'Het is een sterke moeder, niet zo'n iel knolletje'
Vivianne van Dijk uit Kockengen is 17 jaar. Haar vosmerrie Hildemar is net zeven geworden. Vivianne en Hildemar willen samen naar de Nederlandse hippische beroepsopleiding in Deurne....
'Ze is een beetje een trutje hoor, snel op haar teentjes getrapt. Hup Hild, opzij met je kont. Ze staat nu met haar kont naar de staldeur en dat mag niet van mij. Maar het is haar stal, vindt zij en zij staat erin zoals zij wil. Hild!
Kijk, nou is ze boos, ik mag niet aan haar kont zitten. Als ze haar hoofd zo heen en weer gooit zegt ze: ''Pas op Vief, ik doe nog niks, maar ik waarschuw je''. Ze gaat niet echt meppen hoor, ze dreigt alleen maar.
Ze heeft me wel eens flink gebeten. Dat was in de winter. We hadden net getraind, ze was heel erg bezweet en ik moest de deken van haar afhalen. Daar heeft ze een hekel aan, dat vindt ze een irritant gevoel. Ik zei nog: ''Hild, denk erom'', want een gewaarschuwd paardje telt voor twee.
Zij stond erbij van tralala, niks aan de hand. Ik doe die deken af en hap!, supersnel beet ze in mijn kont. Ik had een vette bloedblaar. Aan de ene kant vind ik dat wel grappig, maar het mag natuurlijk niet te gek worden. Dan word ik wel effe boos. Maar zij kijkt dan een beetje afwezig zo van: ik hoor niets, ik weet niet waar je het over hebt.
Hild is een heethoofd. Er zit veel Engels volbloed in en die zijn vaak heet. Ze heeft heel veel trots en een heel eigen karakter, typje Hildemar. Kijk, hier tussen haar ogen heeft ze een bobbel. Ze zeggen dat paarden die dat hebben koppig zijn en een sterke eigen wil hebben.
Ik dacht altijd dat alle paarden wel van een beetje aaien en knuffelen hielden, maar Hild niet. Eigenlijk vind ik dat wel jammer. Als ik haar blijf aaien, draait ze zich om, dan heeft ze er genoeg van. Hou nou eens op, zegt ze dan.
Jaloers is ze ook. Nou heeft ze er de pest in dat ik al mijn aandacht aan jou besteed. Dan gaat ze met haar hoofd zwaaien, zo van: joehoe, ik ben er ook nog, kom nou eens bij mij. Of als ik een ander paard aai, dat naast haar staat, dan maakt ze meteen duidelijk dat ze het daar niet mee eens is. Ze heeft best een hoop streken, maar ze is een leuk peerdje. Hild is mijn held.
Niemand in mijn familie heeft iets met dieren, we hebben zelfs geen hond. En dan kom ik met een paard aan. ''Wat zie je er toch in?'', vroeg mijn moeder in het begin steeds. Ik heb haar nu drie jaar, maar mamma zal haar nooit te eten geven, dat durft ze niet. Mijn vader is minder bang, maar die is altijd weg, die moet werken.
Vóór Hild had ik een pony, Easy. Die moest worden afgemaakt omdat ze kreupel werd. Ik werd er ook te oud voor. Ik hoorde dat Hildemar te koop stond bij een man hier in de buurt. Ik was meteen weg van haar. Ik zat erop en dacht: hierop kan ik een kopje thee drinken, zo heerlijk soepel en lichtvoetig gaat dat.
Veel mensen zeiden tegen mijn ouders: Ach, die jonge meiden vinden het leuk om op de manege rond te hangen. Dat gaat wel over. Als ze een jaar of veertien worden krijgen ze een vriendje en is het voorbij. Bij veel meiden is dat ook zo, maar voor mij niet. Ik was altijd al op zoek naar een paard.
