Reportage
Hoe ga je als school om met schuivende gendernormen? ‘We’re gonna start a riot’
Het 4e Gymnasium wil een school zijn waar iedereen zich thuisvoelt. Maar een veilige omgeving bieden aan leerlingen die zich identificeren als non-binair of transgender, zonder de jongeren die moeite hebben met schuivende gendernormen van je te vervreemden, blijkt nog niet zo eenvoudig.
Het was vlak voor de zomervakantie toen een groepje leerlingen van Het 4e Gymnasium in Amsterdam-West vond dat het tijd was voor actie. Al maanden eerder hadden deze leerlingen, die deel uitmaken van de zogeheten Gender and Sexuality Alliance (GSA) van de school, de directie gevraagd om genderneutrale toiletten. Hoe stond het daar eigenlijk mee?
Het groepje vroeg de conciërge om opheldering. Die zei dat het besluit was genomen om alle wc’s genderneutraal te maken en gaf toestemming om de stickers van mannen- en vrouwensymbolen te verwijderen, zo herinneren de leerlingen zich deze middag in juni.
‘Dus wij rennen door de school heen’, vertelt Samaël (18) enthousiast. ‘Overal trokken we de stickers van de wc-deuren af. We voelden ons zo radicaal! Woohoo!’ Demonstratief gingen de leerlingen, van wie een aantal zich identificeert als trans jongen of non-binair, toiletten in waar ze voorheen niet in hadden gedurfd.
Charlie, een non-binaire leerling van destijds 14 die aangesproken wil worden met de voornaamwoorden ‘die’ en ‘hun’, ging naar de wc die tot een paar minuten eerder als het jongenstoilet bekend stond. Toen die uit het hokje kwam, stond er een groepje jongens uit dezelfde jaarlaag bij de wasbakken.
‘Ze gingen om me heen staan en lieten me niet weggaan’, zegt Charlie, die uit angst voor negatieve reacties niet met hun echte naam in de krant wil. ‘Ze scholden me uit voor ‘kankerhoer’ en zeiden dat ik moest ‘opkankeren’.’
Nog diezelfde middag zaten ze bij de rector: de vier leden van de GSA en de conciërge. ‘De rector vond het heel erg voor me wat er was gebeurd’, zegt Charlie. ‘Maar het kwam erop neer dat ik daar niet had moeten zijn en dat we de wc’s niet zomaar genderneutraal hadden mogen maken.’
En de jongens? Die kregen ‘een socratisch gesprek’ met Charlie en Samaël, in het bijzijn van de mentor. Charlie: ‘Op onze school wordt over álles een gesprek gevoerd.’
Gepolariseerd debat
Net als bijna alle andere middelbare scholen in Nederland heeft Het 4e Gymnasium sinds een paar jaar in toenemende mate te maken met leerlingen die zich niet identificeren met hun geboortegeslacht. Ze vragen de docenten om hen voortaan aan te spreken met een nieuwe naam of andere voornaamwoorden, door hen steevast ‘pronouns’ genoemd. Dat kan ‘hij’ of ‘zij’ zijn, in het geval van trans jongeren, maar ook ‘die’ of ‘hen’, als het gaat om leerlingen die zich als non-binair identificeren omdat ze zich niet thuisvoelen in de hokjes man of vrouw.
Terwijl dit op veel scholen al een dagelijkse praktijk is, woedt er in de maatschappij en de media een hevig gepolariseerd debat over hetzelfde thema. Hoe kan het, vragen sommigen zich af, dat er opeens zo’n toename is van jongeren die worstelen met hun genderidentiteit? En kunnen we de gevolgen daarvan wel overzien? Afhankelijk van welk kamp je spreekt, is er sprake van een zeer zorgwekkende of juist een bevrijdende ontwikkeling.
Een middelbare school is logischerwijs – vanwege de levensfase waarin leerlingen zich bewust beginnen te worden van hun seksualiteit en identiteit – de plek waar jongeren experimenteren met gender en waar dit proces in goede banen geleid moet worden.
