HIV in Nederland is een tikkende tijdbom
In Nederland laten veel minder mensen een HIV-test doen dan elders. De overheid zou zich dat moeten aantrekken, meent Martijn Verbrugge....
Nederland hoort tot de weinige landen waar mensen met HIV een behandeling krijgen die zo goed is dat zij in principe geen aids meer hoeven te ontwikkelen. Het aantal mensen met HIV is gelukkig ook klein. Van de 38 miljoen mensen met HIV die UN Aids in 2003 wereldwijd heeft geteld, leven er naar schatting negen tienduizend in Nederland (0,2 procent van de bevolking). Toch is er een groeiend probleem.
Van die negentienduizend zijn er namelijk slechts 9.386 bekend met hun HIV-status, zo heeft de Stichting HIV Monitoring per 31 maart 2004 berekend. Ook het percentage vrouwen met HIV groeit nog. Uit het grote verschil tussen de schatting en het aantal bekende HIV-positieven blijkt dat het testbeleid tekortschiet. Van de homoseksuele mannen in Nederland heeft maar 54 procent een HIV-test laten doen, in andere westerse landen ligt dat percentage veel hoger.
Het testbeleid is weinig uitnodigend voor mensen die menen een risico te hebben gelopen. De wachttijden tussen test en uitslag bedragen nog steeds zeven tot tien dagen, de mogelijkheid een betrouwbare sneltest te krijgen (binnen een uur uitslag) is nog steeds beperkt. Onderzoek onder de bijna tweeduizend testpersonen die zich bij Checkpoint hebben laten testen, leert dat voor 67 procent van de getesten de snelheid juist doorslaggevend is.
Niet alleen in het testbeleid wordt ondermaats gepresteerd, ook de preventie slaagt er na jaren van succes niet meer in de doelgroepen aan te spreken. Waren het vroeger vooral de verhalen van aids-patien in tv-programma's die mensen massaal naar het condoom deden grijpen, nu is aids in Nederland onzichtbaar. Het idee dat HIV behandelbaar is en dat men het niet zo nauw meer hoeft te nemen met veilige seks is wijd verbreid. Veel mensen blijken niet te beseffen dat HIV een leven lang pillen slikken betekent en een levenslang risico op therapie falen.
Het overheidsbeleid helpt ook niet altijd mee. Zo krijgen zwangere vrouwen een HIV-test aangeboden, maar er zijn geen voorwaarden geschapen om hun verzekerbaarheid te garanderen als ze HIV-positief blijken te zijn.
De barri van de verzekerbaarheid speelt ook in het algemeen een rol. Mensen met HIV zijn door de goede behandeling geen 'brandende huizen' meer. Integendeel, hun levensverwachting is met tientallen jaren verlengd. Desondanks kunnen zij geen verzekeringen afsluiten voor bijvoorbeeld de koop van een huis (ter afdekking van de hypotheektop), of arbeidsongeschiktheid.
Een ander voorbeeld is de strafrechtelijke vervolging van mensen met HIV die onveilige seks zouden hebben gehad. In het preventiebeleid van het ministerie van VWS wordt de gezamenlijke verantwoordelijkheid van partners voor veilige seks benadrukt, in het vervolgingsbeleid van het OM wordt alleen de verantwoordelijkheid van de HIV-geecteerden gewogen.
Bovendien heeft het OM een rigide visie op veilige seks. Hoewel er vele methoden bestaan om seks veilig te houden, is alleen het gebruik van een condoom bepalend voor de norm wat wel of geen veilige seks is. Het beleid van het OM leidt er toe dat openlijke communicatie rondom seksualiteit tot een einde komt en dat is fnuikend voor een goede preventie van HIV en andere geslachtsziekten.
Onverzekerbaarheid en het vervolgingsbeleid frustreren een goed aids-beleid. Mensen met HIV worden onnodig gediscrimineerd en gestigmatiseerd. Het algemene gezondheidsbelang zou moeten prevaleren.
De cijfers over de verspreiding van HIV in Nederland duiden nog steeds op de aanwezigheid van een tikkende tijdbom. Het beleid moet erop gericht zijn die bom onschadelijk te maken.