Het fascinerende toeval
'Door toeval is mijn vader niet terechtgesteld. Hij was ter dood veroordeeld, maar door de verjaardag van keizer Hirohito kreeg hij gratie....
'IK HEB DE neiging in verzet te komen tegen autoriteit die mij wordt opgelegd. Gelegitimeerd gezag aanvaard ik, maar niet de macht die wordt uitgeoefend om de macht. Dat iets is, zoals het is, wordt door mij alleen aanvaard als ik weet waarom het zo is.
Vroeger werd ik ''de ongelovige Thomas'' genoemd. Ik mag graag alles in twijfel trekken, zonder dat ik een aartsweifelaar ben. Die eigenschap ontwikkelt een scherper gevoel voor de wenselijkheid dingen op zijn kop te zetten. Voor een politicus is dat van belang. Niet om de revolutie af te kondigen, maar om een intuïtie te ontwikkelen om zaken in beweging te krijgen.
Ik ben redelijk beheerst en besluitvaardig. Op het moment dat ik handel denk ik: zo moet het, het kan niet anders. Pas achteraf bekruipen me vragen: was het wel zo verstandig? Het prettige is dan wel dat het voorbij is en niet meer terug te draaien.
Ze moeten bij mij van verdomd goeie huize komen als ik een redenering heb afgelegd, mij ervan te overtuigen dat ik op een foute plek ben uitgekomen. Ik kon als ambtenaar eindeloos discussiëren, maar als het besluit eenmaal genomen was, voerde ik het loyaal uit. In die zin ben ik moeilijk voor iemand die gezag over mij wil uitoefenen.
In mijn jeugd ging ik sterk mijn eigen weg. Ik houd er niet van het conflict aan te gaan. Een driftige botsing is mij vreemd. Toch kan ik ontzettend boos worden, maar ik trek me op zo'n moment terug. Dan denk ik: barst maar!
Een politieke tegenstelling uitvechten is voor mij geen probleem. Maar als iemand me willens en wetens schade probeert te berokkenen, ben ik kwetsbaar. Als me een rotstreek wordt geleverd, mijn integriteit in twijfel wordt getrokken of als er denigrerend wordt gedaan, heb ik er een paar dagen last van. Daarna ben ik het vergeten.
Ik ben een betrekkelijk rationalistisch iemand. Een andere kant van mij is de weemoed, diep in me zit de escapist. Niet dat ik een dwingend verlangen heb te vluchten, maar op gezette tijden wil ik met heel andere dingen bezig zijn.
Buiten de politiek om kan ik soms letterlijk wegdromen. Niets doen, mijn gedachten op een beeldende, associatieve manier de loop laten gaan. Dat kan ver weg uitkomen, ergens in de geschiedenis. Als het mogelijk was, zou ik graag een dagje in de oudheid willen vertoeven. Om te zien hoe er werd geleefd in beschavingen waarvan we weinig sporen kennen.
Het dromerige in mij hoeft in de politiek niet aan bod te komen. Soms strijdt dat in mij als ik geen zin heb mij weer over te geven aan het politieke handwerk. Dan verlies ik me liever in poeëie.
Ik houd van gedichten met een bijna huiselijk, fluisterende toon. Poëzie is ambacht. Als je de lasnaden niet meer kunt zien, dan is het gedicht gelukt. Het poëtische verlangen naar een ander land raakt bij mij een snaar. En de tragiek van het gemis, het Elysium, het haperen van de verdergaande vervulling. Maar als ik de drempel over ben van het land Politica, dan is het weer helemaal mijn land.
Al vrij vroeg was ik me bewust van het feit dat er zoiets als politiek bestond. KVP-fractievoorzitter Schmelzer belde soms op zaterdagochtend met mijn vader, die net de Tweede Kamer uit was. Ik wist als achtjarige wel wie Schmelzer was. En ik begreep dat mijn vader bij de overheid werkte.
In de eerste tien jaar van mijn leven is de associatie met de lente het sterkst. We woonden in Lisse, waar mijn vader burgemeester was, vlak bij de Keukenhof. De zeeën van narcissen en hyacinten die het voorjaar in bloei stonden. Met mijn broer verkocht ik illegaal bloemenslingers aan Amerikaanse toeristen voor een rijksdaalder. Dat waren destijds woekerprijzen. Je moest wel uitkijken dat de politie er niet aan kwam. Ik kom uit een groot gezin. Mijn oudste broer is negentien jaar ouder dan ik, was het huis al uit toen ik geboren werd. We waren alleen compleet op de momenten dat Sinterklaas en Kerstmis werden gevierd.
