zijn. ‘Het belangrijkste is dat je de groep goed in beeld krijgt. Het grote verschil is dat tegenwoordig alles online gaat, waardoor zo’n groep veel minder zichtbaar is.’
Maar dat schept ook mogelijkheden, zegt Van Wonderen. ‘De Lonsdale-jongeren kon je herkennen aan uiterlijke kenmerken: witte veters in de boots. De groep werd een deel van je identiteit. Nu zit je anoniem in een Telegramgroep. Het is een lagere drempel om in te stappen, maar ook om uit te stappen. Stel, je krijgt een vriendin en wil uit de groep, dan heeft niemand gemerkt dat je erin hebt gezeten.’
Kijkend naar de White Lives Matter-groep verantwoordelijk voor het incident in Rotterdam, denkt El Madkouri dat zijn tactieken nog altijd goed zouden werken. ‘Als je eenmaal weet wie het zijn, kun je in gesprek gaan. Ik zou ze vertellen over de geschiedenis van Rotterdam, dat de stad is platgebombardeerd door nazi’s die dezelfde denkbeelden hadden als zij. Grote kans dat ze geen idee hebben.’