Het water komt; dijken weg
In Delft is een ambitieus plan ontwikkeld om de verwachte toevloed van rivierwater in de volgende eeuw op te vangen....
NEDERLAND IS EEN land van waterbouwers, maar ondanks eeuwenlange inspanningen zijn de grote rivieren nog altijd niet onder controle. In de volgende eeuw staan ons bovendien nieuwe overstromingen te wachten. Door klimaatverandering zullen de winters natter worden en de zomers droger. Daardoor zal in de winter bij piekbelasting bij Lobith zo'n 20 duizend kubieke meter water per seconde het land binnenstromen, eenderde meer dan nu het geval is.
Dit water kan niet weg doordat Nederland zijn rivieren heeft ingesnoerd tussen steeds zwaardere dijken. En ook aan het uiteinde kunnen de rivieren niet meer vrijelijk de Noordzee in stromen, omdat daar dammen en stormvloedkeringen zijn opgeworpen. Als de zeespiegel de volgende eeuw hoger wordt door de voorspelde stijging met een meter, dan kunnen de keringen bovendien minder vaak worden opengezet.
Nóg hogere dijken opwerpen, is een heilloze weg, vindt dr. Frans Klijn, fysisch geograaf van WL/Delft Hydraulics (voorheen het Waterloopkundig Laboratorium). 'Dat geeft de schijn van veiligheid. Omdat de bevolking zich veiliger waant, zullen de investeringen in het rivierengebied toenemen: meer woonwijken, meer industrie, meer wegen en spoorlijnen. Maar als het water stijgt en men zich toch weer minder beschermd voelt, kunnen nieuwe dijkverhogingen niet achterwege blijven. Er is immers weer veel van waarde in het riviergebied gebouwd. Een vicieuze cirkel', schetst Klijn.
Begin dit jaar bogen zo'n zestig prominenten uit de wereld van het water, milieu, natuur, scheepvaart en betrokken overheden zich over de naderende problemen. Dit gebeurde onder leiding van projectleider ir. Henry Opdam van WL. Dit instituut wil als kenniscentrum aan de weg timmeren. Het liefst met visionaire concepten ter beteugeling van problemen die in de toekomst het leven van de bewoners achter de dijken kunnen frustreren. 'We hebben eigenlijk een maatschappelijke roeping', stelt Opdam. Vorig jaar profileerde WL zich met een eiland (vliegveld) in zee. Dit jaar willen de ingenieurs laten zien hoe Nederland zich tegen wassend water kan beschermen.
Donderdag werd het rapport De Rijn op Termijn gepresenteerd, als aanzet voor een debat over de inrichting van het rivierengebied. 'Een oplossing is pas goed als hij eenvoudig is', zegt Opdam. 'Hoe langer we nadachten, des te meer kwamen we erachter dat onze voorgangers in de achttiende eeuw het zo gek nog niet deden. Voor hen lag het voor de hand om het extra water af te leiden via overlaten.'
DIT FENOMEEN speelt ook in De Rijn op Termijn een grote rol. De Spijkse overlaat, een verlaging in de dam van de Rijn, wordt in ere hersteld. Hierover wordt eenvierde deel van de 20 duizend kubieke meter water die bij Lobith in barre tijden elke seconde binnenstroomt, afgeleid naar de IJssel. De scheepvaart op de rivier verdwijnt; de IJssel mag meer zijn natuurlijke loop volgen en daarbij zelfs dertigduizend hectare grond langs de rivier inpalmen. Uiteindelijk zal het water het IJsselmeer instromen. In extreme situaties kan dat zelfs zoveel worden dat het waterpeil tachtig centimeter hoger komt te liggen.
Een alternatief voor de opvang van het teveel aan Rijnwater zou de aanleg zijn van een bekken van zeshonderd vierkante kilometer, dat in Duitsland begint en tot Nijmegen doorloopt. Geen charmante oplossing, niet haalbaar ook, denken Klijn en Opdam, omdat het grootste deel van dit retentiebekken op Duits grondgebied zou liggen. Bovendien zou de tijdelijke opslag ontoereikend kunnen zijn, als er een tweede golf water komt.
Om de vijfduizend kubieke meter water bij Lobith naar de IJssel af te leiden, moet een verbinding worden gemaakt tussen de Rijn bij Lobith en de IJssel bij Bingerden onder Doesburg. De Spijkse overlaat is het begin van de verbinding. Daarna wordt het water in het erachter gelegen gebied van de oude Rijnstrangen geleid. Het water stroomt vervolgens over een lengte van tien kilometer tussen Duiven en Zevenaar naar de IJssel.
Onderweg komt de rivier onder meer de Betuwelijn en de A15 tegen. Die moeten onder de grond of op palen worden gezet, zeggen de WL-deskundigen.
Het WL-team pleit ook voor herstel van de natuurlijke rivierdynamiek in de Nederrijn en Lek. Hun voorstellen zal Nederlanders tamelijk luguber in de oren klinken: verwijderen van stuw- en sluiscomplexen bij Driel, Amerongen en Hagestein. Ook de strekdammen, de kribben en de zomerkaden worden verwijderd en de uiterwaarden worden verlaagd. Daardoor kan de rivier zich vrij ontwikkelen. Op zandbanken komt een pioniersvegetatie met bijvoorbeeld stekelnoot en de zandstranden bieden nestgelegenheid voor sterns en plevieren. Voor trekvissen breken ook betere tijden aan. De barrières die deze dieren ontmoeten op weg naar hun paaigebieden verdwijnen.
De Waal en de Boven-Rijn blijven de hoofdroutes voor de scheepvaart. Hiervoor denkt WL aan een 'kanaal in de Waal'. Om te garanderen dat de vaarroute voor schepen voldoende diep is, worden op de bodem van het zomerbed stenen gestort. Voorkomen moet worden dat daarop zandduinen worden gevormd. Dit gebeurt door een zandvang van twintig riolen met een open bovenkant dwars over de rivierbedding te leggen.
Na al deze ingrepen blijft er nog een belangrijk probleem in het benedenrivierengebied over. Bij storm moeten de dammen en keringen in de riviermondingen zoals in de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet dicht. Door de zeespiegelstijging zal ook het water aan de landzijde van de kering met een meter zijn gestegen en daardoor kan minder water worden geborgen. Het rivierwater kan niet weg en dat kan gevaarlijk worden voor steden als Rotterdam en Dordrecht. Als oplossing wordt gekozen voor afvoer van het zoete water naar Zeeuwse wateren zoals het Volkerak, het Zoommeer, de Grevelingen, de Oosterschelde en het Veerse Meer.
IN UITERSTE NOOD wordt teruggevallen op calamiteiten-polders. Deze polders kunnen onder water worden gezet, net zoals vroeger gebeurde. Opdam en de zijnen geven zelfs een volgorde aan voor deze inundatie. De polder waar de schade het minst is, is de Brabantse Biesbosch, de Bommelerwaard is het kostbaarst.
Met De Rijn op Termijn wil WL een debat op gang brengen over de toekomst van de Nederlandse rivieren. Er is minstens elf miljard gulden gemoeid met de uitvoering. Een fors deel, vijf miljard, is nodig om files voor de scheepvaart bij Dordrecht op te heffen. Op dit knooppunt kruist alle scheepvaart noord/zuid en oost/west elkaar in een gevaarlijke omhelzing. Nieuwe vaarwegen rond de stad kunnen nodig zijn, tenminste als de scheepvaart verder groeit. Voor de Spijkse overlaat is vierhonderd miljoen gulden nodig. Een indicatief bedrag van één miljard is uitgetrokken voor de zandvang in de Waal. Ook het kanaal in de Waal zal bij benadering een miljard kosten. Voor het verwijderen van stuwen, kribben, strekdammen en zomerkades is 850 miljoen gulden in rekening gebracht.
Opdam en Klijn zien De Rijn op Termijn desondanks niet als luchtfietserij. Rivieren die meer ruimte krijgen en grootschalige natuurontwikkeling worden al verwoord in de vierde Nota Waterhuishouding van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en vanuit VROM is de beleidslijn Ruimte voor de Rivier, met een verbod om in het winterbed te bouwen, al lang de tekentafel ontstegen.
Maar adders onder het gras zijn er ook, constateren Opdam en Klijn. Zo zal een aantal boeren het veld moeten ruimen en geplande nieuwbouwwoningen kunnen niet doorgaan. 'Maar het meest ingrijpend is, dat we anders moeten leren denken', zegt Klijn. 'In plaats van het volledig onder controle brengen van de natuur door bedijkingen, gaan we ruimte claimen om natuurlijke functies van rivieren en hun uiterwaarden te herstellen. Dat is totaal anders dan wat we de afgelopen honderd jaar hebben gedaan.'
Marieke Aarden