Hirsi Ali past niet in Frankrijk
Deze week werd ik wakker met de zachte maar ferme stem van Ayaan Hirsi Ali, die in correct Frans in mijn oor fluisterde: ‘Je veux devenir Française’....
Heel wat mensen wilden in de loop der eeuwen Frans worden. Tegenwoordig hebben 11 miljoen Fransen (op de 60 miljoen) op zijn minst één grootouder van vreemde origine. Om te beginnen met Sarkozy zelf (Hongaarse), zijn ex-echtgenote Cécilia (achterkleindochter van de Spaanse componist Albeniz) en zijn huidige vrouw Carla Bruni (Italiaanse), de vrouw van premier Fillon (oorspronkelijk uit Wales), de ministers Rama Yade (papa en mama uit Senegal), Rachida Dati (Marokkaans-Algerijns), Fadela Amara (Algerijns) plus tweederde van het nationale voetbalelftal. Er is dus niets buitengewoons aan dat Hirsi Ali Française wil worden. En grote kans dat ze het zal worden ook.
Ik herinner me (ik was toen een jonge student in Parijs) de eerste officiële daad van François Mitterrand, toen die in 1981 tot president van de Republiek was gekozen: per decreet verstrekte hij de Franse nationaliteit aan de Argentijn Julio Cor-tazár en aan de Tsjech Milan Kundera, beiden schrijvers van grote statuur. Wat een pluim! Het is daarom niet uitgesloten dat Frankrijk zal besluiten op symbolische wijze Hirsi Ali de Franse nationaliteit te geven, uit naam van de mensenrechten, waarvan zij zich, niet zonder reden, de schatbewaarder voelt.
En toch adviseer ik Hirsi Ali om zich niet te vestigen in Parijs als ze haar prominente positie in het debat wil behouden. Want anders dan in Nederland barst het in Frankrijk van de totaal geëmancipeerde vrouwen met een islamitische achtergrond, die hun hoofd durven uitsteken en zich tegen alle vormen van repressie keren. Om te beginnen bij minister Fadela Amara, oprichtster van de neofeministische beweging ‘Ni putes, ni soumises’ (‘Geen hoeren, geen slavinnen’) in de gemeenschap uit de Maghreb, een beweging die duizenden aanhangers heeft.
En ook van critici van het islamisme loopt het over in Frankrijk en dan hebben we het over belezen geleerden als Abdelwahab Meddeb, als Abdennour Bidar en Malek Chebel, Fethi Benslama, Mohammed Arkoun. Om een idee te geven van het aanzien van die denkers: Chebel heeft meer dan veertig werken over de islam en het islamisme op zijn naam staan; Arkoun heeft er twintig jaar aan de Sorbonne over gedoceerd; Benslama heeft de psychoanalyse toegepast op de islam (je moet maar durven!).
Hirsi Ali zou zich belachelijk maken in debat met deze experts, die het klassieke taalgebruik van de Koran volkomen beheersen en de geschiedenis van de doctrines, de debatten en de dogma’s in de islam op hun duimpje kennen. Heel wat anders dan de oppervlakkige tv-programma’s die haar in Nederland tot een ster hebben gemaakt.
Als Hirsi Ali veiligheid zoekt door Française te worden, bravo, niets tegenin te brengen. Maar als ze denkt een hoofdrol te kunnen blijven spelen in het intellectuele debat of in het militante activisme door haar intrek te nemen in Frankrijk, dan kiest ze eenvoudigweg het verkeerde land uit.