Hij mist wie op hem ligt
WIE MEENT DAT literatuur zich van andere vormen van taalgebruik onderscheidt doordat alles hier zo fraai mogelijk wordt verwoord, is bij Nachoem M....
Wijnberg, die zich in het dagelijks leven ophoudt in het grensgebied tussen economie, bedrijfskunde en internationaal recht, schrijft met een bijna juridische precisie. Meermalen heeft hij gezegd dat er geen principieel verschil is tussen het beoefenen van wetenschap en het schrijven van poëzie. Beide bedienen zich van intellect en intuïtie, beide doen onderzoek, beide streven naar controleerbare exactheid. In zijn werk zal men tevergeefs zoeken naar mooie metaforen, subtiele muzikaliteit of vertrouwde symboliek.
Toch zijn Wijnbergs gedichten geen dorre, zakelijke mededelingen. Zijn werkwijze bestaat eruit dat hij proefopstellingen in het leven roept, die hij daarna aan een onderzoek onderwerpt. Hij neemt bijvoorbeeld een man en een vrouw, stelt dat de man de volgende avond moet vertrekken, en kijkt wat er gebeurt. Wat zich vervolgens afspeelt, is altijd totaal anders dan wat de lezer zou verwachten, hetgeen mede veroorzaakt wordt doordat Wijnberg er altijd details uitlicht die op het eerste gezicht bijkomstig lijken. Juist doordat context ontbreekt, wekken vrijwel al zijn gedichten een desolate indruk:
Dag voor de dag
dat hij er 's avonds niet meer is:
hij koopt op de markt vogels en honden
en laat ze los in zijn tuin.
Laatste avond: een hond
jammert luid maar hij slaapt in.
Laatste ochtend: 'Waar zijn de vogels?'
'De vogels zijn stil,'
zegt zijn vrouw (naast hem
in bed). 'De kat van de buren
at ze allemaal.' Daarna horen zij
een vogel. 'De vogels.'
De titel van Wijnbergs nieuwe bundel is afstandelijk door zijn abstractie: 'vogels' zegt even weinig als 'zoogdieren' of 'reptielen'. Het woord roept weliswaar associaties op met vrijheid en hoge vluchten, maar is te weinig concreet om een beeld op te roepen - of men zou aan de film van Hitchcock moeten denken. De talrijke vogels in de bundel worden, op een enkele meeuw of duif na, niet gespecificeerd.
De vreemde anekdotes in het boek doen, zoals ook in eerdere bundels, vaak denken aan sprookjes of mythen. Zo vertelt Wijnberg het verhaal van een koning die zo oud is geworden dat er in plaats van een zak veren een vogel over hem heen gelegd wordt:
en hij blijft liggen als
wie onder iedereen die hij gekend heeft ligt
totdat hij geen voetstappen meer hoort
en het donker geworden is?
Is hij zo koud
dat hij mist wie op hem ligt?
Dit beeld is zo sterk dat het overbodig is je af te vragen wat het betekent.
Anders dan in vroeger werk vertonen de gedichten in Vogels een neiging tot regelmaat in de vorm. Veel gedichten bestaan uit strofen van drie of vier regels en zelfs kan Wijnberg hier en daar betrapt worden op binnenrijm en een dwingend ritme:
Een leven
en nog een leven.
Niet genoeg?
Hier is een vogel,
legt voor je voeten
nog een leven,
blijft naast het leven
zitten, kijkt om zich heen.
Daar staan gedichten tegenover die als vanouds uitwaaieren over de bladzijde en bijvoorbeeld voor meer dan de helft uit terzijdes tussen haakjes bestaan. Ook in deze bundel is directe rede, waarbij vaak in het midden gelaten wordt wie wat zegt, een veelvoorkomend middel.
Opmerkelijk is dat in sommige gedichten een tederheid valt waar te nemen die in vroeger werk vrijwel geheel afwezig was. Gemis en verlangen, harde seks en het onvermogen tot menselijk contact waren altijd een wezenlijk bestanddeel van Wijnbergs universum, en ook in Vogels ontbreken deze elementen niet.
Maar op enkele bladzijden maakt de ongenaakbaarheid die Wijnbergs handelsmerk vormt, plaats voor iets zachts dat nieuw is in zijn werk. Ronduit lyrisch is een gedicht dat in zijn klanken en herhalingen zelfs aan Gorter herinnert:
Is mooi,
was mooi,
is mooi,
wie, in
het zonlicht,
het donker,
de droom die
rechtop zet,
woest, wie
is als verlangd, wie
is als verlangd als
dit altijd zo
kon blijven,
wie blijft altijd zo,
blijft liggen als
opgestaan.
Is er een nieuwe Wijnberg opgestaan?