Hiphop's miljoenen

Hiphop mag dan sinds het ontstaan in de jaren zeventig zijn uitgegroeid zijn tot een miljoenenindustrie, het aantal belangwekkende boeken over het genre past nog altijd op een bescheiden nachtkastje. Fotoalbums, haastig in elkaar gedraaide sterrenbiografieën en flodderig drukwerk voor de fans van 2Pac, Eminem en 50Cent, daaraan is geen gebrek. Maar afgezien van Jeff Changs voortreffelijke Can't Stop Won't Stop (2005) blijft het zoeken naar een serieus en compleet overzicht van de geschiedenis van het genre.


En dan verschijnen er ineens twee dikke boekwerken die de merkwaardige lacune in één klap vullen. The Big Payback van Dan Charnas is een doorwrochte proeve van onderzoeksjournalistiek naar (vooral) de zakelijke kant van de hiphopcultuur. En het bij het chique Yale University Press verschenen The Anthology Of Rap claimt de belangrijkste rapteksten verzameld te hebben, aangevuld met korte biografieën en een beknopte, verhelderende chronologie.


Charnas, die zelf werkzaam is geweest in de muziekindustrie, gaat min of meer voorbij aan de muzikale inhoud van zijn onderwerp. Bij hem geen oordeel over goede of slechte platen, of lijstjes van de beste rappers per decennium. Charnas richt zich op de figuren achter de schermen. De avonturiers en ondernemers die zich al dan niet met goede bedoelingen - en vaak zonder enige opleiding - in de platenindustrie begaven en die in de loop der jaren naar hun hand wisten te zetten.


Neem Russell Simmons, een van de eerste zwarte Amerikanen die met de hiphopcultuur fortuin wisten te maken. Zijn vermogen werd ten tijde van Charnas' onderzoek geschat op meer dan driehonderd miljoen dollaar.


De in 1957 in Queens geboren Simmons hield eigenlijk niet van hiphop, vertelt Charnas. Hij was in 1980 als party-organisator en -promotor weliswaar verantwoordelijk voor de doorbraak van een van de eerste rappers, Kurtis Blow, maar voor hem zelf klonk de nieuwe muziek (in 1979 wereldwijd doorgebroken met Rapper's Delight van Sugar Hill Gang) te veel als een voortzetting van disco.


Toonaangevende dj's als Afrika Bambaataa met zijn op elektro- en discobeats gestoelde muziek, maakten volgens Simmons 'nerveuze muziek zonder hitpotentie'. En dan die kleren waarin de nieuwe sterren uit de Bronx rondliepen. Veel te poenerig en opvallend. Nee, wilde het iets worden met die hiphop dan moest het niet alleen klinken alsof het van de straat kwam, de artiesten moesten ook zo ogen.


Simmons' jongere broer Joey dacht er net zo over, en anders dan Russell was hij zelf actief als muzikant. Als DJ Run beroerde hij de draaitafels. Zijn vriend, D, kon aardig rappen en het lukte Joey zijn oudere broer zo ver te krijgen een nummer van het stel uit te brengen.


Russell Simmons brengt de eerste single van de band van zijn broer, inmiddels Run DMC gedoopt, in maart 1983 uit bij het kleine platenlabel Profile. De kale, rauwe sound van Run DMC heeft zijn ambitie wakker geschud. Hiphop bestond al een jaar of vier, rekende hij, en nog altijd was er geen artiest die een behoorlijk verkocht album had afgeleverd.


Daar moest met Run DMC verandering in komen. Hetgeen lukte, want de kale, energieke sound sloeg ook aan bij een wat meer op rock georiënteerd publiek. Achteraf bezien sloot Simmons een onhandige deal, die Run DMC dwong iedere zeven maanden met een nieuw album te komen. Dat lukte de band met geen mogelijkheid, zeker niet toen de derde plaat Raising Hell doorbrak bij een miljoenenpubliek.


Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden