Het mooiste museum Nederland Den Haag
Vandaag en morgen is het Nationaal Museumweekend. Kees Fens bezoekt het Mauritshuis, zijn favoriet, en verdwijnt in de allerhelderste hemel van wolken en blauw....
Het Mauritshuis is de Eerste Kamer onder de musea. Het heeft de voornaamheid van die vlakbij gelegen Kamer overgenomen, de bezonkenheid van de hele omgeving – vooral die van de Hofvijver, de diepste denker van ’s Gravenhage – de ingehoudenheid en deftigheid van de stad zelf. (Niet lang geleden werd de museumwinkel bediend door typisch Haagse of Wassenaarse parelhoenders).
Nog altijd betreur ik het dat men opzij via het souterrain naar binnen moet; de hoofdingang met het prachtige hekwerk verdient royaal gebruik. Eenmaal binnen en boven staat men in een verfijnd woonkamerinterieur – de superieurste vorm van Hollandse huiselijkheid – tussen kunstwerken die de eeuwen niet tellen. Allemaal Nederlands.
Een andere dan de intieme ruimte is voor de schilderijen nooit gezocht: ze hangen nog gewoon boven elkaar. Zelfs de trage kijker heeft voor zijn rondgang door de kamers en zalen niet veel tijd nodig voor de bevinding dat hij meer heeft gezien dan hij aankan. Een hele eeuw lijkt in een aantal vertegenwoordigers aanwezig.
Ik ken geen museum dat zo indrukwekkend Hollands is. (De Terborghs, zeker het briefschrijvende meisje, voelen zich thuis in deze woonkamers). Er is de 17de eeuw, vertegenwoordigd door vaak het beste dat eens gemaakt is, en er is de eeuwigheid. En dat is natuurlijk het Gezicht op Delft van Vermeer, een zicht op het hemels Jeruzalem – stad van licht – als nooit eerder en later gemaakt.
Soms blijf ik als kijker op het gele zand van de oever, soms daal ik af in de stilte van een van de huizen, soms laat ik me verdwijnen in die allerhelderste hemel van wolken en blauw. Het laatste deed ik afgelopen zondag. Het mooiste museum van Nederland bezit het mooiste Nederlandse schilderij, dat de soms schemerige zaal in het licht zet, zoals ik zondag zag.
In het Mauritshuis triomferen dit voorjaar in enkele zalen asperges, perziken, aardbeien, kruisbessen, schelpen ook, in de vaak heel kleine stillevens van Adriaen Coorte (1665-1707). Misschien het allermooiste: twee perziken op een stenen tafel, twee contemplatieven, op de rand van de tijd, het licht van hun geloof verspreidend. Maar er vlakbij ligt een bosje asperges in bijna gelijke grootheid van geest al eeuwen zijn verleden te overdenken.
Maar, o schitterend Mauritshuis, je bent te groot voor deze enkele minuten van stilte. Bij ieder schilderijtje moet de kijker de ruimte voor zichzelf klein maken. Een schaal wilde aardbeien hoort niet in hetzelfde gebouw als de stier van Potter. Er zou – ook omdat alle Coortes tenslotte in hun geestelijke thuisland moeten zijn om steeds stiller te worden – een apart klein museum gebouwd moeten worden, in de Hollandse omgeving van het Binnenhof, vlak bij het Mauritshuis. Of men moet daarvoor een bestaande ruimte kiezen. De Trèveszaal zou het mooiste kleine museum van Nederland kunnen worden. Dat hoop ik voor het Museumweekend. Daar hangen dan de ook zo kleine glasschilderijen, de Coortes en enkele andere kleine schilderijen (uit de collectie van het Mauritshuis). Ze zijn thuis en zwijgen nog intenser. De ministers kunnen blijven vergaderen. In de zegen van gedempte taal.