De vrolijke kankerpatiënt
Hier liep ik dan, een wandelende ambulance met een sigaret in zijn mond
Volkskrant-journalist Eelco Meuleman (60), bij wie terminale nierkanker is vastgesteld, schrijft wekelijks over zijn leven.
Het was drie uur in de morgen in het ziekenhuis, de snoepautomaat had me net een felbegeerde rol drop geweigerd – die was bedoeld tegen de bittere nasmaak van de chemokuur – en ik moest hoognodig naar buiten voor een sigaret. Officieel mocht dat nu - althans naar buiten gaan - want het gif was mijn lichaam binnen gedruppeld; zolang dat gaande is ben je radioactief en moet je op de afdeling blijven.
De verpleegster die me gelukkig nog steeds consequent ‘schat’ noemde, knipoogde dat ze heus wel wist wat voor soort wandeling dit ging worden en vroeg of ik dan toch wel voorzichtig zou zijn, schat. Had ik al gezegd dat het echt allemaal engelen zijn, hier?
Nu kun je met zo’n mobiele infuusmachine best behendig door de ziekenhuisgangen zwiepen, en even naar buiten op een bankje gaat ook nog wel, maar een wandeling is toch wat gecompliceerder.
Het was een zwoele nacht en ik waagde het erop. Met de stang op wieltjes waaraan de nierspoel-waterzakken hingen in mijn rechterhand, en met mijn linkerhand met de venijnige naald erin strak langs mijn lijf stak ik de straat voor het ziekenhuis over.
Mijn reisbestemming was een stil weggetje naast het Student Hotel, waar ik buiten het zicht van de engelen (ik ben van huis uit katholiek) mijn gang hoopte te gaan. Op de hobbelige stoep begon de machine duidelijk te haperen.
Ik was bijna waar ik wezen wilde toen het gepruttel overging in een luid gepiep, twee feloranje zwaailichtjes gingen branden en de tekst ‘INFUUS DRUPPEL STOKT - RESET’ op het beeldschermpje verscheen. Welk knopje ik ook indrukte: van resetten was geen sprake, en op dit uur was het gepiep en geknipper best een beetje ongemakkelijk.
Ik was kennelijk definitief in het barst-maar-stadium beland en genoot al piepend en knipperend onbedaarlijk van de nicotine, niet van een echte sigaret trouwens, maar van zo eentje die alleen maar heet wordt en niet stinkt en geen as geeft en in principe dus gewoon hartstikke gezond is.
Hier liep ik dan, bijna 61 jaar oud, drie maanden geleden gehoord dat ik ongeneeslijke in de long uitgezaaide nierkanker had, en volgens de oncoloog nog 16 maanden te leven. Een wandelende ambulance met een sigaret in zijn mond. Een mislukte tekening van Gummbah.
Je zou je dood moeten schamen, maar ik deed dat niet. Ik werd hier vrolijk van, zoals ik van alles wat me in de afgelopen maanden was overkomen vrolijk was geworden.
Ik dribbelde via route 61 terug naar kamer 621, waar de schat me zachtjes in bed legde en de druppeltjes weer aanzette. Vier uur later werd ik vrolijk weer wakker.