Zeker op progressieve scholen in grote steden lijkt deze ontwikkeling niet te stuiten. Schoolleiding en docenten zien zich daar dagelijks geconfronteerd met de vraag: hoe ga je hier goed mee om? En: hoe maak je de school inclusief voor iedereen, dus ook voor het deel van de scholieren dat weinig moet hebben van de snelle veranderingen?
Op zoek naar een antwoord nam de Volkskrant een kijkje bij Het 4e Gymnasium, een school die niet per se representatief is voor het hele voortgezet onderwijs, maar wel een waar het thema gender nadrukkelijk speelt. Wat blijkt? Zelfs op zo’n vooruitstrevende plek gaan de verschuivende gendernormen gepaard met het nodige gepiep en gekraak.
Even wennen
Voor de meeste docenten was het wel even wennen. ‘Inclusiviteit’ stond altijd al hoog in het vaandel bij Het 4e Gymnasium, maar tot een jaar of zes geleden betekende dat vooral dat de school een veilige omgeving probeerde te bieden aan het voor een Amsterdams gymnasium relatief hoge aantal leerlingen met een migratieachtergrond (20 procent) en iedereen die uitkwam voor zijn of haar homoseksuele geaardheid. En toen was daar ineens die leerling die voortaan met een andere voornaam en andere pronouns wilde worden aangesproken.
‘In de docentenkamer bespraken we met elkaar hoe we hiermee moesten omgaan’, zegt Matthias Konecny, die al twaalf jaar Engels geeft op Het 4e Gymnasium. ‘Het was even raar, we vergisten ons snel.’
Geschiedenisdocent Bregje Prent had daarvoor nog nooit van ‘non-binair’ gehoord. ‘Toen de GSA hier een keer een voorlichting over genderfluïdititeit kwam geven, dacht ik: wow, dit wist ik allemaal niet. Ik werd gewoon onderwezen.’
Inmiddels heeft de school – op een totale leerlingenpopulatie van 800 – in elke klas van dertig leerlingen wel één of twee jongeren die een genderidentiteit hebben die afwijkt van hun geboortegeslacht, zo schatten docenten en leerlingen in. De meesten identificeren zich nu als non-binair, een enkeling als transgender. Voor het gros van deze leerlingen geldt dat ze geboren zijn met vrouwelijke geslachtskenmerken. Op school zit voor zover bekend op dit moment niemand in een traject voor een medische transitie.
Daarnaast kent de school diverse jongeren die vasthouden aan hun geboortegeslacht maar wel experimenteren met mannelijke en vrouwelijke verschijningsvormen. Er zijn jongens die nagellak dragen en vorig jaar zat er in de zesde klas een meisje dat soms een snor op haar gezicht tekende.
Geen docent op Het 4e Gymnasium die nu nog opkijkt van leerlingen die losbreken van traditionele genderpatronen. Wat in de samenleving speelt, luidt de breed gedeelde opvatting, vindt nu eenmaal ook zijn weg naar de school. Sommigen houden er wel rekening mee dat er sprake kan zijn van een modeverschijnsel. ‘Er zullen misschien leerlingen zijn die het niet leuk vinden dat ik dit zeg’, zegt een medewerker. ‘Maar zoals je vroeger skaters, alto’s en emo’s had, is er nu een andere smaak bijgekomen om je identiteit te ontwikkelen. Ik kan me voorstellen dat het een zoektocht is waarbij sommige kinderen op een gegeven moment weer een ander pad inslaan.’
Het overschakelen op andere namen en voornaamwoorden gaat de meeste docenten inmiddels een stuk makkelijker af. ‘Ik zie het als iets moois dat kinderen de vrijheid voelen om zo met hun identiteit bezig te zijn’, zegt Prent. ‘Het is de taak van de school om hun daarin een veilige omgeving te bieden’, vindt Konecny.
Schuivende gendernormen
Maak tijdens de pauzes een rondje door de aula van Het 4e Gymnasium en je ziet een diverse meute doodgewone grootstedelijke pubers, die samenklitten en kletsen in groepjes. Gevraagd naar de omgang met genderkwesties halen velen hun schouders op: tja, iedereen heeft wel een non-binaire klasgenoot, maar zelf zijn ze er niet echt mee bezig. ‘Prima, you do you’, vat een 17-jarige jongen de algemene houding samen.
