Het reddeloze Nieuw-Guinea

Op het vroegere Nieuw-Guinea vielen onlangs tientallen doden, vooral Indonesische immigranten. Het Papoea-nationalisme richt zich tegen bijna veertig jaar kolonisatie door Indonesië....

door Jan Joost Lindner

MINISTER JOSEPH LUNS van Buitenlandse Zaken kon het mooi zeggen: 'Nieuw-Guinea ligt aan de rand van onze belangen maar in het centrum van onze beginselen'. Deze 'eeuwige' minister leek zo wendbaar en humorvol, maar hij was vaak een straffe nationalist en bij het vasthouden van dit laatste stuk oostelijke kolonie wist hij zich gesteund door een meerderheid van politici, volk en media.

De Indonesische president Soekarno, in de oorlog meeloper met de Jappen, was gehaat in Nederland. De Indonesische onafhankelijkheid in 1949 zat velen niet lekker. Nieuw-Guinea bleef toen Nederlands, officieel omdat anders geen tweederde meerderheid in de Tweede Kamer te vinden was. Maar het was vooral een soort 'lekker puh' tegen Soekarno.

Nieuw-Guinea hoort raciaal en geografisch niet bij Indonesië, zei menige Nederlander, vergetend dat in alle Nederlandse plannen voor een 'federatie' Nieuw-Guinea wél bij de Grote Oost werd gerekend. Voor de jonge republiek Indonesië bleef het een beslissende prestigekwestie. Toen een kabinet er weinig aan deed, werd het in 1950 weggeschopt.

Maar ook in Nederland speelde het een gevoelige rol. PvdA-fractieleider Van der Goes van Naters en VVD-leider Stikker verloren hun toppositie omdat ze er te lichtvaardig mee omgingen. Romme en Drees kenden geen twijfel. En Opland tekende 'Nieuw Guineetje' in de Volkskrant altijd als een verweesd negermeisje met vlechtjes. Boze oom Boeng moest ervan afblijven, maar deed dat niet.

Eind jaren vijftig begon Soekarno de Nederlanders uit Indonesië te verjagen en hun bedrijven en bezittingen te naasten. In 1960 liet hij parachutisten infiltreren op Nieuw-Guinea en dreigde hij met militaire verovering. Nederlanders die hem daartoe niet in staat achtten, begonnen toch vrees te koesteren. Maar Luns stelde hen gerust. Hij had in Washington garanties gekregen. We mochten erop vertrouwen dat de VS ons wel zouden helpen.

Als wantrouwende medeministers naar hardere bewijzen vroegen, trok Luns een gezicht van: 'Geloven jullie me niet?' Hij geloofde zelf rotsvast in de hulp van de VS, ook toen begin 1961 Kennedy Eisenhower opvolgde. Later bleek dat Luns alleen een vaag kladje bezat van de vorige (en inmiddels overleden) minister John Foster Dulles en dat ging alleen nog over mogelijke logistieke steun. Velen wilden geloven in de steun van de VS voor de goede zaak. Volkskrant-commentator Jos van Schaveren beriep zich nog in december 1961 op 'de machtige instemming van Amerika'.

Zelf werkte ik toen, als apolitieke 18-jarige, al enkele maanden op de Haagse redactie van de Volkskrant. De sfeer was vreemd strijdlustig, meer nog dan in de meest gepolariseerde perioden van de Nederlandse politiek. Van Schaveren, Henry Faas (de grote columnist Wandelganger) en nieuwsjager Han J.A. Hansen - normaal gesproken rustige en opgewekte types - waren furieus tegen overdracht van de Papoea's aan Soekarno, van wie dezen niets goeds te verwachten hadden.

Dáár ging het hun om, en niet om oud-koloniale sentimenten of verzuilde KVP-trouw, zoals wel is gesuggereerd door lieden die de kwestie-Nieuw-Guinea 'een zwarte bladzijde' in de geschiedenis van de krant noemden. Ik vond het vooral een spannende bladzijde. Oprecht was bij ons de verontwaardiging toen hoofdredacteur Joop Lücker zei dat hij geen 'loser's paper' wilde maken, een denkwijze die ver verwijderd was van de wereld van politieke commentatoren. Toch greep Lücker nimmer in.

Toen de infiltraties erger werden, ging Han Hansen naar Nieuw-Guinea. Plichtsgetrouw bezong hij de vorderingen die Nederland daar inderhaast maakte met de democratische opvoeding. Hilarisch was vooral zijn beschrijving hoe de Papoea's bibberende Javaanse parachutisten uit de bush redden. Ze droegen die naar het dorp en zongen 'We gaan er een opeten en braden in de pan.' Dit voornemen werd nimmer tot uitvoering gebracht, want de buit werd aan het Nederlandse bewind overgedragen voor luttele guldens.

Han Hansen was al terug in onze pijpenla aan de Haagse Wagenstraat toen Soekarno (januari 1962) met een kleine vloot aanviel. 'Onze' Marine (ook haastig versterkt) verjoeg de Indonesische kanonneerboten en boorde er een in de grond. 'Dit is een grote dag voor de Marine', riep Hansen in vervoering. Het leek me geen Tocht naar Chatham, maar het was wel de laatste keer dat een Nederlands oorlogsschip een schot in boosheid heeft afgevuurd.

De pennenstrijd over Nieuw-Guinea was ongemeen fel en Faas en Van Schaveren namen vooral die mercantiele lieden op de korrel die de handel met Indonesië belangrijker vonden dan het lot van die arme Papoea's. Publieke woordvoerders van die stroming waren vooral de Groep-Rijkens, met de exuberante Soekarno-bewonderaar Willem Oltmans als midvoor. Achter de schermen bewerkten machtiger zakenlieden de VVD. Maar vergeefs. Politiek leken Luns en 'wij' (en De Telegraaf) oersterk te staan.

Wij wisten niet, in die tijden van regenterij en geheimzinnnigheid, dat Luns het steeds moeilijker kreeg in het kabinet-De Quay. De brave en onhandige premier had op een cocktailparty in 1960 al eens gefilosofeerd over internationalisering van het halfeiland en hij beantwoordde de voorspelbare woede van Luns en anderen met het aanbod af te treden. Dat vond het kabinet echter ook weer te gortig.

Ministers als Zijlstra, Cals en Veldkamp en de invloedrijke staatsscretaris Norbert Schmelzer vertrouwden de zaak steeds minder, met name onder het nieuwe Kennedy-bewind. AR-kamerlid Barend Biesheuvel kwam in 1961 uit Washington met het verhaal dat de VS geen vinger zouden uitsteken. Dit leidde mede tot de opzienbarende ommezwaai van de AR-top. Een woedende ARP zou later fractieleider Bruins Slot op de elfde plaats van de kandidatenlijst zetten, waarna hij de politiek verliet. AR-lid P.G. Schut uit Heelsum argumenteerde: 'Israël werd door de Heere ook wel geholpen wanneer het op Hem vertrouwde tegenover geweldige heermachten. Waar blijft onze moed?'

In februari 1962 was alle moed verdwenen. De Amerikaanse minister en broer van de president Robert Kennedy ging eerst naar Jakarta en toen naar Den Haag, waar hij zich 'als een soort kwajongen' (De Quay) gedroeg. Hij kwam altijd te laat, maakte nooit excuses en ging onverschrokken tekeer tegen de kolonisatoren van driehonderd jaar: 'Waar zijn jullie universiteiten?' VVD-leider Toxopeus liep boos weg van zo'n party. En Luns werd nog kwader toen Kennedy de vriendelijke minister Beerman (CHU, Justitie) voorstelde als Nederlands onderhandelaar.

De Haagse heren én journalisten ergerden zich kapot, maar wél stond nu vast dat de VS het uit de communistische sfeer houden van Indonesië onvergelijkelijk belangrijker vonden dan het lot van de peniskokerdragers. Soekarno zou zeker oorlog voeren en Nederland zou die snel verliezen. Daarom capituleerde het kabinet, waarbij een grote meerderheid Luns verbood nog een obstinate brief naar president Kennedy te sturen.

In april 1962 kwam een delegatie bevriende Papoea's naar Den Haag. Die kreeg van de regering een lunch. Daarbij stond een kleine Papoeavrouw, een wat ouder Nieuw Guineetje, op en zei in keurig Nederlands tegen een batterij bewindslieden: 'U hebt ons christenen gemaakt. U hebt ons de beginselen van de westelijke democratie bijgebracht, en wilt u ons nu overlaten aan die mohammedaanse dictator?' Volgens ooggetuigen viel er een pijnlijke stilte. Ten slotte mompelde De Quay schuchter dat Nederland maar een klein land was en helemaal alleen stond.

De Washingtonse onderhandelingen van die zomer en de afspraak voor een referendum in 1969 vormden slechts een façade voor het overdoen van de kleine miljoen Papoea's en hun enorme land aan Soekarno. In de Haagse Wagenstraat hing een sfeer van matte boosheid en teleurstelling, evenals enkele jaren later na de Nacht van Schmelzer.

'Een hoera voor een groot vaderlander', hoorde ik op het Binnenhof naar Luns roepen. Maar velen namen hem kwalijk dat hij toen niet aftrad, maar wel luide lachbuien met Soekarno in Jakarta kreeg. Hij had de strijd vooral zo absurd lang volgehouden omdat de KVP geen crisis om Nieuw-Guinea wilde. Luns was electoraal te belangrijk.

Henry Faas ging later twijfelen aan zijn koers en had het vooral benauwd bij de gedachte dat 'wij' te lang de bevriende Papoea's in illusies hadden laten leven. Zelf ben ik, met veel dubben, steeds meer afstand gaan nemen van die kruistocht.

Had Nederland al in 1949, maar ook nog in 1961, zich niet beter het lot van héél Indonesië kunnen aantrekken, met een bezielde samenwerkingspolitiek? Maar daarvoor werd toen te negatief over Soekarno gedacht.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden