Het rusteloos universum van Edo Spier

'Als het eropaan komt, blijven maar weinig mensen overeind.' Ex-D66-senator Spier vrijgepleit van 'fraude' bij de Amsterdamse Hortus. Maar 'het zeurt aan je'....

BEN HAVEMAN

'TOEN de zoon van de Zwarte Weduwe me wéér een geboortekaartje stuurde met zo'n malle sibbekundige naam d'r op, heb ik gezegd: ik hou van je, Grimbert, en je deugt zeer, maar je bent en blijft een NSB-kind. Ach, we zijn allebei oorlogsslachtoffers, in a way.

'In de Eerste Kamer kwam ik lieden tegen als Barendrecht van het GPV met wie ik het ten principale oneens ben, maar dat zijn dijklichamen zo solide. Die mannen doen me denken aan het aardige deel van de onderduik. Ik zeg tegen Barendrecht: als d'r ooit iets gebeurt, dan mag jij bij mij onderduiken.'

Every inch a gentleman.

Edo Spier (1926) mijdt het uitgaansleven. Hij kent zichzelf. Behoort tot het soort dat het licht wil uitdoen. Als laatste weggaat. Altijd denkt: misschien wordt het nog gezellig. Na vele uren verwisselen we zijn werkkamer aan de gracht dus voor het café. Zijn Hajenius-doorrookte bariton maakt een ding duidelijk: faalangst kan de ex-D66-senator bezwaarlijk worden aangewreven. Niet versagend zelfbewustzijn verschaft hem een aura van even flamboyante snit als zijn vlinderdas die uit een rijke collectie komt.

Kledingtic ook, altijd gehad. 'Uit verzet tegen de grijze lulligheid van confectie.' Het pied-de-poule-kostuum combineerde in de early sixties uitstekend bij een witte Alfa Romeo van de Benson & Hedges rokende (binnenhuis)architect. 'Wat doet die mannequin hier?', hoorde hij Wim van Norden zeggen, toen Spier als jeune premier in kleurig corduroy en dito hemd de PSF-studie verruilde voor de fotoredactie van Het Parool.

De naam van het Amsterdamse avondblad zal nog enkele malen met verbetenheid worden uitgesproken.

Wegens 'poging tot karaktermoord' heeft Spier 'zijn krant' nu opgezegd. Reden: volgens Het Parool zou het college van B en W van Amsterdam Spier de hand boven het hoofd hebben gehouden, zodat hij en drie andere bestuursleden van de Amsterdamse Hortus Botanicus door het Openbaar Ministerie werden vrijgepleit van 'malversaties'. 'Een schandelijke insinuatie. Maar rectificatie kreeg ik niet, hoofdofficier Vrakking kreeg het zuinigjes. Het Parool had me trouwens al schietschijf gemaakt vóórdat er sprake was van een aanklacht.'

Spier zag hoe de Vereniging Vrienden van Hortus en de stichting 'mekaar opvraten'. Vanaf 1991, eerst als bestuurslid, later als voorzitter. Ruzie over de bouw van een nieuwe kas. Bestuurscrisis. Ontslagen. Inval van de fiscale opsporingsdienst FIOD. Het gebeurde nadat de Universiteit van Amsterdam de botanische tuin afstootte. Zeker, er was schimmigheid over btw-plichtigheid van een donatie. Onhandig, geen opzet. 'Maar er was al lang gelazer over te weinig betaalde overdrachtsbelasting vóór mijn tijd. De FIOD viel over rommelige btw-administratie na de verbouwing van het Hugo de Vries-laboratorium. Maar er is geen cent in iemands zak verdwenen.'

Niettemin bleken 'de grenzen van het toelaatbare' overschreden: zonder kleerscheuren kwam Spier c.s. er niet af in het communiqué van justitie. 'Dat zeurt aan je. Daarom wou ik dat mijn advocaat doorging om m'n naam te zuiveren. Die zei: dat kost me nog een jaar, besef dat je al die tijd publiciteit houdt. Dus in godsnaam maar akkoord gegaan met dat communiqué. Zeer opmerkelijk trouwens is dat in Het Parool steeds alleen mijn naam vermeld is.'

Spier weet waarom: de verslaggever die hem zo achtervolgde, was destijds voorlichter van D66-wethouder Ten Have. 'Die jongen wilde een vaste aanstelling, maar de gemeente gaf hem die niet. Dus heeft ie de pest aan de gemeente, aan de wethouder, aan D66 en dus aan mij.' Toen de zaak onder de rechter was heeft Edo Spier gezwegen. Nu moet het er maar uit: 'De hele Hortus-affaire is vooral een rancune-kwestie en niet zonder politieke bijbedoelingen.' Waarom dan geen kort geding? 'Toon smaad maar eens aan.'

De medemens? Breek Spier de bek niet open.

Op 48 plaatsen ondergedoken gezeten. Veel verraden, veel vluchten. Bij een smid in Overschie van zonsopgang tot zonsondergang ijzer smeden, balgen aanzwaaien. 'Sliep met de hond, at met de hond. Werd geslagen. Pure slavernij'. Twee adressen deugden; twee mannen met doodsangst die alletwee Piet heetten. 'De rest heeft op tricky manieren gebruikgemaakt van een goedkope arbeidskracht.'

'Ik ben achterdochtig. Als het eropaan komt blijven er maar weinig overeind. Heb ik geen moeite mee, omdat ik weet dat 't zo is. Zo min ik problemen heb met antisemitisme. Dat is er in véél grotere mate dan men denkt. Wanneer je als architect eerst een prijsvraag wint, maar vervolgens niet voor de opdracht in aanmerking komt van een religieuze instelling, dan begrijp ik dat. Toch ben ik redelijk gebakken aan dit land, ietsje minder aan de mensen. Ze moeten me niet vertellen dat ze zo goed zijn geweest.

'Ik behoor tot de generatie die als kind oud is geworden. Toen ik als eigenwijs jochie van elf met pogrom-verhalen van Duitse joden thuiskwam, kon ik een klap voor m'n kop krijgen. Wat ik zei viel gewoon in een emmer met snot. Zoiets kon hier nooit gebeuren. Dat Hitler bezwaren had tegen Duitse joden, dat begrépen ze nota bene in dat vooroorlogse middenstandsmilieu. Die waren frech! Op een dag verschenen er Rijksduitse jongetjes in pakjes van de Hitler Jugend, die op het Merwedeplein een ander spel introduceerden dan brandweermannetje: joden opjagen, joden pesten. Dat vonden mijn vriendjes leuk.

'Als ik weer eens door een slagersjongen werd thuisgebracht omdat ik in mekaar gemept was door mijn vriendjes onder leiding van de HJ-jongetjes, was de reactie: ''Je zult je wel weer misdragen hebben''. Ik zag dat het fout zou gaan, had Mein Kampf gelezen. Op 10 mei 1940 woonden we in de Kribbestraat toen ineens de helft van de mannen in zwarte NSB-pakken de deur uitkwam met wolfsangels erop. Een leuke plek voor de WA was de straat waar het Joods Gymnasium stond. Konden ze fijn aan twee kanten afsluiten om ons in mekaar te tremmen.

'Mijn vader zei: over veertien dagen is 't afgelopen. Maar we gingen wel rugzakjes kopen met alles d'r op en d'r an. Die lagen klaar op bed. M'n ouders dachten dat we in Polen moesten werken. Ik zeg: we worden kapotgemaakt. Hoezo, zegt m'n vader, de Duitsers hebben toch arbeidskrachten nodig? M'n vriendje Harry Turk en ik waren bedreven in het ontlopen van razzia's. Een keer hoorde hij z'n vader roepen, ik zeg: je gáát niet! Harry ging, is nooit meer teruggekomen.'

Met Harry nog in het Tip Top Theater gezeten, waar joden nog mochten komen. De voorstelling wordt onderbroken, razzia. Iedereen naar buiten, daar stonden de auto's van de Grüne Polizei al klaar. 'Wij hebben ons drie dagen op de hanebalken verstopt.' De meubelfabrikant voor wie z'n vader werkte, zei: zo gaat het niet langer, jullie duiken onder.

'Ik met de man mee in de tram, tasje met verschoning tegen de ster gedrukt die m'n moeder er los op genaaid had. Voor het Centraal Station stond een pisbak, daar moest ik m'n ster afdoen. Maar die pisbakken zijn van onderen open, ik dorst 'm er niet neer te leggen. Absoluut angstzweet. In de trein gooi ik dat ding in de pot van de plee, hele vieze plee. Die ster kleeft aan de pot. Ik dat ding naar beneden duwen, een handvol stront. Je blijft poetsen maar krijgt het er niet af. De mensen in de coupé maar snuffen: wat stinkt het hier. Doodsangst.

'En dan in een kamer van twee bij twee boven een boekhandel in Amersfoort zitten en de hele dag niks te doen hebben. Zitten. Daar zie ik mijn vader op z'n sokken de hele dag weer rondjes lopen. Daar werd je stapelgek van. Het ging niet langer. Ik word opgehaald door een juffrouw van de illegaliteit, we lopen door een lugubere laan langs concentratiekamp Amersfoort. Elke honderd meter aangehouden, zij voert het woord, ik tril van angst. Totdat we bij de tuinman van jonkheer Ramaker Verschure komen. Op tafel staat een grote pan karnemelkse pap. Ik had honger, dagen niks gegeten. Maar karnemelkse pap, dat lukt niet. Dus kreeg je niks.

'Ik heb ook nog in dat kamp gezeten, maar daar wil ik niet over praten. Later ben ik nog even bij Bastiaans geweest. Even een inzinking gehad. Maar mijn instelling was: psychiater? Ben je gek. Ik los m'n eigen problemen wel op.

'De bevrijding stond voor de deur en m'n vader zei: zie je wel dat ik gelijk heb gehad? Wat moet je dan zeggen? Dit land uit, à tout prix. Weg. Door de geallieerde linies heen gegaan, me als vrijwilliger gemeld voor het Engelse leger. Vluchtgedrag, dat was het.

'Nu viel er niet zo veel te vechten in Malakka. De Jappen zaten in de bomen. Je leert gauw kijken waar het vuur vandaan komt en dan schiet je. Hoorde je een plof, dan was het goed. Na m'n opleiding in Engeland maakte ik deel uit van de Royal Marine-commando's. Wie wàt raakte, dat wist je niet. Op Cameron Islands moest ik herstellen van een operatie aan m'n oog. Granaatsplinter. De eerste Nederlandse troepen waren in Indië aangekomen, daar moest ik me melden.

'Thans doet zich iets raars voor. Bij de Engelsen was ik korporaal. In het KNIL is een inlander korporaal en een Nederlandse korporaal is een brigadier. In het Engels is een brigadeer een brigade-generaal. Ik meld me in Singapore waar ik via de KNIL-administratie ingeschreven stond als brigadier. Op een ochtend stopt er voor mijn tent een groene Humber, twee soldaten springen strak in de houding. ''Are you brigadeer Spier? Please sir, may we have your luggage?'' Ze reden me voor. Ik dacht: ik begrijp het niet, maar 't zal wel. Kom ik in mijn betrekkelijk armoedige plunje aan boord van een prachtig schip, iedereen in het gelid.

'Ik dacht: ik weet niet wat 't is, maar ik vind 't goed. Werd naar een gigantische luxe hut gebracht. De volgende ochtend word ik omringd door opperofficieren, generaals, het laagste was een kolonel. Die waren met vrouwen en dochters, want de zonen waren allemaal in het leger. Mooie meiden. Ik zag die meiden kijken: als dat nu al generaal is, dan kan dat alleen maar god worden. Adjudanten op het tweede dek zàg je denken: hoe kan dat nou, die snotneus? Ik had niet zulke nette kleren, geen onderscheidingstekens. Maar oorlog, hoewel capitulatie: Amerikanen kenden toen het zogenaamde field rank-systeem waarin mensen voor intelligence beloond werden met een tijdelijke rang van generaal. Dus men vraagt niets.

'Buitengewoon veel plezier gehad aan boord met die dames. Op de verjaardag van koningin Wilhelmina was ik inmiddels zo brutaal geworden dat ik de kapitein bij me liet komen om een uitstekend diner te bestellen. Muziek, champagne, alles. Gigantisch feest. Ik tekende de bonnetjes wel, big deal. Half september kom ik aan in Tandjong Priok. Het was gelukkig nacht toen mijn kidbag naar beneden gebracht werd. Tja, toen stond er een drietonner waar ik achterin moest. Naar Batavia en weer gewoon korporaal.

'Op dat schip hebben ze nooit wat gemerkt.'

Maar de Tempo Doeloe-variant op 'Der Kapitän von Köpenick' zou de legertop van het Koninkrijk der Nederlanden met een onopgelost raadsel opzadelen. 'Kom ik later in Den Haag de adjudant-generaal Van Houten tegen die zegt: wij zoeken godverdomme al heel lang een generaal Spier die we maar niet kunnen traceren. Ik zeg: die is geen familie van me, hoor.'