Tegelijkertijd valt op hoe Het 4e Gymnasium probeert mee te bewegen met de schuivende gendernormen. Vlak bij de genderneutrale toiletten op de begane grond hangen twee grote regenboogvlaggen die bewust een beetje scheef – dus niet straight – zijn bevestigd. In de mediatheek staan meerdere romans op de plank waarin trans jongeren de hoofdrol spelen. Op de Instagrampagina van de school prijken foto’s van festiviteiten op Coming Out Day en Paarse Vrijdag. Het 4e Gymnasium heeft een fanatieke Gender and Sexuality Alliance (GSA), die deel uitmaakt van een landelijk netwerk van leerlingen die zich sterk maken voor lhbti-rechten en op honderden scholen actief zijn.
Ook de lesstof is bij sommige vakken aangepast aan de nieuwe realiteit. Bij filosofie heeft het verlichtingsdenken van René Descartes deels moeten wijken voor de ideeën over gender van Simone de Beauvoir. Bij biologie vertellen de docenten, als eigen toevoeging aan de lesboeken, dat er meer variaties bestaan dan alleen mannen en vrouwen. Ondertussen wordt er vanuit de schoolleiding heel voorzichtig nagedacht over inclusiever taalgebruik, zoals het vermijden van een aanspreekvorm als ‘jongens en meisjes’.
Zelfs voor Amsterdamse begrippen is het vrij uitzonderlijk hoe Het 4e Gymnasium met genderdiversiteit omgaat, zegt Tina Thijmen Oosterbaan. De stagiair-docent Engels, die zich identificeert als non-binair en transgender en voor zichzelf de voornaamwoorden ‘die’ en ‘hen’ hanteert, werkt sinds enkele maanden op de school. ‘Of mensen meneer of mevrouw tegen me zeggen, maakt me niet zoveel uit. Als het maar met respect is.’
Lastige vragen of vervelende opmerkingen over hun genderidentiteit heeft Oosterbaan vooralsnog niet gekregen. Er zijn genoeg scholen waar dat anders zou zijn geweest, weet de leraar in opleiding. Voorheen gaf die namens het COC voorlichting op scholen over gender en seksualiteit. ‘Ik zat na afloop van zo’n voorlichting een keer met een collega in de docentenkamer, toen we iemand hoorden zeggen: zijn die manwijven al weg?’
Eenzaamheid
Diverse medewerkers van Het 4e Gymnasium spannen zich in om leerlingen die met hun genderidentiteit worstelen goed te begeleiden, van betrokken docenten tot de schoolpsycholoog. Dat is ook wel nodig, zegt Marit Gerretsen, voormalig zorgcoördinator op de school. ‘Veel pubers worstelen met eenzaamheid en somberheid, maar in deze groep zijn dit soort gevoelens nog sterker aanwezig.’
Eén plek in de school waar relatief veel jongeren die zich anders identificeren dan hun geboortegeslacht elkaar tegenkomen is de ‘huiskamer’, een ruimte met zitbanken op de eerste etage waar leerlingen tot half 7 ’s avonds terechtkunnen voor huiswerkbegeleiding en een luisterend oor. Ook hier hangt een regenboogvlag aan de wand, evenals een A4’tje waarop alle varianten van gender en seksuele voorkeur worden uitgelegd.
Volgens Gerretsen is het geen toeval dat een deel van de leerlingen die dagelijks naar de huiskamer komen non-binair of transgender is. ‘Het zijn vaak kinderen die niet lekker in hun vel zitten. Er is een overlap met sociale en emotionele problemen, er zijn soms spanningen thuis, waardoor ze zich niet goed kunnen concentreren op hun schoolwerk of liever niet veel thuis zijn.’
