Hockeyploeg kan zich volgens Delissen met Johnson meten
Tot twee keer toe hadden Marc Delissen en zijn maten zich laten misleiden door hun euforische gevoelens. Anderhalf jaar geleden, in de WK-finale tegen Pakistan, en vorig jaar, in de eindstrijd van het EK tegen Duitsland, waanden zij zich een halve wedstrijd te vroeg de winnaars van het toernooi....
Van onze verslaggever
Jaap Visser
ATLANTA
Dat het Nederlands elftal eindelijk zijn rol van favoriet waarmaakte, deed Marc Delissen gloeien van trots. De scheidende aanvoerder sprak vrijdagnacht na de zwaarbevochten 3-1 overwinning op outsider Spanje gewichtige woorden in de kleedkamer. Hij refereerde aan de Holland Acht en Michael Johnson, een Olympisch team en een idividuele atleet die in Atlanta aan hooggespannen verwachtingen wisten te voldoen. Marc Delissen: 'Alleen de groten kunnen dat: op hun best zijn op het moment dat het er echt toe doet.'
In Atlanta was de zo talentvolle Nederlandse hockeyploeg inderdaad op z'n best, behoudens in de groepswedstrijd tegen Groot-Brittannië (2-2) en in de finale tegen Spanje. De harde lessen van het WK en het EK hadden de routiniers Delissen, Taco van den Honert, Floris-Jan Bovelander en Jacques Brinkman geleerd dat hoogmoedig hockey onherroepelijk tot een smadelijke val leidt.
Vandaar dat de mannen met meer dan tweehonderd interlands zich nauwgezet op de laatste klus van de Spelen hadden voorbereid. Te nauwgezet zelfs, zo bleek in de eerste helft, want overconcentratie deed de favoriet voor de Olympische titel volledig blokkeren. De balcirculatie kwam geen moment op gang en omdat zelfs de eenvoudigste combinaties spaak liepen, kon Spanje naar hartelust counteren.
De verrassende finalist had alle ruimte op de helft van de tegenstander omdat Nederland wanhopig probeerde pressie te spelen en met man en macht ten aanval trok. Zes kansen kreeg Spanje voor rust, vijf keer wierp Ronald Jansen zich met succes in de baan van een schot. Eén keer zeilde de bal buiten zijn bereik naast het doel.
De keeper deed naderhand laconiek over zijn cruciale rol. 'Als je ballen krijgt, kun je ze ook tegenhouden.' Maar tien minuten na rust werd Jansen door een ziedend schot van Victor Pujol toch verrast. Het was het keerpunt in de finale. Jansen: 'Na afloop zeiden de jongens: ''blij toe dat je er eindelijk een doorliet''. Op dat moment viel alle druk en spanning van ons af.'
Tien minuten na de Spaanse openingstreffer stond Nederland op voorsprong. Bovelander verving Van den Honert als scherpschutter op de rand van de cirkel en binnen drie minuten produceerde hij twee keer een voltreffer. De geslaagde wijziging van strategie bij de strafcorner typeerde de Nederlandse aanvalskracht. Hebben de meeste landen nog altijd de grootste moeite een behoorlijk rendement uit de strafcorner te halen, Nederland had met Bovelander, Taco van den Honert en het talent Bram Lomans drie specialisten van bijna ongekende klasse.
In de halve finale tegen Duitsland (ook 3-1) was het Van den Honert die twee korte hoekslagen in doelpunten omzette. De twee meter lange Lomans speelde bij die variant de rol van stoorzender. Nog voordat Van den Honert pushte, stormde de speciaal daarvoor in het veld gebrachte bankzitter op het doel af en ontnam de Duitse defensie het zicht op de bal.
Tegen Spanje koos Nederland bij de eerste strafcorner voor dezelfde optie, maar toen Van den Honert de bal op de hak van Lomans duwde, werd onmiddellijk overgeschakeld op de swing van Bovelander. Die hielp Nederland, zoals zo vaak in grote wedstrijden, uit de penarie. Bij 2-1 werd de variant met Lomans gedemonstreerd. Eén keer eerder, tegen Zuid-Korea, had de derde schutter de trekker mogen overhalen. Met succes. Lomans tweede treffer van het toernooi besliste drie minuten voor tijd de Olympische finale.
Delissen, de centrumspits met een verleden als spelverdeler, kreeg het glorieuze afscheid dat hij zich zo vurig wenste. De 31-jarige jurist wil zich na twaalf jaar en 261 interlands gaan richten op zijn maatschappelijke carrière. Met het Nederlands elftal won hij in 1987, in Moskou, de Europese titel, in 1990, in Lahore, de wereldtitel en, op de valreep in Atlanta, de Olympische titel.
Delissens macht binnen de selectie groeide met de jaren en in de maanden voor de Spelen was de aanvoerder een baasje geworden. 'Maar het is beslist niet zo dat ik het bij het Nederlands elftal voor het zeggen heb gehad. Het is nooit zo geweest dat als Delissen A zei de bondscoach dat automatisch ook deed.'
Roelant Oltmans mag dan een coach zonder spannende teksten zijn, een wat kleurloos brave borst, Delissen roemt zijn vakmanschap en toewijding. 'Roel is een man met ongelooflijk veel kennis van zaken. Hij kan heel goed analyseren en is erin geslaagd een groep talentvolle individuen bijna perfect in balans te krijgen.'
Volgens Delissen was er tijdens het Olympische project sprake van een volledige symbiose tussen de begeleiders en de routiniers van het elftal. 'Daardoor kon alle ervaring worden gebundeld.' Bepalend was ook de invloed van Maurits Hendriks, de jonge coach die het HGC van Delissen dit seizoen naar de landstitel leidde.
Op voorspraak van de aanvoerder van de nationale ploeg werd Hendriks assistent-bondscoach en op dringend advies van zijn nieuwe assistent schoof Oltmans spelverdeler Delissen een linie naar voren. Dit HGC-model bleek ook in Oranje te werken, vooral omdat het nieuw was voor de tegenstanders die na ruim elf jaar al aardig gewend waren geraakt aan Delissen als centrale middenvelder.
Oltmans en Hendriks husselden vlak voor de Spelen het Nederlands elftal flink door elkaar. Alleen doelman Jansen, libero Erik Jazet en voorstopper Jeroen Delmee bleven op hun plek. Deze rigoureuze ingreep sorteerde het gewenste effect omdat de acht overgeplaatsten tijdig in hun nieuwe rol groeiden en het Nederlands elftal gevarieerder lieten aanvallen.
Marc Delissen moest in het veld soms lachen om de verbaasde gezichten bij de in verwarring gebrachte tegenstanders. 'We hebben deze keer niet onszelf, maar de concurrentie op het verkeerde been gezet.'