INTERVIEWAnnelien De Dijn
Historicus Annelien De Dijn: ‘Het begrip vrijheid is gekaapt door de elite’
Na tien jaar onderzoek naar de geschiedenis van denken over vrijheid trekt historicus Annelien De Dijn een opvallende conclusie: we hebben ons idee van vrijheid te danken aan vijanden van de democratie.
De roep om vrijheid zwelt aan. Hij polariseert en domineert direct en indirect de verkiezingsstrijd. Terwijl we terugverlangen naar de vrijheid van voor corona, rijst de vraag: wat was dat eigenlijk, die vrijheid van toen? Doen wat je wil, zonder bemoeienis van anderen? Zeggen wat je wil, zonder na te willen denken over de gevolgen? Vliegen zo ver je wil, zonder rekening te houden met het klimaat?
Twee partijen die meedingen naar de gunst van de kiezers, dragen het woord vrijheid in hun naam: VVD en PVV. Vier partijen identificeren zich met het woord democratie, dat zo verwant is aan vrijheid: D66, FvD, VVD, CDA. Wat bedoelen die partijen met vrijheid of democratie? En waarom refereren partijen op links in hun partijnaam niet aan die termen?
De Vlaamse historicus Annelien de Dijn stelt dat we meer dan ooit in verwarring zijn over vrijheid. We hebben het erover, maar weten niet meer wat we ermee bedoelen. ‘Er is sprake van een crisis van de vrijheid’, aldus De Dijn. En dat is niet ongevaarlijk in tijden waarin andere landen een autoritaire weg kiezen.
De Dijn is hoogleraar moderne politieke geschiedenis in Utrecht. Afgelopen najaar publiceerde ze bij Harvard University Press een imposante geschiedenis van 2.500 jaar denken over vrijheid. In april verschijnt de Nederlandse vertaling: Vrijheid – Een woelige geschiedenis. Het boek trekt een opvallende conclusie: onze hedendaagse visie op vrijheid hebben we niet te danken aan de vrijheidsliefhebbers uit het tijdperk van de Franse Revolutie, maar aan de conservatieve vijanden van die democratie.
Waarom raakte u zo gefascineerd door vrijheid dat u tien jaar lang werkte aan een boek over de geschiedenis van dit concept?
‘Na mijn promotie als historicus in Leuven ben ik naar de Verenigde Staten gegaan. Toen ik daar net woonde, probeerde Obama de ziekenzorg toegankelijker te maken voor meer mensen. Door iedereen te verplichten een ziektekostenverzekering te nemen, zou de zorg voor iedereen goedkoper worden, was het idee.
‘Maar tot mijn verbazing kwam daar veel verzet tegen. Demonstranten stelden dat de verplichting om gezondheidszorg te kopen een ontoelaatbare inbreuk was op hun recht op vrijheid. Ik vroeg me af: wie denkt nu zo? Uit opiniepeilingen was gebleken dat een grote meerderheid van de Amerikanen wilde dat de zorg toegankelijker werd. Het was zonneklaar dat het systeem te duur en inefficiënt was. De levensverwachting van Amerikanen was zelfs dalende. Hoe kon je iets dat iedereen ten goede zou komen afwijzen met de claim dat het je recht op vrijheid zou beperken? Hier moet ik iets mee, dacht ik toen.
‘Dit boek was aanvankelijk ook voor de Amerikaanse markt bedoeld. Europeanen die ik erover sprak, reageerden lauw: ‘O vrijheid, hmm, who cares.’ Maar nu het boek uitkomt, blijkt het mede door de beperkende coronamaatregelen ook erg te leven in Europa.’
Waar komt het idee van vrijheid oorspronkelijk vandaan?
‘De Grieken spraken 2.500 jaar geleden al over ‘vrij zijn’, en beschavingen daarvoor ook. Het ging dan om de tegenstelling tussen vrij of slaaf zijn. Vrij zijn ging over je lot, je lichaam. Of je zelf je kinderen mocht houden. Deze juridische onderverdeling tussen de vrije mens en de slaaf is tot de afschaffing van de slavernij in de 19de eeuw medebepalend geweest voor onze definiëring van vrijheid.’
Maar naast dit individuele juridische concept van vrijheid ontstond ook een politieker, collectiever vrijheidsbegrip, schrijft u.
‘Ongeveer 500 voor Christus ontwikkelden de Atheners als eersten een democratie waarin vrije mannen mochten meebeslissen over het bestuur van het land. Die Grieken begonnen over zichzelf te praten als een volk van vrije mensen. Ze ontleenden er trots aan. De Romeinse republiek nam dit concept van collectief zelfbestuur over. Maar ten tijde van het keizerrijk en in de Middeleeuwen verdween het naar de achtergrond. Keizers, koningen en hertogen kregen het weer bijna alleen voor het zeggen in Europa. Zij ontleenden hun macht aan God en het volk had te gehoorzamen.
‘De humanisten herontdekten in de 15de en 16de eeuw de oude geschriften van de Grieken en Romeinen. Het was een schok voor ze: er waren vroeger volkeren geweest die zichzelf regeerden, en niet onder de knoet leefden van koningen of andere heersers. Ze schreven erover, maar dat had niet direct politieke implicaties, behalve dan in Nederland, dat na de Opstand een republiek werd, en in mindere mate in Engeland. Pas in de 18de eeuw, als gevolg van de revoluties in Frankrijk, Amerika, Nederland en Polen, werd het democratische systeem voor het eerst op grotere schaal geherintroduceerd.’
Maar dat was in Europa niet voor lange duur, stelt De Dijn in haar boek. De Franse Revolutie mislukte, alsook revoluties in omringende landen. Een conservatieve elite wist de macht weer naar zich toe te trekken. Monarchieën werden hersteld. Waar mogelijk kregen de rijken en de kerk hun bezittingen terug. Geschrokken van de bezitsonteigeningen tijdens de revoluties, propageerde de overwinnende conservatieve elite dat de staat moest wegblijven van het privébezit. Ze gebruikten daarbij de retoriek van de vrijheid, maar stelden tegelijkertijd dat die vrijheid niets te maken had met een volk dat zichzelf bestuurt. Vrijheid wilde volgens hen zeggen dat je gewoon rustig kon genieten van je eigen bezittingen, je eigen leven.
En juist dat conservatieve vrijheidsbegrip hebben wij dus overgenomen?
‘Inderdaad. Ook wij kennen sinds de jaren tachtig een heel individualistisch vrijheidsbegrip. Het gaat niet meer over samen controle houden, het is een antistaatsvrijheidsbegrip dat privébezit beschermt. En dat is uitgevonden door die conservatieve elites die zich tegen de idealen van de Franse Revolutie keerden. In de loop van de 19de eeuw hebben de liberalen die conservatieve ideeën opgepikt in hun nieuwe beweging. En dit gedachtengoed is de laatste decennia verfijnd door de neoliberalen: een kleine staat die de markt vrijlaat en de bezittende klasse laat ontsnappen aan de controle van wat zij de tirannie van de meerderheid noemen.’
Waar zijn de socialisten in dit verhaal?
‘Het socialisme en het liberalisme zijn in de 19de en 20ste eeuw twee bewegingen die van zichzelf zeggen: ons ideaal is vrijheid. Maar ze bedoelden allebei iets anders. Voor liberalen was vrijheid: doe wat je wil zonder staatsbelemmering. Socialisten zeiden: een kleine staat laat de sterken toe de zwakken te onderdrukken. En dat is geen vrijheid. Ze zagen zichzelf als de echte erfgenamen van de Franse Revolutie. En ze gingen een stap verder. Ze wilden niet alleen dat de gemeenschap invloed had op het landsbestuur. Ze wilden dat dit bestuur ook invloed had op de economie, de markt en het privébezit.
‘Datzelfde idee had ook de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt, die de deelname van de VS aan de Tweede Wereldoorlog legitimeerde met zijn ‘four freedoms’, waarvan de derde was dat iedereen het recht had op een leven zonder (economisch) gebrek. Vrijheid was dus ook volgens hem controle over de politieke én de economische sfeer. Alleen als het volk beide controleert, kan het tot echte vrijheid komen.’
Waardoor verdween dat oude, collectieve vrijheidsbeeld de laatste decennia dan?
‘Na de Tweede Wereldoorlog begon al snel de Koude Oorlog tussen het Westen en het communistische blok. Dat leidde tot een golf van antimarxisme in West-Europa en de VS. Een aantal westerse landen kreeg bovendien een grote communistische partij, zoals Italië en Frankrijk. De vrees ontstond dat de Sovjet-Unie de verkiezingsoverwinningen in het Westen zou gebruiken om West-Europa te domineren. In reactie kreeg je toen een heropleving van het liberalisme in Europa en Amerika, als tegenbeweging tegen het marxisme.
‘Tegelijkertijd probeerden linkse partijen en intellectuelen zich weg te bewegen van het communisme door zich als pragmatici op te werpen. Ze hielden dus op hun idealen onder de vlag van vrijheid te verkopen, zoals de socialisten dat tot dan deden. Zo zie je dat het begrip vrijheid de laatste vijftig jaar volledig kon worden gekaapt door rechts. Zelfs de val van de Muur veranderde daar niets aan.’
Zelfs na de financiële crisis van 2008 durfde links het niet aan om het emancipatoire en herverdelende vrijheidsbegrip te verkondigen. Hoe komt dat?
‘Eerlijk gezegd stond links in 2008 met lege handen. Ook linkse partijen hadden het neoliberale verhaal omarmd en geïnternaliseerd. Ze waren medeplichtig aan het neoliberalisme.’
Wat valt u als Vlaamse en als voormalig inwoner van de VS op aan de manier waarop in Nederland over vrijheid wordt gesproken?
‘In mijn perceptie is Nederland een heel neoliberaal land, waarin dat individualistische vrijheidsdenken diep is doorgesijpeld. Ook de officiële ideologie is heel liberaal. Rutte zei onlangs: ‘Nederland is een hartstikke socialistisch land.’ Daar ben ik het echt niet mee eens.
‘Nederland is volgens mij op twee manieren in verwarring als het om vrijheid gaat. Enerzijds zijn we dus vergeten dat vrijheid sinds de Atheense democratie een collectief begrip was. Samen verantwoordelijk zijn voor collectief bestuur wordt nu nauwelijks nog als vrijheid ervaren. Het neoliberale, individualistische vrijheidsbesef domineert, gericht op de eigen vrijheid om te doen waar je zin in hebt, te consumeren en te feesten zo veel je wil.
En de tweede verwarring omtrent vrijheid?
‘Die betreft de vrijheid van meningsuiting. Toen dit concept in de 18de eeuw ontstond, werd het gebruikt om te strijden tegen de machthebbers: koningen, de katholieke kerk. Mensen als Voltaire bekritiseerden de macht met gevaar voor eigen leven en beriepen zich daarbij op het recht van vrije meningsuiting.
‘Mensen die nu op straat of op sociale media migranten of vrouwen of gehandicapten uitschelden, beroepen zich ook op hun vrijheid van meningsuiting. Vooral op rechts wordt het concept op deze manier ingezet. Dit is een laffe, oneigenlijke vorm van vrijheid van meningsuiting, bedoeld om minderheidsgroepen nog dieper het verdomhoekje in te trappen.’
Hoe zou het begrip vrijheid zich moeten ontwikkelen? Wat zijn de randvoorwaarden voor vrijheid in een duurzamere en gelijkere wereld?
‘Waar ik bezorgd over ben, is dat mensen de verkeerde conclusie uit de coronacrisis trekken. Dat ze gaan zeggen dat het op vrijheid gebaseerde westerse model ons de das heeft omgedaan. Dat China de crisis beter heeft aangepakt en dat we naar meer autoritaire structuren moeten. Ik denk dat de conclusie van corona moet zijn dat zelfbeschikking onverminderd belangrijk blijft, maar dat vrijheid ook betekent dat je als individu offers moet brengen voor de gemeenschap.
‘Ik hoop dus dat de ervaring met corona en ook de crisis van 2008 ons helpen terugkeren naar een collectiever vrijheidsbegrip. Niet dat we blind vertrouwen geven aan de staat. Burgers moeten erbovenop blijven zitten om te controleren of de overheid haar beloften nakomt. Zoals Urgenda bijvoorbeeld, dat die rechtszaak tegen de staat begon omdat die de klimaatdoelstellingen niet nakwam.’
U hoopt het, maar denkt u ook dat het zo zal lopen?
‘Ik vrees dat corona ons denken over vrijheid niet collectiever zal maken, maar eerder nog individualistischer. Ik ben bang dat de crisis de mensen nog meer gaat duwen in de richting van individuele vrijheid en bevrijding van de staat. Kijk bijvoorbeeld naar hoe Viruswaarheid zich opstelt, of naar de campagne #ikdoenietmeermee van dit najaar, waarin de slogan was: free the people.’
Politiek filosoof Pierre Rosanvallon zegt: ‘Democratie is geen gegeven, maar een proces dat altijd in beweging is.’ Is dat met vrijheid ook zo?
‘Ja. De bottomline van de geschiedenis van vrijheid en democratie luidt: het is aartsmoeilijk om een gezonde democratie in stand te houden. Er is altijd een drift naar een meer oligarchische vorm, waarin een kleine elite of één persoon de macht verovert. Wat nu ontbreekt, is een besef dat voor 18de-eeuwse democraten als een paal boven water stond: dat een staat alleen maar kan floreren met deugdzame burgers. En daarmee bedoelen zij geen slaafse of volgzame burgers die naar de kerk gaan. Maar burgers die zich willen inzetten voor het geheel en die gemeenschapsgevoel hebben. Die begrijpen dat je niet altijd je eigen belang kunt nastreven.
‘De overheid heeft ons de afgelopen decennia geleerd over onszelf te denken als consumenten en niet als burgers. We moeten weer leren elkaar te zien als leden van een gemeenschap. Daarbij hoort ook een andere relatie tot de overheid, waarin zij ons niet alleen moet bedienen, maar ook dingen van ons mag vragen.
‘Nu gaat het debat over democratische vernieuwing heel erg over het veranderen van processen: meer referenda, meer burgerfora. Maar het gaat te weinig over hoe wij ons voelen in de gemeenschap. Je kunt geen florerende democratie hebben als mensen alleen praten over hun individuele vrijheid en zich niet lid voelen van die gemeenschap.’
Als mensen zich in toenemende mate eenzaam of niet erkend voelen?
‘Ja! Dat is waar wij niet genoeg over nadenken. Hoe kun je een gemeenschapsgevoel in stand houden dat nodig is om een democratie in vrijheid te laten floreren? Dat gaat je niet lukken via de markt alleen, met een kleine staat. En ook niet met een oneigenlijk beroep op de vrijheid van meningsuiting. Wonen in het vrije Nederland heeft veel voordelen. Het biedt enorm veel kansen. Maar het vraagt soms ook offers: houd je aan de avondklok, betaal je belastingen. Niet denken dat het alleen om jou draait, en niet de vrijheid enkel aanroepen om gedaan te krijgen wat jij voor jezelf wil.’
Bas Mesters gaat maandag om 16.00 uur in gesprek met Annelien de Dijn in een digitale bijeenkomst in debatcentrum De Tussenruimte in Den Haag. Aanmelden kan via emma.nl.