Tirza Gevers, coördinator van de huiskamer, probeert ‘een warm bad’ te creëren voor dit soort jongeren. ‘Ik spreek nadrukkelijk uit dat iedereen hier helemaal zichzelf kan zijn, waarbij het helpt dat ik zelf biseksueel ben’, zegt ze. ‘Leerlingen die wat verder zijn in hun zoektocht kunnen hier ervaringen uitwisselen. En leerlingen die nog aan het begin staan kunnen leren van hoe anderen uiting geven aan hun seksualiteit. Zodat ze misschien denken: hé, dat wordt blijkbaar geaccepteerd.’
Tot een paar jaar geleden bestond de groep in de huiskamer veelal uit leerlingen die thuis geen Nederlands spreken en van hun ouders niet altijd de benodigde hulp krijgen met huiswerk. Gerretsen: ‘Dat zijn nu soms ook de kinderen die juist worstelen met de progressieve ideeën van de GSA. Bijvoorbeeld meisjes die zeggen: ik vind het niet fijn als iemand die zich meisje voelt maar fysiek nog jongen is zich bij mij in de kleedkamer omkleedt.’
Door de diverse samenstelling van de huiswerkgroep ziet Tirza Gevers soms leerlingen met verschillende opvattingen in botsing komen. Ze vertelt over een jongen die vanuit zijn religieuze achtergrond weerstand voelde tegen genderdiversiteit. ‘Hij zei tegen een non-binaire leerling: hoezo zou ik jou anders gaan noemen? Dat klopt toch niet?’
Conservatieve opiniemakers
Soms, zegt rector Jeroen Bergamin, zijn er ouders die vinden dat Het 4e Gymnasium doorschiet. Dat de school te makkelijk denkt over het thema gender en leerlingen te veel in de gelegenheid stelt om te experimenteren met hun identiteit.
Die kritische geluiden staan niet op zichzelf. De afgelopen jaren verschenen er in de media diverse bijdragen van behoudende christenen, conservatieve opiniemakers en ‘radicale feministen’ die zich zorgen maken over de toename van jongeren die zich als transgender of non-binair identificeren en soms onomkeerbare behandelingen ondergaan. Onder de jongeren die in transitie willen is een verschuiving gaande: tot een paar jaar geleden waren het vooral geboren jongens die de meerderheid vormden, nu is de groep geboren meisjes veel groter. Hoe dat kan is vooralsnog onduidelijk.
De bezorgde en kritische stemmen in dit debat denken dat de grote toename alleen te verklaren is als rage. Zij vrezen dat jongeren die met zichzelf in de knoop zitten elkaar aanpraten dat zij in een verkeerd lichaam geboren zijn – een theorie waarvoor geen overtuigend wetenschappelijk bewijs bestaat.
De critici halen bovendien studies aan waaruit zou blijken dat veel van deze jongeren met mentale problemen kampen of een autismespectrumstoornis hebben. Zolang er niet meer onderzoek wordt gedaan naar de psyche van deze jongeren, moet de samenleving hen tegen zichzelf in bescherming nemen, vinden zij.
Bergamin ziet dat anders. ‘Ik heb het idee dat wij het belang van het kind altijd vooropstellen’, zegt hij. ‘Dat we heel goed kijken: wat is er met die leerling aan de hand? En wat is goed voor die leerling? Dat is ons uitgangspunt. Als een leerling in de puberteit zit, dan experimenteert die ook met zijn identiteit. Dat doet elke puber. Een leerling moet zichzelf leren kennen, iets uitproberen, tegen beperkingen aanlopen. Dat hoort bij het opgroeien. Ik vind het ingewikkeld om daar grenzen aan te stellen.’
Klaar voor revolutie
Maar hoe ervaren leerlingen het eigenlijk zelf om als non-binair of transgender door het leven te gaan op Het 4e Gymnasium? Daar kunnen de leden van de GSA scherp over vertellen. In een lokaal op de eerste verdieping zit de ‘harde kern’ van de groep: Samaël, Sanderijn, Lente en Charlie.
Samaël, een leerling uit de zesde, is de oudste en meest uitgesproken van het stel, draagt opvallende witte make-up en wil aangesproken worden met ‘die’ en ‘hun’. Thuis gaat dat niet altijd goed. ‘Mijn ouders hebben nog tijd nodig.’ Lente (16) is de afgelopen jaren door ‘een flinke gendercrisis’ gegaan. ‘Ik was een tijdje non-binair, maar ik kreeg veel gedoe omdat ik me nog vrouwelijk kleed. Nu maakt het me niet meer uit hoe ik word genoemd.’ Sanderijn (16) heeft gemillimeterd haar en gebruikt de pronouns ‘die’ en ‘hun’. ‘Mijn broer noemt me in ruzies soms nog expres een meisje.’
De ontwikkeling die jongeren zoals zij doormaken is niet los te zien van sociale media, zeggen de GSA-leden. Sanderijn: ‘Daar heb ik geleerd wat het betekent om non-binair te zijn.’ De inmiddels 15-jarige Charlie ziet ook een ander effect van Instagram, waar menig influencer nog altijd een stereotiep geseksualiseerd vrouwbeeld hooghoudt. ‘Ik heb een vriendin die zich daar niet in herkende. Zij is toen een jaar lang geswitcht tussen pronouns en geaardheden omdat ze dacht: zo ben ik niet. Uiteindelijk besloot ze: ik ben een vrouw, maar niet dat type vrouw.’
Geestdriftig vertelt het viertal dat de populariteit van de GSA groeit, naar ongeveer veertig leden nu en dat het steeds meer geaccepteerd is op school om trans, queer of non-binair te zijn.
Maar naarmate het gesprek vordert, verandert het langzaam van toon, vertellen de leerlingen over hun worstelingen en mentale problemen, en komen er steeds meer verhalen over pesten en intimidatie naar boven.
Samaël zegt dagelijks nageroepen te worden door vierdeklassers. ‘Scheldwoorden als homo of flikker hoor je de hele tijd hier.’ Charlie is een paar weken geleden toegevoegd aan een groepschat ‘vol met derdeklassers’. De groepsafbeelding was een foto van de GSA-leden met een Pride-vlag. ‘Ze hebben ons kapotgemaakt in de groep. Ik heb het nummer van de beheerder gebeld en ben zo boos geworden.’
Vooral de jongere leerlingen zijn lomp en intolerant, zeggen de GSA-leden. Lente: ‘Ze beginnen heel jong al te schelden.’
Gevraagd uit welke hoek de vijandigheid vooral komt zijn de GSA-leden eensgezind. Lente: ‘Meer van de stoere, witte heterojongens dan van de groep die wegens hun geloof weerstand voelt, die houden hun mening voor zich. De eerste groep is brutaler. Op Paarse Vrijdag komen sommige islamitische leerlingen bewust niet op school. Dat is ook oké.’
De GSA-leden realiseren zich dat ze op een progressieve school zitten, toch zijn ze zeer kritisch op de leiding. Ze vinden dat de school pronkt met diversiteit en inclusiviteit. ‘Op Paarse Vrijdag laat de school op Instagram zien: kijk hoe goed we zijn! Maar als wij zeggen: sommigen van ons voelen zich niet veilig in de toiletten, dan is het opeens een heel ander verhaal. Van veel van onze voorstellen is niets terechtgekomen. Als je trots bent op de GSA, dan moet je ook dingen voor ons doen. Vorig jaar waren we op het punt: oh my god, we’re gonna start a riot!’
Charlie: ‘Ik ben nog steeds op dat punt. Ik ben klaar voor revolutie. We hebben het er vaak over gehad: hoe kunnen we onze acties iets radicaler aanpakken?’
Als het aan de GSA ligt, komt er een apart beleid tegen gendergerelateerd pesten en komen er genderneutrale kleedkamers bij het gymlokaal. Maar de belangrijkste strijdpunten zijn de wc’s – die nu officieel genderneutraal zijn, maar in het dagelijkse gebruik nog altijd verdeeld zijn in jongens- en meisjestoiletten – en de omgang met pronouns.