We waren een redelijk traditoneel katholiek gezin met veel lawaai en rumoer. De roomse blijheid voerde de boventoon, hoewel we boven de riveren leefden. Als misdienaar deed ik begrafenissen en bruiloften in de Bavo-basiliek. Dan hoefde ik niet naar school. Die bruidssuikers, daar gingen we voor.
Mijn moeder was een mooie rationeel ingestelde vrouw. Vader was dominant. Dat leverde weleens fricties op. Hij was een typische regent, maar voelde de tijdgeest zodanig aan, dat hij de evolutie naar democratisering in de jaren zestig meemaakte en verstond. In die zin was hij een volbloeddemocraat.
De Tweede Wereldoorlog heeft mijn fascinatie. Het is een van de grootste ingrepen in de geschiedenis geweest. Misschien is het wel de laatste oorlog geweest, die nog ging over het vernietigen van het kwaad.
Alles waar het in het leven om draait is in die oorlog samengebald. De keuzes die je moet maken en die niet meer vrijblijvend zijn.
Mijn ouders hebben nooit uit zichzelf over de oorlog gesproken. Ze hebben in een jappenkamp in Indïe gezeten. In die periode hebben ze elkaar ruim drie jaar niet gezien. Mijn oudste broer en zus zaten in het kamp bij mijn moeder.
Door toeval is mijn vader niet terechtgesteld. Hij was ter dood veroordeeld, maar door de verjaardag van keizer Hirohito kreeg hij gratie. Was de keizer op een andere dag jarig was geweest, had ik niet bestaan. Ik ben daardoor wel mateloos gebiologeerd door de rol van het lot. Als er geen externe gebeurtenis was geweest, was hij doodgeschoten. Dan was ik er niet geweest, waren mijn kinderen nooit geboren en was de lijn waarin ik nu leef afgebroken, voor hij was begonnen. Absoluut fascinerend.
Tegenover dat toeval staat weer de onvervreemdbaarheid van elk individueel leven. Dit is mijn leven, dat toevallig is begonnen. Als je het eenmaal hebt, is het ongelooflijk waardevol. De contradictie is dat het toeval het bestaan van het leven lijkt te redigeren, maar juist daardoor is het extra bijzonder.
Wat ik van mijn katholieke jeugd heb overgehouden is het gevoel voor mystiek en rituelen. Wat ik onlangs in Engeland mocht gadeslaan vind ik fantastisch. Voorafgaand aan prime ministers question time komt madam speaker in een processie langs. Er loopt een lakei voorop met een staf en een van hen roept: hat off, strangers! Dat houden ze al eeuwen vol.
Zo'n ritueel zouden we in Nederland volslagen belachelijk vinden. Stel je voor dat Kamervoorzitter Jeltje van Nieuwenhoven vanaf haar werkkamer in een optocht met bode Piet van der Tas naar de plenaire zaal schrijdt.
Ik voelde me vanaf de middelbare school aangetrokken tot het politieke complex. Het is mijn belangstelling voor historie, de veranderende samenleving en de plaats waar de beslissingen worden genomen. Ik wilde er ook bij zijn.
Je ziet dat door mijn eigen geschiedenis lopen. Als wetenschapper heb ik geschreven over de burgemeester en de openbare orde, het regelement van de ministerraad, de positie van de staatssecretaris en de minister-president. Als ambtenaar kwam ik op de directie politie, waar iedere dag politieke commotie was.
Ik heb wel eens tegen Hans van Mierlo gezegd dat we een grootvader/kleinzoon-relatie hadden. Hij trok me altijd aan vanwege zijn bevlogenheid, uitstraling en romantisch ideaal van politiek bedrijven. Hij wilde het systeem een kwartslag draaien en dat is hem gelukt. Met Den Uyl is hij de enige politicus van de laatste decennia die mensen voor iets kon warm maken.
In het voorjaar van 1997, toen D66 een nieuwe lijsttrekker zocht, zei Jacob Kohnstamm dat de kans groot was dat Roger van Boxtel en ik zouden moeten nadenken over het lijsttrekkerschap als Hans Wijers het niet wilde. Roger en ik keken elkaar aan... We deden het leuk als fresh men, maar om nou serieus te denken dat een van ons die rol zou kunnen overnemen.
Van Mierlo maakte zijn naderend vertrek bekend en Wijers liet weten dat hij het niet wilde. Roger en ik hebben afgesproken dat we ons niet tegen elkaar zouden laten uitspelen. We vonden dat een van de zittende ministers het lijsttrekkerschap zou moeten doen, die hebben standing, allure en ervaring.
Ik heb tegen Van Mierlo gezegd: als het je niet lukt een minister te strikken, kom dan maar weer bij me terug. Ik heb nooit gedacht dat Els Borst het niet zou doen. En voor ons was het te vroeg, we waren niet geprepareerd. Er is veel gebeurd in het afgelopen jaar. Wolffensperger vertrok en ik volgde hem op als fractievoorzitter.
Het Torentjesoverleg van de coalitiepartners wordt op een verbluffend eenvoudige manier gevoerd. We praten met elkaar en nemen standpunten in. We worden het eens of niet. Het is een merkwaardig gezelschap. Drie ministers aan de ene kant van de tafel, twee uit het vorige kabinet aan de andere en ik heb een andersoortige ervaring als Kamerlid. Ze vergissen zich ook weleens, alsof ze allemaal nog lid van de ministerraad zijn.
Er staan broodjes, we wisselen yoghurtjes uit. Soms heb je trek in dezelfde peer als een ander en moet je snel zijn. Willen we melk of karnemelk? De minister-president vraagt of er nog iets is. Veel is toeval, de hogere strategie die wordt verondersteld is er vaak niet.
De meest cruciale week in de kabinetsformatie was de eerste week, toen Els Borst met informateur Klaas de Vries sprak. Ik zag grote risico's, we hadden tien zetels verloren. Els zag dat ook, maar we kregen voldoende signalen dat we als een volwaardige coalitiepartner werden beschouwd. Die drempel was op zich een belangrijker moment dan het compromis over de gekozen burgemeester.
Jacques Wallage had in het begin een vaderlijk soort mildheid in mijn richting, Frits Bolkestein heeft zich vanaf het begin buitengewoon zuiver en zakelijk opgesteld. Ik heb met Frits tussen de onderhandelingen door gegeten in de Haegsche Kluis op het Plein. Ik heb hem gezegd dat de gekozen burgemeester van doorslaggevend belang was voor D66. En dat wij aan zijn kant stonden als het om een solide begrotingsbeleid ging. Er was een silent understanding, ik ging met een goed gevoel de Kluis weer uit.
Fysiek was het slopend. Ik had dan wel de ervaring van een half jaartje fractievoorzitterschap, maar ik las tot diep in de nacht allerlei stukken. Voordat ik de onderhandelingen weer inging, sprak ik met Bert Bakker, Gerrit Ybema en Roger van Boxtel alles door.
Ik heb een zwak oor en door de enorme inspanning en vermoeidheid kreeg ik er steeds meer last van. Wallage stelde toen voor: zullen we een geluidsinstallatie laten aanleggen? Maar een paar kamers verderop in het gebouw van de Eerste Kamer was er een prettiger ruimte met geluidsapparatuur.
Achteraf kijk ik als een verbaasd jongetje naar die kabinetsformatie: dat ik daarin een rol heb gespeeld. Vantevoren of op het moment zelf heb ik geen aarzelingen gekend.
Wij moeten nu een andere rol vervullen dan onder het eerste paarse kabinet. Bij de laatste verkiezingen wonnen de twee andere partijen beiden negen zetels en wij verloren er tien. Voor een deel ligt dat aan onszelf, maar ik wil er niet weer tien inleveren. We zullen zichtbaarder moeten zijn. Of er ooit een derde paarse kabinet komt weet ik niet, maar wat daar in ieder geval voor nodig is dat alledrie de partijen investeren in het tweede paarse kabinet.
Mensen die een succesvol politicus moeten opvolgen komen er niet vaak gelukkig van af. Brinkman volgde Lubbers op, Wiegel werd opgevolgd door Nijpels en Voorhoeve. Het is een lastige positie nu ik word gezien als degene die het moet overnemen. Eigenlijk is het prettiger een belofte te blijven. Het is vaak leuker ergens heen te gaan, dan er te zijn.'