Het onsterfelijke verlangen naar JFK Hoe was het mogelijk? Wat als? Waarom?
De plek waar de eerste kogel John F. Kennedy's keel doorboorde, is normaliter gemarkeerd met een wit kruis op het wegdek. Voor deze speciale gelegenheid is dat weggepoetst. In Dallas, 50 jaar na de aanslag, ervaart correspondent Arie Elshout hoe 'JFK' zelfs postuum nog schittert.
Autogeraas, getoeter, boze blikken, lachende gezichten, tapdansende voeten op witte kruizen - het is een vreemd ritueel op Dealey Plaza in de Texaanse stad Dallas. Elke dag wordt hier de dood uitgedaagd, alsof hij vijftig jaar geleden nog niet genoeg sporen heeft achtergelaten op dit verkeersplein.
Twee plekken midden op het wegdek worden gemarkeerd door een X. Bezoekers gaan erop staan, de auto's ontwijkend die claxonnerend voorbijschieten. Even lachen en klik: een foto voor thuis vanaf de plaats waarop de kogel de keel van president Kennedy doorboorde. En klik: een foto vanaf de plaats waar een tweede en dodelijke kogel een stuk van zijn hoofd wegschoot. Daarna hup, snel terug naar de veilige stoep.
Wie de kruizen op de weg heeft geschilderd, weet niemand. Vermoedelijk de straatverkopers, zegt Carol Murray van het op de hoek gelegen Sixth Floor Museum, waar de geschiedenis van Kennedy's dood wordt verteld. De mannen in de stalletjes met boeken en dvd's over de moord weten kennelijk wat toeristen willen: samenzweringstheorieën en lijfelijk contact met een historische plek. De kruizen staan 'min of meer' goed, zegt Murray. Deze week werden ze verwijderd vanwege de herdenking van vandaag, maar dat is waarschijnlijk niet voor lang.
De meeste bezoekers zijn hier voor het eerst. Ze kennen de foto- en filmbeelden, maar nu is het alsof ze zelf het verhaal binnenstappen en deel worden van het drama. De tweedimensionale herinnering wordt een driedimensionale herhaling. Dan Rilenge, een 62-jarige gepensioneerde luchthavenbeambte uit Indiana neemt het hele plein in ogenschouw. 'Waarom', zegt hij, 'reed Kennedy's limousine niet vanuit Main Street meteen rechtdoor naar het viaduct van de autoweg? Waarom gingen ze rechtsaf Houston Street in en vervolgens linksaf naar Elm Street, waardoor ze een scherpe draai moesten maken en afremmen voor het gebouw waar Lee Harvey Oswald zat?' Rilenge is met zijn 63-jarige vrouw Jan, zijn 'sweetheart' voor 42 jaar die er met haar lange blonde haar nog uitziet als het schoolmeisje van vroeger, alleen ouder. Ze groeiden op met de Kennedymoord. Nu zijn ze hier 'om te proberen alle stukjes op hun plek te laten vallen'.
Anderen staren op de zesde etage van het museum uit het raam naast de door glas afgeschermde plek waarvandaan Oswald de schoten loste. Ze hebben hetzelfde uitzicht als hij in wat toen een pakhuis voor schoolboeken was. Ze blijven er lang hangen, alsmaar naar beneden turend, niet begrijpend dat een nationale tragedie in zo'n klein hoekje kan zitten.
Hoe was het mogelijk? Wat als? Waarom? Deze vragen hebben voor een bepaalde generatie Amerikanen nauwelijks aan kracht ingeboet. Zoals het roze, met bloedvlekken besmeurde mantelpakje van Jackie Kennedy bewaard wordt in een zuurvrije container, zo lijken ook hun gevoelens al die jaren zuurvrij te zijn opgeslagen ergens in het hoofd. Raak het aan - zoals nu bij de 50ste verjaardag - en de emoties zijn er weer. Onverdund.
Weer is daar de Kennedymystiek. Vraag het deze dagen aan iedere Amerikaan die het heeft meegemaakt en ze vertellen vrijwel allemaal hetzelfde verhaal: hoe de knappe president met zijn glamoureuze vrouw en jonge kinderen de natie betoverde en de verbeelding werd van een nieuwe, hoopvolle tijd. Het charisma overbrugt met gemak een halve eeuw. Voor het blad Vanity Fair werkte James Wolcott (60) zich door een berg nieuwe boeken. Daaronder ook kritische, waarin Kennedy als middelmatig president wordt afgeschilderd. Maar, schrijft Wolcott: 'Ik ben verliefder op de man dan ooit.' Gelukzalig zonk hij weg in een fotoboek, dat volgens hem laat zien hoe Kennedy de Amerikaanse droommachine op volle toeren lieten draaien.
Mysterie
Wat er ook weer is, is het gevoel van mysterie. Hoe was het mogelijk dat aan deze tijd, met een president die een aantrekkingskracht had als geen van zijn voorgangers, zo wreed en abrupt een einde werd gemaakt door zo'n onbeduidende sukkel als Oswald met zijn goedkope geweer, voor 12 dollar gekocht bij een postorderbedrijf? De discrepantie tussen de magie van de een en de miezerigheid van de ander was voor velen ondraaglijk: er moesten machtiger krachten achter hebben gezeten. De maffia, de Cubanen, de Russen, de CIA, vicepresident Johnson? Nog steeds weigert tweederde van de Amerikanen de officiële lezing te geloven dat Oswald in zijn eentje handelde. In een boek is zelfs Kennedy's vader verdachte.
Spreek ze aan op Dealey Plaza en de samenzweringstheorieën poppen omhoog als de poppetjes in de schiettent op de kermis. Paul Querantello was scherpschutter bij de kustwacht. Hij heeft als zelfbenoemd ballistisch expert de filmbeelden op YouTube bestudeerd. Hij weet het zeker: één kogel kwam van boven uit het raam waar Oswald zat en miste. De twee fatale kogels kwamen van het grasperk langs de weg en troffen de president van voren. De zwaarlijvige Querantello is 50, werd tien dagen voor de moord geboren, maar is een tweedegeneratiecomplotdenker, zwaaiend met zijn mobiel, waar op het internet de theorieën over meer dan een schutter welig tieren, net zo eeuwig als de vlam op Kennedy's graf.
Televisiemoord
Kennedy laat de Amerikanen niet los. Voor hen die de moord bewust hebben meegemaakt blijft het de meest traumatische openbare gebeurtenis, zelfs nog meer dan '11 september', meent Jill Abramson, de 59-jarige hoofdredactrice van The New York Times. Dat heeft ook te maken met de opkomst van de televisie. Vanaf de schoten in Dallas op vrijdag 22 november 1963 tot aan de begrafenis op de militaire begraafplaats in Arlington op maandag de 25ste schrapten de tv-zenders de normale programmering en reclame. Onderzoek wees uit dat het gemiddelde gezin in dat weekeinde 31,6 uur voor de tv zat - bijna 8 uur per dag.
In de eerste uren is er het ongeloof. Over de altijd volle straten en avenues van New York golft bij elk stoplicht van auto tot auto, van voetganger tot automobilist de vraag: 'Is het waar?' Ja, was het antwoord, hij is dood. Op de schok volgen het verdriet en de rouw. Vrijdagavond keert Jackie Kennedy met de Air Force One terug in Washington DC. In Dallas heeft ze haar ring afgedaan en in de kist gelegd bij haar man. Samen met Robert, de broer van de president, kijkt ze toe hoe de lijkkist wordt uitgeladen. Voor het eerst zien de Amerikanen de bloedvlekken op het roze Chanelpakje. Iedereen op de luchtmachtbasis is zo stil dat een van de aanwezigen, schreef hij later, smachtte naar een snik, een kreet, een jammerklacht, een menselijk geluid.
Zaterdag worden in de avondschemering Kennedy's persoonlijke bezittingen uit het Witte Huis gehaald. Als de schommelstoel wordt weggedragen, krijgt een tv-verslaggever het te kwaad. De dag erop is de regen opgehouden en staat er een bleek zonnetje. Kennedy wordt opgebaard in het Capitool. Dochter Caroline kust knielend de kist en om dichter bij haar vader te zijn gaat ze met haar hand onder de vlag. Tranen biggelen over de wangen van de voltallige legertop. Op de begrafenis loopt 's maandags achter de kist een groot zwart paard met de laarzen andersom in de stijgbeugels ten teken dat zijn gevallen berijder er nooit meer op zal rijden. De 3-jarige John jr. salueert.
Blijvend verlies
De beelden staan in het collectieve geheugen gegrift, hun zeggingskracht niet aangetast door de jaren. Zelfs Michelle Williams en Terry Young zijn ervoor naar Dealey Plaza gekomen. Ze komen niet uit Amerika maar uit Australië, ze zijn niet eind 50 of ouder maar 24 en 31. Hun momenten waren '11 september' en de dood van Diana, de moord op Kennedy kennen ze uit overlevering.
Maar voor ouderen is er het gevoel van een blijvend en onverklaarbaar verlies, gesymboliseerd in die machtige, onrustige zwarte ruin met dat lege zadel. 'We zullen nooit helemaal weten wat ons werd ontnomen op die dag in Dallas', schrijft Wolcott. Was Kennedy een groot president of een charmant lichtgewicht met een even roekeloze als dwangmatige drang tot seks?, schrijft Abramson. Ook zij zegt dat we het niet zullen weten: Kennedy is in de dood net zo ongrijpbaar als bij leven.
Eén ding is zeker: de 50ste verjaardag van de moord roept weer veel van de oude luister op. Die blijkt sterker dan alle revisionistische kritiek en twijfel. Kennedy was kwikzilver. Hij verblindde en was moeilijk te vatten, maar op een moment als dit schittert hij zelfs postuum voor velen weer als vanouds. Het verlangen naar hen die doen dromen, is onsterfelijk.
undefined