Als een leerling nu anders aangesproken wil worden, vraagt die vaak aan de mentor of er een mailtje naar alle docenten gestuurd kan worden. Of de leerling vraagt het aan elke docent afzonderlijk, een heel karwei. De wens van de GSA is dat scholieren hun voornaamwoorden, zonder tussenkomst van ouders, kunnen laten aanpassen in Magister, de software die scholen gebruiken voor roosters, cijfers en andere gegevens.
‘Dat mocht niet omdat pronouns persoonsgegevens zouden zijn en ouders dan altijd toestemming moeten geven’, zegt Samaël. ‘We hebben toen de hulp van een jurist ingeschakeld. De conclusie was dat pronouns geen persoonsgegevens zijn. Maar nog altijd mag het niet.’
Soms gaat het mis, vertelt Samaël. ‘Een leerling vroeg aan de mentor of hij een mailtje kon sturen naar alle docenten voor nieuwe pronouns. De mentor zei: nee, dat kan ik niet doen zonder toestemming van ouders. Laat maar dan, zei de leerling, want die ouders zouden het niet begrijpen. Toen is er toch nog een verplicht gesprek gekomen waarbij de leerling is ‘geout’ bij zijn ouders. Dat zijn dus situaties die wij willen voorkomen.’
Rector Jeroen Bergamin heeft een andere lezing van dit voorval: ‘We hebben deze leerling niet geout, maar op zijn verzoek wel het gesprek tussen hem en zijn ouders begeleid.’
Praktische bezwaren
Hoe graag ze ook zouden willen, vertellen medewerkers van Het 4e Gymnasium, de wensen van de GSA kunnen niet van de ene op de andere dag worden ingewilligd. Natuurlijk, vinden ze, pesten en intimideren moet worden aangepakt.
‘Daarin heeft de school zeker een rol’, zegt Jeroen Bergamin. ‘Het woord homo wordt hier te veel gebruikt als scheldwoord. Maar veel leerlingen realiseren zich te weinig hoe kwetsend dat is.’
Veel van de verhalen van de GSA over pesterijen zijn nieuw voor Bergamin. ‘Ik hoor dat en denk: verdorie, dat moet echt anders. Een punt is dat het pesten niet altijd gemeld wordt, om wat voor reden dan ook.’
Op een gymnasium wordt er bovendien slimmer en sluwer gepest dan op andere scholen, denkt voormalig zorgcoördinator Marit Gerretsen. ‘De leerlingen zijn slim genoeg om te weten dat ze meteen problemen krijgen als ze openlijk pesten in de les. Het gaat onder de radar.’
Verder staan er nogal wat praktische bezwaren in de weg van de wensen van de GSA. Vooral: tijd. De docenten willen best voorlichting van de GSA krijgen, maar vinden tegelijkertijd dat ze al te weinig uren over hebben om toetsen na te kijken. Daarnaast kent het gebouw beperkingen. Voor een genderneutrale kleedkamer is niet zomaar ruimte. En de wc’s zijn nu eenmaal in twee blokken verdeeld, met urinoirs in de rechter. Daar worden nu hokjes omheen gebouwd.
Het vraagstuk rond aanspreekvormen suddert intussen voort. Wat is de beste aanpak als leerlingen niet willen dat ouders worden ingelicht?
‘We zijn nog zoekende’, zegt Gerretsen. Ze vertelt over een leerling die ze maandenlang met een jongensnaam aansprak. ‘Vlak voor de ouderavond zei hij tegen me: mijn ouders weten het nog niet, dus wil je vanavond alsjeblieft mijn meisjesnaam gebruiken?’ Ingewikkeld, vindt ze. ‘Het voelt alsof ik de identiteit van diegene negeer als ik dat doe.’
Verplaats je ook eens in een ouder, zegt Gerretsen. ‘Ik zou het zelf heel erg vinden als mijn kind door de hele school anders wordt genoemd en ik van niks weet. Er zijn ook ouders geweest die boos waren op de school omdat wij zijn meegegaan in de wens van hun kind.’
In één zo’n geval, vertellen meerdere bronnen binnen de school, is er toen gekozen voor een compromis. Een leerling met een meisjesnaam wilde voortaan een jongensnaam gebruiken. Van de ouders mocht dat niet. Vervolgens is besloten een andere naam te hanteren, een afkorting van de originele naam die minder meisjesachtig klonk. Met die oplossing was zowel de leerling als de school achteraf ongelukkig.