Nog gesprongen boven Bangka, Billiton helpen bevrijden, maar een baantje als omroeper bij de Allied Forces Radio in Batavia behoedde commando Spier voor verdere actieve dienst. 'Van radio wist ik geen reet. Ik heb het vak geleerd van W.P. van den Berghe, die later bij de RVD woordvoerder van Juliana zou worden. Enige man. Hij was van de Nederlandsch-Indische Omroep, de Nirom.

'Voor de radio schreef ik hoorspelen, deed het nieuws, draaide platen van de Andrew Sisters en Glenn Miller. Bert Teunis schreef de politieke commentaren, maar die waren me te rechts. Die vond dat de Nederlanders te veel gelijk hadden, dus ik zette die teksten naar m'n hand. Daar maakte de directeur van de RVD bezwaar tegen. ''Ja'', zei Bert, ''die omroeper is verdomde eigenwijs.''

'Je leeft in een absolute chaos in zo'n leger. Oorlog net afgelopen, niks georganiseerd, je doet maar wat. Als oorlogscorrespondent ben ik mee geweest naar Japan, krijgsgevangenen terugbrengen. Wire-recorder mee. Thailand, Filipijnen, Australië, het was een zootje. Kapitein was ik intussen, enorm omhoog gevallen. Jullie hebben geen idee wat voor bende het was in Indië in '45. Dames, eten, drinken, anything goes. Betalen was er niet bij, je tekende maar. Ik had een prachtig gala-uniform uit het Engelse leger, zag er niet slecht uit. Alles kon, het was een absolute anarchie.

'Voor de onderhandelingen met de Amerikanen moest ik Sukarno, Hatta, noem maar op bewaken. Daar kwamen de commissies van goede diensten die allemaal zo'n last hadden van de warmte. Hun grote zorg was de puistjes op hun handen. Aan boord van het schip heb ik gezien hoe ontzettend onbekwaam Nederlandse politici waren. Alleen Van Mook was slim. Maar naar hem werd niet geluisterd. Sukarno was een leuke, briljante man. Het eerste wat ie tegen mij zei was: En kap'tein, wat komt er na Veendam? En wat komt er na Wildervank, kap'tein? Hij kende die lulligheid van school. Ik heb tegen hem gezegd: 't zal even duren, maar 't is een gewonnen zaak voor jullie.

'Het was een verloren strijd voor ons. Een guerrilla-oorlog win je niet. Het leger werkte ook voor geen meter. Slecht uitgerust. Ik heb gevochten tegen jongens van de Siliwangi-divisie in Bandung. Dat waren studenten. We hebben stand kunnen houden door vuurkracht te verplaatsen. In '57 word ik uitgenodigd op de Indonesische ambassade in Wassenaar ter viering van de Indonesische onafhankelijkheid. Raak ik aan de bar in gesprek met de generaal die toen tegenover ons lag. Ik zeg: wij waren met 80 man en vier mitrailleurs, en hoeveel jullie? Vierduizend, zegt ie. Gegild van het lachen heeft de man. Gegild.

'Schuldgevoel? Absoluut niet. Waarom?

'Hans van Mierlo heeft gezegd dat ik alles moet opschrijven. Er zitten uitgevers te zeuren. Maar van schrijven word ik zenuwachtig. Dan gaan alle details spoken. Ik ben meer een verteller. Mijn kinderen kennen fragmenten, niet het integrale verhaal. Ik vind niet dat ik ze daarmee moet belasten. Misschien dat m'n drive om dingen aan te pakken ermee te maken heeft. Ik heb maar een uur of vier slaap nodig. Nu ik uit de Eerste Kamer ben, wil ik nadenken over een samenleving waarin we zullen moeten leren leven met niet-gedelegeerde verantwoordelijkheid. Voor de rest wil ik aardig leven, maar niet zonder zorgen. Ik moet onder druk staan. Altijd. Ik kan niet stilzitten. Ongelimiteerde vrijheid is namelijk niks.'

Van kleinsaf altijd alles zèlf bepaald. Hoewel. Een keer heeft hij zich niet verzet. Het huis dat hij deelde met actrice Ina van Faassen had Spier destijds eigenhandig verbouwd: zelf bouwtekeningen gemaakt. Rietveld kwam kijken en verordonneerde: 'Zeg jongen, wat doe jij toch bij de krant; je gaat vanavond naar de Academie van Bouwkunst en morgenavond zit je op de kunstnijverheidschool.'

Brandjes verslagen voor de krant, zaterdagbijlage gedaan, Dagboekanier Henri Knap voor rotte vis gescholden ('die horrelpoot werd in de watten gelegd, maar ik zei: je deugt voor geen cent') en eeuwig de chef-verslaggeverij achter de vodden als er tentamens gedaan moesten worden. 'Die overvoerde me met werk omdat ie de pest in had dat ik 's nachts m'n studie er even bij deed.'

'Journalistiek vind ik eigenlijk toch meer voor half-talenten. Toen ik afgestudeerd was heb ik een bord op de deur gespijkerd, ik was architect. En ik vergaarde meteen al veel publiciteit omdat ik wat andere opvattingen had over huizen bouwen. Niet van buiten naar binnen, maar andersom. Pakhuizen, daar ben ik dus beroemd mee geworden. Ik heb van slaapkamers met enge lits-jumeaux en koud linoleum op de vloer zwoele neukhollen gemaakt.

'Ik had een behoorlijk wild leven en een paar huwelijken achter de rug, vond Amsterdam niks meer en wou naar Noord-Holland. Apart wonen. Geen zin meer in het leven dat ik leidde met de vele vriendinnen. Kom ik redelijk beschonken op De Kring, zie ik daar Zusje Huf, de vrouw van Paul Huf, met een mevrouw staan die ik wel mooi vond. Hoor ik: ''Schatje je hoeft je niks voor te stellen want dit is

Corine Rottschäfer en die is verloofd met een Fransman.'' Sodemieter op, wou ik ook niet. Ik zei tegen Corine: als je maar niet denkt dat ik vanavond met je mee naar huis ga.

'De volgende ochtend sta ik met een grote bos bloemen aan haar trap om me te excuseren voor mijn onaardige opmerking. Ik zeg: vanavond gaan wij eten. Weet ik niet, zei ze. Ik zeg: vanavond eten wij!

'En zo is het gegaan. Corine was al in '59 Miss World geworden. Heel bijzonder mens. Wij zijn thans 33 jaar getrouwd. Uitstekende moeder, uitstekende zakenvrouw. Toen ze haar modellenbureau begon, is ze geverbaliseerd wegens overtreding van de wet op de arbeidsbemiddeling die nog uit de napoleontische tijd stamt. Die zaak heeft tot aan de Hoge Raad in Den Haag toe doorgezeurd, steeds weer stond ze doodnerveus voor de rechter. Elke keer in een nieuw pak van Holthaus en niet voor niets. Ze werd ontslagen van rechtsvervolging. Er is jurisprudentie uitgekomen die voor alle uitzendbureaus de weg vrij maakte, Randstad voorop.'

Nooit laten afweten, altijd doorgaan: 'Ja, dat is mijn lijfspreuk.' Blijven aanschoppen tegen 'verpestende egotripperij van collega-architecten in de Amsterdamse binnenstad'. Toen D66 op zijn kont lag, toch campagneleider geworden en Hans van Mierlo de kop gek gezeurd totdat hij terugkeerde. In de Eerste Kamer milieuminister Alders 'met zijn onkunde om de oren gemept'. Lubbers beurtelings rood en zwart van razernij zien worden toen de Senaat bij stemming over het huurwaardeforfait toch niet de gedoodverfde applausmachine bleek: 'Ik heb de neus van Lubbers van boosheid zien groeien, net als bij Pinocchio. In welk theater zie je dat?'

Graag was hij Eerste Kamerlid gebleven, maar ondanks voorkeurstemmen toch maar netjes geconformeerd aan Het Systeem. Alleen achter de teken-computer ('het hoofdpostkantoor in Amsterdam was m'n laatste grote object') kan hij tobben over de tijdgeest, 'die mij qua trutterigheid aan m'n jeugd doet denken. De nieuwe generatie paart een gebrek aan betrokkenheid aan een grote mate van egoïsme. Daar zie ik een groot probleem in.'

In het vliegtuig, na een college over bouwkunde aan de Universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika, vroeg hij zich onlangs af: hoe zou ik nou zijn als er géén oorlog was geweest? 'Had ik dan ook die drive gehad?'

Het is bijna sluitingstijd in het café. De Burberry hangt om de schouders, na lichte tegenzin. 'Wat ik je al zei, hè: toch wéér doorgegaan.'

'Aanstonds zit ik in mijn huis in Zuid-Frankrijk, ver genoeg van de kust met al die walgelijke gouden kettingen, om er nieuwe olijfbomen neer te zetten. Niet dat ik het nog zal meemaken dat er iets van komt, hoor. Zal ik niet meer meemaken. Maar ploeteren op het land moet en zal ik. Dat is voor mij optimaal vakantie.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden