Het beloofde land
Er is weinig kans dat de zwarte Amerikanen zich massaal tot de islam zullen bekeren, zoals Louis Farrakhan en zijn Black Muslims hopen; daar zijn verschillende redenen voor te bedenken, maar de belangrijkste daarvan is ongetwijfeld dat namen als Allah en Mohammed niet bekken bij het zingen....
Ik weet niet of het nog steeds gebeurt, maar vroeger kregen zwarte kinderen in Amerika heel precies voorgeschreven hoe ze God moesten bezingen: hij was the Lawd, the Lawdy Lawd. Dat was de letterlijke tekst in de zangschriften. Deze God was anders dan die van de blanken, want hij had geen aardappel in zijn keel maar een mond vol rozijnen.
Wat het Italiaans is voor de opera, is het zwarte Amerikaans voor het religieuze lied; de meest logische voertaal, waarin klank en betekenis samenvallen. Ik ben gedurende vier minuten en zesenveertig seconden een gelovige wanneer Jessye Norman 'Were you there, when they crucified My Lawd' zingt. Op dat moment moeten er geen Jehova's Getuigen langs de deur komen, want ik zou meteen tekenen of lid worden - hoe gaat zoiets. Ik heb daar geen last van wanneer de radio psalmen ten gehore brengt, of gregoriaanse gezangen. Dan laat ik de blijde boodschap rustig wachten in het portiek.
Toen ik voor het eerst naar een gospel luisterde, gezongen door een zwart koor, was ik net zo overrompeld als bij de eerste keer klaarkomen. Beide gebeurtenissen spelen rond dezelfde tijd, en in beide gevallen zou het niet bij die ene keer blijven. Naast geliefdes zocht ik vanaf dat ogenblik naar platen en cassettebandjes waarop een zwarte sopraan als een straaljager door de geluidsbarrière heen brak van de bassende mannen op de achtergrond. Later bezocht ik zwarte kerkdiensten in Amerika, waar Jessye Norman-achtige vrouwen de houten kerkbanken lieten golven. Ik liet mij meevoeren, enigszins angstig, want altijd bang voor ontmaskering. Ik verwachtte dat elk moment iemand zich zou kunnen losmaken uit de rijen om een priemende vinger op mij te richten. 'Jij bent een spion, jij hoort hier niet', zou zo'n man zeggen, en gelijk had ie, want in mijn jeugd werden geen handen naar de hemel geheven, en The Lawd woont natuurlijk overal, maar in die tijd toevallig nog niet in Twente.
Maar mij werd nooit de deur gewezen, integendeel, de mensen schenen het logisch te vinden dat ik meeklapte en meezong. Ik werd verwelkomd als een kleur- en lotgenoot, alsof ik nooit anders had gegeten dan maïspap en zoete bonen en wist waar het om draaide in that ol' time religion. Die vanzelfsprekende omhelzing vond ik zo mogelijk nog verwarrender dan afwijzing, waarop ik was voorbereid.
Een tijdje geloofde ik nog dat er genetisch materiaal in mij opgeslagen zat dat ondanks een Hollandse, blanke opvoeding zo nu en dan begon op te spelen, maar sinds ik heb gezien hoe overtuigend blonde mensen in katzwijm kunnen vallen voor zo'n zwart koor, ben ik dat gaan beschouwen voor wat het is: romantische, mythologische onzin.
Kleur helpt misschien, maar beslissend is het karakter. Dat moet niet al te zelfgenoegzaam zijn.
Wittgenstein heeft ooit een onderscheid gemaakt tussen de wereld van de gelukkigen en die van de ongelukkigen, en de spiritual behoort zonder meer tot het laatste domein. Het is geen blijde boodschap die daar wordt uitgedragen, niet zoals bij de EO waar kleine kinderen Jezus in hun hartje sluiten alsof het allemaal niets kost: nee, er wordt geworsteld en gewanhoopt, er wordt ongeduldig op treinen gewacht, but the train don' come.