Na een aantal van dit soort incidenten is rector Jeroen Bergamin tot de conclusie gekomen dat een standaardbeleid niet werkt. ‘We bekijken het per geval. Hoe staan de ouders erin? Wat is de fase waarin de leerling zit? Kunnen we begeleiding bieden? Dat is maatwerk.’
Iedereen erbij houden
Minstens zo complex, vindt de rector, is de vraag hoe de school het beste recht kan doen aan het begrip ‘inclusiviteit’. Want hoe zorg je ervoor dat je én een veilige omgeving biedt aan leerlingen die zich identificeren als non-binair of transgender, en ondertussen de jongeren die moeite hebben met schuivende gendernormen niet van je vervreemdt?
‘Onze school is een soort minisamenleving met leerlingen uit alle sociale klassen en alle delen van de stad’, zegt Bergamin. ‘En we willen iedereen erbij houden.’
Geschiedenisdocent Bregje Prent: ‘Inclusie van de ene groep, kan leiden tot exclusie van de andere. We hebben hier kinderen met een biculturele achtergrond die het onderwerp gender maar lastig vinden. En er zijn ook genoeg autochtone jongens en meisjes voor wie dat geldt.’
Bij sommigen beperkt zich dat tot lichte irritatie, zo wordt duidelijk als je wat langer doorpraat met jongeren in de aula.
‘Er zijn leerlingen die voortdurend van pronouns veranderen’, zegt een vijfdeklasser. ‘En die worden dan ook nog boos als je ze verkeerd aanspreekt.’
Een vierdeklasser vertelt: ‘Mijn beste vriendin was heel erg bezig met haar identiteit. Het veranderde bijna elke week. Eerst was ze bi, en toen weer lesbisch en later toch weer bi, of pan of zo. Het was het enige waar ze nog over kon praten. Daar werd ik wel moe van.’
Bij anderen is de ergernis sterker, al wordt dat niet altijd openlijk geuit. Tekenend is dat de prullenbakjes die sinds enige tijd in de jongenstoiletten zijn geplaatst, speciaal voor leerlingen die zich niet meer identificeren als meisje maar nog wel menstrueren, met enige regelmaat door onbekenden worden gesloopt.
Het is best moeilijk om op Het 4e Gymnasium een afwijkend standpunt over gender hebben, vertelt vijfdeklasser Rembrandt, die het zelf ‘goed’ vindt dat er op school zoveel aandacht is voor de belangen van jongeren die zich als non-binair of transgender identificeren.
‘Hoe meer het op school over gender gaat, hoe meer spanning dat met zich meebrengt’, zegt hij. ‘Er zijn nu eenmaal leerlingen die er vanwege hun religie anders over denken. Maar als zij tijdens een klassikale discussie hun mening geven, dan wordt hun meteen door de rest van de klas het zwijgen opgelegd.’
Dat het op dit vlak zelfs tussen vrienden kan botsen, blijkt als zesdeklassers Daan en Luca (hun namen zijn om privacyredenen gefingeerd) tijdens een lespauze de vraag krijgen voorgelegd hoe zij aankijken tegen medeleerlingen die zich niet meer identificeren met hun geboortegeslacht.
Daan: ‘Als iemand graag met andere pronouns aangesproken wil worden, dan schik ik me daarin.’
Luca: ‘Ik niet. En als iemand daar problemen mee heeft, dan is dat zijn probleem.’
Daan: ‘Maar het kost jou geen enkele moeite om het te doen, en je doet er een ander veel plezier mee.’
Luca. ‘Ik vind gewoon: je bent het een of het ander. Dus ik doe daar niet aan mee. Ik snap trouwens ook niet waarom al die regenboogvlaggen hier hangen.’
Daan: ‘Om uit te stralen dat wij inclusief zijn.’
Luca: ‘Waarom hangt er dan geen vlag van de islam, of zo? Dat vind ik gek.’
