Het wonder van een slagveld
Column
Ik wist niet wat ik zag, toen ik ergens in maart met de trein erdoorheen reed. Halve bomen, gesneuvelde takken, bomkraters, kadavers. De Sommevallei in 1919 - en dat op een half uurtje van Amsterdam.
Natuurlijk kende ik de Oostvaardersplassen. Ik ging weleens mee met een vogelaar en fietste er wel eens langs. Mooi, wijds, stil, maar het gebied kwam nooit echt tot leven: een amorfe vlakte van water en land en alles wat daartussen zit.
De trein was er ook al, al die tijd, maar die liep dood in Lelystad. En daar hoefde ik nooit te zijn. Tot het traject vorig jaar ineens werd doorgetrokken naar Zwolle en het de belangrijkste verbinding tussen de Randstad en Noord-Nederland werd.
En zo gaat er ineens een wereld open, voor de argeloze reiziger op weg naar Groningen. Het lijkt alsof je tegen de achterkant van een toneelstuk aankijkt. De ravage in de coulissen, de chaos achter het decor. Pas toen ik daar die herten zag, stervend in de oostenwind, toen gingen de Oostvaardersplassen leven.
Met de film De Nieuwe Wildernis heeft dat surrealistische landschap de close-ups en details gekregen die het verdient. Zo ruig kan Nederland nog zijn. Wonderlijk dat de primitiefate natuur is ontstaan in een land dat door mensen is gemaakt.
Natuurlijk: er is kritiek. Konikspaarden, heckrunderen, edelherten: zijn zware beesten, ze vreten alles op en trappen alles plat. Alles gaat kapot. Er had ook een bos kunnen staan, struweel en mooie vogeltjes. Nu is het een slagveld.
Maar daarin zit toch het wonder. Zo wild kan het eraan toe gaan, in een aangeharkte wereld. Neem die trein.
undefined