Ik heb Hildemar voor mijn verjaardag gekregen, ze kostte tienduizend gulden. Ik kon wel huilen van geluk. Ze is wel een aparte, waarschuwde de man van wie ik haar kocht. Hij vond dat wij wel bij elkaar passen. Ik kom altijd snel voor mijn recht op, met een beetje grote mond vaak wel. Als iets niet snel genoeg lukt, word ik kwaad.
Met haar heeft dat geen zin. Ze heeft me altijd met stille krachten duidelijk gemaakt dat ik alleen met heel veel geduld wat kan bereiken bij haar. We zijn alletwee ongeduldig. Dat gaat juist goed samen. Je hebt alletwee een minpuntje en als je samen wedstrijden gaat rijden dan moet je daar overheen zien te komen. Je moet samenwerken, daardoor leer je veel van elkaar. Ze is geboren voor mij.
Nu staat ze een beetje te pitten, maar als je haar ziet springen, dan is ze een heel ander paard. Dat is het van target, target, piep, piep, actie. Dat vindt ze schitterend. Ik vind dat ook prachtig, dat werkt heel goed tussen ons.
Ik ben ook altijd onvoorzichtig, ik gooi glazen om, ben niet verlegen. Zo heeft zij dat met hindernissen. Ze kijkt niet wat voor een het is, ze springt gewoon. Alsof ze oogkleppen op heeft. Dat heb ik zelf misschien ook wel.
Een heleboel mensen denken dat je met zo'n paard lekker de hele dag aan het rijden bent, maar dat is niet zo. Ik ben de meeste tijd kwijt met de verzorging. Ik sta elke morgen om half zeven op. Dan doe ik de staldeur open en zeg ik: Hee Hild goeiemorgen. Zij kijkt dan terug van: hoi, leuk dat je d'r bent, wat gaan we doen vandaag. Dan krijgt ze lekker eten. Ik praat effe tegen haar en geef ik haar een klopje op haar hals. Daarna ga ik naar school.
Als ik 's middags terugkom hoort mijn moeder haar soms al hinniken van waar blijf je nou, ik ben hier zo alleen. Ze weet precies wanneer de school uit is, hè Hild, en dan staat ze al te popelen in haar stalletje. Dan ga ik een stukje met haar rijden of ik laat haar lopen. Dat is rond deze tijd, daarom staat ze nou zo te bonken. Ze wil eruit. Rustig Hild, afblijven. Dadelijk gaan we eruit.
Je kan niet zeggen vandaag maar eens niet. Bij een vriendin slapen kan haast nooit. Ik moet echt 's ochtends om negen uur weer hier zijn voor haar. Later kan je gewoon niet maken. Ik ga zaterdag wel eens uit, en dan wil ik op zondag uitslapen. Dan kom ik pas om negen uur en voel ik me heel erg schuldig. En zij is dan chagrijnig, want zij weet natuurlijk niet dat zondag mijn enige uitslaapdag is. Daar heeft ze geen boodschap aan.
Soms als ze zomers in de wei staat en haar staart waait in de wind, dan heb ik helemaal geen contact met haar, dan lijkt ze helemaal op zichzelf te leven. Als ik haar dan kom halen, kijkt ze me aan van: daar heb je haar weer, ik moet er weer uit en dat wil ik helemaal niet. Dan zucht ze een keer diep en gaat ze gewoon verder met eten. Als ik haar dan pak, loopt ze chagrijnig mee.
Ze is heel erg eigenwijs. Ze denkt dat ze het allemaal wel weet, dat ze zelf de wet kan bepalen en dat ze onafhankelijk is. Soms is ze heel volwassen, de manier waarop ze de passen afmeet voor een hindernis, bijvoorbeeld. Maar ze moet nog een hoop leren. Ze is niet zo onafhankelijk als ze denkt, ze heeft me nodig, ze zou niet zonder me kunnen. Ze is een kind van me. Ze heeft iemand nodig die haar vertelt wat ze moet doen. In het wild is dat de leider van de kudde. Ik ben haar leider. Zonder mij krijgt ze geen vreten.
Ik kan me geen leven zonder paard voorstellen. Het is net alsof je samenwoont, dan ken je iemand ook door en door. Ik woon wel niet met haar op kamers, maar ben wel elke dag met haar samen, we hebben best een intieme band.
