Het modernisme leeft
Een licht krankzinnig project is het, het naslagwerk waarin uitgeverij Phaidon de 1053 mooiste bouwwerken van de afgelopen jaren verzamelde....
Het is heel goed mogelijk om de wereld in te delen in twee typen mensen. Een die een atlas gebruikt om er een plaats in op te zoeken, de ander die erin kijkt om gelukkig te worden. Tot die laatste categorie behoort ongetwijfeld Richard Schlagman, de directeur van de grote Britse kunstboekenuitgever Phaidon. Hij bedacht een onmogelijk boek, dat toch is verschenen: The Phaidon Atlas of Contemporary World Architecture.
Een atlas, een echte atlas, is voor subgroep 2 een genotzalig instrument waarin een driedimensionale wereld wordt teruggebracht tot een overzichtelijke, tweedimensionale iconografie. Data worden een kaart, het donkerste blauw suggereert de diepste zee een kerk is een kruis geworden, een boortorentje verraadt een vindplaats van mineralen, pijlen zijn windrichtingen en golfstromen. Maar is het belangrijk om te weten dat Chili de grootste vindplaats is van kopererts, zal subgroep 1 vragen? Nee, dat is niet belangrijk! Maar het boek waarin het is terug te vinden is heel erg belangrijk.
Natuurlijk is het monsterlijk grote Phaidonboek (32x45x6 cm, 7 kilo zwaar, geleverd in een hardplastic koffertje) geen Times Atlas of the World. Er wordt wel een wereldkaart getoond, waarin een verband wordt gezocht tussen de veelheid aan architectonische projecten en de bevolkingsdichtheid. Maar dat is meer een flauwekulletje. De 1053 bouwwerken die in deze atlas staan, zijn geselecteerd op basis van esthetische normen. Die hebben niets met werkelijk bouwvolume te maken. Anders zouden steden als Shanghai en Hongkong inktzwarte activiteitenvlekken moeten vertonen.
Toch is het een heerlijk boek, waaruit kostelijke lijstjes zijn te destilleren. Er staat werk in van 660 architecten. De meest succesvolle ondernemer in de branche is Sir Norman Foster. De Brit, ondermeer bekend van de verbouwing van de Reichstag in Berlijn en het ontwerp van een augurkvormige torenflat in Londen, wordt met veertien gebouwen vermeld. Op twee staan Herzog & de Meuron, het Zwitserse duo dat de Tate Modern in Londen verbouwde, samen met de Japanner Tadao Ando (elk met negen ontwerpen). De best genoteerde Nederlanders zijn Erick van Egeraat en Ben van Berkel (UN Studio) met zes gebouwen. En dat is in dit internationale geweld een reusachtige score.
Is die Phaidon-index belangrijk? Jazeker is hij belangrijk. Want architectuur is bij uitstek opdrachtkunst. De architect die het best zijn opdrachtgever weet te imponeren, is de meest succesvolle architect. Als er iets valt af te lezen uit dit overzichtswerk, is het dat architecten van alle beroepsgroepen het meest hebben geprofiteerdvan de zucht van steden om zich met spraakmakende gebouwen te profileren. Als het gaat om opdrachten voor musea, universiteitsgebouwen, stadhuizen en monumenten, duiken vaak de namen van de dezelfde verdachten op: Frank Gehry, Rafael Moneo, Daniel Libeskind, Norman Foster en Renzo Piano. Hun ontwerpen zijn zeer spectaculair, uitermate fotogeniek, en bij uitstek geschikt voor het fenomeen dat citymarketing heet.
De atlas beperkt zich to gebouwen die sinds 1998 zijn opgeleverd. Er zijn indexen naar architect en naar type ontwerp, De wereld is ingedeeld in zes regio's, waarbij Europa en Amerika in aantallen veruit superieur zijn. De VS (met 113 vermeldingen) en Duitsland (78) prijken bovenaan het landenlijstje. Maar de score van Nederland is ongekend hoog (60, op plaats 6), ver boven landen als China, Frankrijk en ItaliHoewel niet alles in Nederland door Nederlanders is gebouwd, mag je er wel uit opmaken dat de Nederlandse architectuur wereldwijd nog steeds wordt gewaardeerd. Ondanks het feit dat de architecten in dit land zelf menen dat de hype van wat Superdutch is gaan heten, al lang voorbij is.
