Hevig blauw en bewolkt winderig
Ooit waren het beroemde kunstenaarsgemeenschappen: Walden van Frederik van Eeden, Domburg van Jan Toorop of de 'Bergense school' van Leo Gestel....
Eén van de weinige nog bestaande kunstenaarskolonies in Nederland is Ruigoord. De idealistische kunstenaars die in 1973 het leegstaande dorpje bij Amsterdam kraakten, werden door hetzelfde verlangen gedreven als hun negentiende-eeuwse voorgangers: terug naar de natuur, weg van de gekunsteldheid en de commercie van de stad. Eind negentiende eeuw ontvluchtten deze de strakke academische traditie in de grote steden en stichtten in Noord- en Midden-Europa tientallen kunstenaarskolonies.
In het Singer Museum in Laren - ooit ook een kunstenaarsdorp - is deze ontwikkeling te zien op de tentoonstelling Van Barbizon tot Laren. Kunstenaarskolonies in Europa. Een delegatie van Ruigoord was vorige week in Laren aanwezig bij de opening. Hun ludieke performance voor het chique openingspubliek kreeg een tragische bijsmaak doordat hun 'culturele vrijhaven' inmiddels aan banden is gelegd.
De bouw van de Afrikahaven heeft de meeste bewoners verdreven, en voor het handhaven van de ateliers moeten de officiële paden worden gevolgd. Van het geld dat ze met de openingsact in Laren verdienden, is een brave folder gemaakt over Ruigoord, die zo in een VVV-rekje kan.
Barbizon, in het bos van Fontainebleau vlakbij Parijs, was een van de eerste plaatsen waar schilders als Camille Corot, Théodore Rousseau en Jean-François Millet naar toe trokken. Ook Vincent van Gogh en Claude Monet brachten er enige tijd door. Het schilderen 'en plein air', in de open lucht, betekende een nieuwe ontwikkeling in hun werk en deed de landschapsschilderkunst opbloeien. Op de tentoonstelling zijn dan ook veel landelijke taferelen te zien, van houthakkers in het bos tot boerderijen, vissersbootjes en koeien in de wei.
De expositie is tot stand gekomen in samenwerking met het Germanisches Nationalmuseum in Neurenberg, waar zij in een veel uitgebreidere vorm tot februari te zien was. De selectie die het Singer Museum hieruit heeft gemaakt - met als hoogtepunt De hooibergen van Paul Gauguin, gemaakt in Pont-Aven - vertegenwoordigt twaalf kunstenaarskolonies uit zes landen, van Denemarken (Skagen) tot Zwitserland (Ascona).
Dat is veel, maar toch doet de tentoonstelling onvolledig aan. Door de grote verscheidenheid aan werken en stijlen mist de expositie een duidelijke indeling - behalve dan dat de schilderijen per kolonie bij elkaar hangen. De keuze van werken doet willekeurig aan, wat versterkt wordt door het feit dat er van sommige plaatsen maar drie of vier werken worden getoond, wat wel erg weinig is voor een kunstenaarsgemeenschap die tientallen jaren heeft bestaan.
Wel laat de tentoonstelling overtuigend zien hoe sterk de omgeving van invloed is op het werk van de kunstenaars. Het contrast tussen de verschillende werken uit de kustplaatsen Domburg, Katwijk en Skagen, die in een zaal bij elkaar hangen, kan bijna niet groter. Het prachtige blauw dat van alle schilderijen uit Skagen afspat, moet een weerspiegeling zijn van het heldere licht in Noord-Denemarken.
De Katwijkse taferelen daarentegen ademen een Hollandse, bewolkte, winderigheid uit, waardoor ze er donkerbruin en boers tegen afsteken. De bonkige blote voeten van het Vissersmeisje aan het strand van Jozef Israëls zouden nooit hebben gepast in de elegante schoentjes onder de witte japonnen van de langs het Skagense strand wandelende vrouwen van Peder Severin Kr yer.
En ook de vurige bergtoppen uit Ascona van Marianne von Werefkin, hebben niets gemeen met de statige kerkgangers naast de kaarsrechte bomen van S.C. Bosch in het deftige Laren. Hier dicteert de omgeving de hand van de kunstenaar.