Blanke christenen zijn ervan overtuigd dat de Verlosser is langsgeweest en de belofte in vervulling is gegaan, maar hun zwarte geloofsgenoten vragen zich iedere keer vertwijfeld af waarom Hij hen dan in het verkeerde land heeft achtergelaten: niet in Afrika, maar in Amerika. Er klinkt altijd iets onvervulds mee in het gospelrepertoire. Wie het geluk instinctief wantrouwt, snapt het zwarte lied al snel. Het komt daar nooit goed, ze hopen alleen dat het morgen ietsje beter zal gaan.
Ik merkte dat weer eens toen ik deze week naar een voorstelling van het Alvin Ailey Dance Theater ging in Carré. Ailey, zes jaar geleden gestorven, was een zwarte choreograaf die in de jaren vijftig in New York een zwart dansgezelschap begon, toen ballet nog vanzelfsprekend blank was en men meende dat gekleurde voeten niet konden trippelen, hooguit stampen.
Hij bewees het tegendeel met balletten op muziek van Steve Reich en Carl Orff en dat is knap, want van die twee componisten ben ik niet kapot, dus het waren echt de rompen en de benen die het me aandeden.
Maar het mooist is toch het werk dat hij in 1960 schreef, Revelations, waarin gedanst, gewiegd en zelfs ook gestampt wordt op de gospel. Dit stuk is volstrekt onverantwoord, omdat het veel te toegankelijk is en zoals bekend waakt men daar streng voor de moderne dans. Aanvankelijk, wanneer je Fix me, Jesus hoort, lijkt alles nog beheerst en netjes abstract, maar naar het einde toe dansen ze met zijn allen op Rocka My Soul en dan breekt Broadway door en het soort showgedrag waarin zwarte Amerikanen altijd hebben uitgeblonken ter bezwering van de blues.
Je ziet dat niet vaak bij ballet, dat de mensen uit hun stoel komen, niet omdat ze kramp voelen in hun linkervoet en proberen te verzitten, maar omdat ze willen klappen en meedeinen, midden in de voorstelling, wanneer dat nog lang niet mag.
Ik hield mezelf voor: 'Dit kan niet, dit is kitsch, het lijkt hier gvd wel een kerk' en het volgende moment stond ik naast mijn stoel.
Het knappe is dat Ailey, net als Jessye Norman je een kort moment het beloofde land voorspiegelt. Het is niet meer dan een glinstering in de verte, en ik geloof niet dat het de bedoeling is daar ooit aan te komen.
Er zijn zwarte Amerikanen die dat te mager vinden en die voorstellen om massaal te emigreren naar Afrika, of een thuisland te beginnen op Amerikaans grondgebied, liefst niet zo heel noordelijk gelegen. Ze denken niet alleen dat een heilsleer daadwerkelijk moet uitmonden in een heilstaat, met paspoorten en postzegels en een eigen merk punaises, maar ook dat die dingen het verlangen afdoende zouden bevredigen.
Ik geloof daar niets van en vind daarbij de Israëlische schrijver Shalev aan mijn zijde, die over zijn landgenoten opmerkte dat 'wij verlangen naar de messias, maar er tegelijkertijd voor zorgen dat Hij niet komt.'
De verlosser heeft tot nog toe tijdens zijn visiterondes de joden en de zwarte Amerikanen overgeslagen en alleen de fundamentalisten aan beide zijden vinden dat spijtig. Die staan erop de heilsverwachting in te ruilen voor de gerealiseerde utopie, een heilig Israël, of een Black Muslim-enclave. Ze willen niet langer onderweg zijn naar het beloofde land, maar het eindpunt bereiken.
Dat klinkt logisch maar heeft verschrikkelijke gevolgen, want zodra een heilige belofte vervuld wordt, breekt in de praktijk de hel uit.
Het gaat daarbij om een klein maar essentieel verschil: het is het verschil tussen het socialisme en de Sovjet-Unie, tussen een seculier en een Groot Israël, tussen Martin Luther King en Louis Farrakhan, en tussen Jessye Norman en de Muzikale Fruitmand.
Ik luister opnieuw naar die grote, zwarte zangeres: Oh Lawd, I'm on my way, to the promised land. Ze is maar onderweg, die Jessye, het blijft behelpen.
Maar wat kunnen sommige mensen dat toch overtuigend, dat behelpen.