Phaidon selecteerde in het hoofdstukje Nederland veel van het bureau MVRDV van Winy Maas (felgekleurde eensgezinswoningen in Ypenburg, de veelkleurige Silodam in Amsterdam); van Van Egeraat (Hogeschool in Rotterdam, popcentrum De Mezz in Breda), van UN Studio (Gewild Wonen in Almere, het Mobiushuis in het Gooi en het Valkhof Museum in Nijmegen). Maar ook een veel kleiner, en minder bekend project is gekozen: de krankzinnige bushalte van NIO Architects die als een enorme walvissenkaak langs een draaipunt van bussen ligt in Hoofddorp.
Juist die keuze van groot en klein door elkaar maakt de atlas tot een bruikbaar boek. Het grootste project is het voetbalstadion in Oita, voor de WK in Japan in 2002, van bijna 93 duizend vierkante meter. Het kleinste een klokkentoren in Judenburg, Oostenrijk van zes vierkante meter. Alles is gefografeerd, van bouwtekening voorzien en kort in tekst toegelicht. Als je de atlas doorbladert, heb je in middag een overzicht van de stand van de wereldarchitectuur. Dat mag de belangrijkste pre worden genoemd van een toch licht krankzinnig project. Er komt hopelijk niemand op het idee om alle beeldende kunst van de afgelopen vijf jaar in boek te stoppen.
Als je de laatste bladzijde hebt opgeslagen, blijft sterk de indruk hangen dat in de architectuur het modernisme nog steeds de superieure internationale vormentaal is. Nog altijd duiken overal die esthetische, kale, wit-betonnen ijle villa's met veel glas op. Van Libanon, China tot Zuid-Amerika. Alsof Mies van der Rohe en Le Corbusier niet allebei al decennia dood zijn. Er is geen nieuwe school opgestaan die furore heeft gemaakt, althans niet een die beklijft.
Je ziet wel tal van architecten die op zoek gaan naar lokale tradities, en die vormen en materialen meenemen van de plek waar ze vandaan komen. En je ziet dat wereldwijd opererende architecten zich aan lokale tradities aanpassen, zoals een curieus project van Renzo Piano in Nieuw CaledoniHij ontwierp een onafhankelijkheidsmonument voor de Kanaken. Het is een serie grote schildvormige houten staketsels. Als je vanaf zee Nieuw Caledoniadert, staan die schilden zo opgesteld, dat het lijkt of een reuzen-kanakenleger een ontvangst voorbereid.
De atlas bevestigt de status van de Japanse architectuur, een van de weinige landen met een veel grotere architectendichtheid dan Nederland (0,7 architecten per vierkante kilometer, tegen 0,2 in Nederland). Shigeru Ban, Toyo Ito maar vooral Tadao Ando, zijn buitenaardse superestheten. Een andere reputatie die volledig overeind blijft, is die van Herzog & de Meuron, zij doen het het best op de foto, zou je pesterig kunnen zeggen, maar dat zou afbreuk doen aan de originele en vaak functionele gevelbedekkingwaarmee ze op elk gebouw opnieuw verrassen.
Als dit boek nog iets anders ademt dan de bevestiging van het modernisme nog niet dood is, dan is het de rijkdom van de westerse wereld in de tweede helft van de jaren negentig, de tijd dat al deze gebouwen gereed kwamen, of werden ontworpen. De opdrachtgevers hadden zo veel geld, de technische innovatie was zo groot, dat architecten alles wat ze konden verzinnen ook gebouwd zagen worden. Het duurste gebouw uit het boek is het vliegveld bij Kuala Lumpur in Maleisi2,2 miljard dollar. Het goedkoopste, een onder architectuur gebouwde boomhut in Adis Abeba, Ethiopie: 3000 dollar.
Om al deze gebouwen bij elkaar te krijgen is Phaidon jaren bezig geweest. Het is niet duidelijk of dit een wederkerende editie wordt. Maar als dat zo is, zou het interessant zijn om te zien of de architecten die nu in de toptien staan met spectaculaire, vaak gespierde architectuur, ook de populairste zijn als er veel minder geld is voor prestigieuze gebouwen. Over vijf jaar zou best wel eens kunnen blijken dat de de opdrachtgevers iets minder makkelijk zwichten voor spektakel. En dat de recessie de architectuur in een opzicht geen slecht heeft gedaan.