Als ik moet huilen omdat ik een nare bui heb, of als er ruzie is in huis, ga ik naar haar toe. Dan gaat ze gewoon zo een beetje bij me staan, met haar hoofd tegen me aan en is ze heel rustig. Geleidelijk aan neem ik dan haar ademhaling over. Daar word ik heel rustig van. Je kan wel niet met haar praten, maar we hebben een soort energieband. Als ik van iets baal, dan zeg ik dat vaak tegen haar. Ze zegt niks terug natuurlijk, maar dat is ook wel lekker, dat je eens een keer geen commentaar krijgt.
Mijn vriend is brommergek. Soms vindt hij het niet leuk dat ik weer naar Hild toe moet, maar ik zal haar nooit op de tweede plaats zetten. Het zou best leuk zijn om een vriend te hebben die ook van paarden houdt. Maar als ik met mijn paardje ben, ben ik alleen met mijn paardje.
Als we ruzie hebben zeggen mijn ouders wel eens: pas op, of we verkopen je paard. Dat moeten ze niet doen, want dan ga ik mee de veewagen in, ik bind me aan haar vast.
Hild! Ophouden, daar krijg je lelijke benen van. Ze heeft te veel energie, daarom staat ze zo heen en weer te zwaaien. Dat mag niet. Hildemar heeft mooie lange benen, dat is kenmerkend voor volbloeds. Voor een paard is ze niet echt groot, dat wilde ik ook niet. Maar ze toont hoogte, ze straalt macht uit. Volgens mij kan je er een hartstikke mooi veulen uit krijgen, het is een sterke moeder, niet zo'n iel knolletje. Ik denk wel dat ik haar een keer laat dekken. Hild, kap nou effe.
Er is een spreekwoord dat zegt: De eerste zeven jaar is het paard je grootste vijand, de tweede zeven jaar je grootste vriend en de laatste zeven jaar voor je kinderen. Ik heb haar nu drie jaar en het is soms heel moeilijk. Dan denk ik; ik kap ermee. Je hebt ontzettend veel geduld nodig.
Laatst maakte ik een ritje naar Vinkeveen en op een gegeven moment wilde zij niet verder. Ik ben hier de baas, dus we gingen wel door. Maakt mevrouw ineens een rare sprong en liggen we alletwee in de sloot. Dat mag natuurlijk niet voorkomen.
Ze heeft haar trots. Aan de ene kant moet je die natuurlijk onderdrukken, ze moet weten dat ik de baas ben. Aan de andere kant moet je haar karakter niet afnemen, je moet er geen hobbelpaard van maken. Het zou zonde zijn om alleen maar een beetje plezier met haar te maken, ze is geboren voor meer, ze is een winnaar.
Als ik op een wedstrijd kom, hoor ik mensen vaak zeggen: kijk eens wat een mooi paard. Dat streelt mijn ego, want ik heb haar toch maar zo mooi gekregen. Ik weet dat Hild veel kan. Daarom wil met haar naar de Nederlandse hippische beroepsopleiding in Deurne. Ik ben klaar met de mavo, Hild is klaar met de opleiding die ik haar gegeven heb. Nu willen we samen naar de vervolgopleiding.
In Deurne kun je als koppel worden toegelaten. Voordat je wordt aangenomen, moet je een aantal proeven afleggen, om te laten zien dat je goed genoeg bent. Daarvoor doe ik nu een voorstage. Natuurlijk moet je paard ook goed zijn, je kan niet met een knol aan komen zetten die niks kan.
Het zou wel ontzettend balen zijn als ze mij wel goed genoeg vinden, maar Hild niet. Dan ga ik niet. Ik verkoop Hild niet. Door haar ben ik ertoe gekomen dat ik naar Deurne wil, van haar heb ik zoveel geleerd. Dan zou ik het laf vinden om haar zo aan de kant te gooien. Dan maar niet. Zij is mijn toekomst.' Mac van Dinther