Daan: ‘We leven hier in Nederland. Dit hoort bij onze normen en waarden.’
Luca: ‘Maar normen en waarden zijn voor elke persoon anders. Ik vind dat me nu iets wordt opgedrongen.’
Daan: ‘Maar dat is niet zo’
Luca: ‘Ik zeg toch: ik vínd. Dat is mijn méning.’
Toch geloven de leidinggevenden en docenten van Het 4e Gymnasium nog altijd dat de dialoog het beste middel is om de gevoeligheid rond de genderdiscussie te verminderen. Coördinator onderwijsondersteuning Tirza Gevers zag het in de huiskamer gebeuren bij de jongen die vanwege zijn geloof niets moest hebben van een medeleerling die van naam en pronouns was gewisseld. ‘Na een tijdje heeft hij die leerling beter leren kennen. Toen begon hij te begrijpen dat die zich thuis wil voelen in het eigen lichaam, dat iemands genderidentiteit geen consequenties voor hem heeft en dat zijn eigen geaardheid niet wordt aangetast door andermans voorkeuren. Nu kunnen die twee prima door een deur.’
Dat er in de hogere klassen beduidend minder gepest wordt, is voor de docenten het bewijs dat die constante dialoog op de langere termijn zijn vruchten afwerpt. De leerlingen worden ouder en wijzer, is de achterliggende gedachte, en houden steeds meer rekening met elkaar. Zesdeklasser Samaël: ‘In mijn eigen jaarlaag weten mensen wel beter dan mij lastig te vallen.’
De echte wereld
Laatst zei een medewerker van Het 4e Gymnasium tegen Samaël: ‘Waarom maak je je zo druk over wat je kunt veranderen op school? In de echte wereld ga je het nog veel zwaarder krijgen.’ Woedend was Samaël over die opmerking. Wat was dat voor boodschap?
Natuurlijk, weten de GSA-leden, als straks het schoolexamen achter de rug is zullen ze misschien nog wel meer worden geconfronteerd met mensen die denken dat hun nieuwe genderidentiteit alleen maar aandachttrekkerij is.
Samaël: ‘Zelfs mijn moeder zei: je doet het voor de aandacht. Alsof de aandacht die ik krijg zo fijn is. Op straat word je nageroepen, op school ook. Thuis krijg je ruzie met je ouders. Op een gegeven moment voel je je nergens meer veilig. Het hele sociale leven wordt moeilijker: daten, vrienden maken. Constant heb je in je achterhoofd de vraag: mogen ze me wel? Accepteren ze me?’
Ook aan de kritiek dat jongeren elkaar aanzetten tot geslachtsoperaties zal straks, buiten de muren van Het 4e Gymnasium, moeilijk te ontsnappen zijn. Samaël: ‘De angst is: we zien iets op sociale media en het volgende moment willen we een operatie. Maar zo werkt het niet. De wachtlijst voor zo’n traject is al tweeënhalf jaar. Daarna moet je een half jaar in therapie. Mensen die het traject in gaan denken er heel lang over na.’
Er zijn dagen waarop Samaël extra strijdbaar wordt van alle weerstand die hun nog te wachten staat. Maar soms wint de moedeloosheid het van de strijdlust. ‘Na het debat in de Tweede Kamer over de mogelijkheid om je geslacht in je paspoort te veranderen heb ik gehuild. Die politici mogen beslissen over mijn lot, maar hebben geen flauw benul wat het is om transgender te zijn. Ze weten niet hoe het is om dag in, dag uit voor de spiegel te staan en te denken: fuck, ik moet nog jaren door met dit lichaam.’
Eigenlijk, zeggen Samaël en de andere leden van de GSA, hebben ze het nu op Het 4e Gymnasium nog niet eens zo slecht getroffen.
Charlie: ‘We krijgen hier wel de ruimte om onze mening te uiten.’
Sanderijn: ‘En sommige docenten zijn lifesavers.’
Samaël: ‘Letterlijk.’
Lente: ‘Als ik het vergelijk met verhalen van vrienden op andere scholen, dan denk ik: we hebben het hier best wel goed.’