Hervormers binnen de islam kunnen satire goed gebruiken
Satire mag dan grappig zijn, volgens Peter Wierenga draait ze in essentie om iets anders: de waarheid. En die kan pijn doen.
'Je vermoordt toch niet iemand om een paar tekeningen?' Een veelgehoorde verzuchting na Parijs, die het ongeloof verwoordt over de aanslag op een stel tekenaars. Minder vaak en luid maar ook te beluisteren: 'Die lui wisten dat ze gevaar liepen. Zo erg is het toch niet om die cartoons niet te tekenen?'
Ogenschijnlijk tegengestelde reacties en toch hebben ze iets gemeen: beide getuigen van een misverstand. Want het gaat hier niet om zomaar een paar tekeningen, om zomaar wat grappen. Cartoons hebben, net als alle andere vormen van satire, in onze cultuur een bijzonder belang. Het gaat om meer dan humor, het gaat om maatschappijkritiek. Om er een zware term in te gooien: het gaat om de waarheid.
Ook in de tekeningen uit Charlie Hebdo, door sommigen denigrerend neergezet als van artistiek twijfelachtig niveau, draait het om meer dan alleen die maffe poppetjes met hilarische tekstballonnen. Ook deze cartoons, soms met slechts een paar potloodstreken neergezet, pogen zich kritisch te verhouden tot de waarheid, door taboes aan de kaak te stellen.
Om dit goed te begrijpen, helpt het even fast backward een paar duizend jaar terug in de tijd te gaan. Om precies te zijn naar het Athene van de vijfde eeuw voor Christus, waar de wortels van de satire liggen. En wel in het fenomeen van de komedie, het blijspel.
Neem de komedie Vogels van Aristophanes.
Twee wat oudere, in de maatschappij teleurgestelde mannen stichten samen met de vogels een 'Wolkenkoekoekland' tussen aarde en hemel. Op die manier blokkeren ze de offergaven aan de goden, die daardoor uitgehongerd raken. Als de godin Iris poolshoogte komt nemen, wordt ze gevangen genomen en door een van de twee mannen, die zegt nog steeds wel drie keer te kunnen, met verkrachting bedreigd. Iris vlucht geschrokken naar de Olympus en de goden sturen een delegatie om te onderhandelen met de vogels en hun leider. Maar die weet de hoogdravende god Poseidon en de oersterke halfgod Herakles, een domme dikzak die zijn maag achterna loopt, tegen elkaar uit te spelen en krijgt voor elkaar dat ze hem feitelijk de macht geven - o, als ze maar weer die geurige reuk van geofferde dieren kunnen opsnuiven.
Spotdichten
Zo dreef Aristophanes de spot met de goden, met een ratjetoe aan stijlen, van seksueel getinte grappen tot parodie op hoogdravende taal. Later, in de Romeinse tijd, zouden spotdichten dankzij hun veelvormigheid de naam satire verkrijgen, naar de satura lanx, de schaal vol gemengde vruchten. Het is opmerkelijk hoe vrij de oude Grieken omgingen met hun goden, die duidelijk herkenbaar op het toneel werden opgevoerd, met allerlei menselijke zwakheden, soms tot het groteske aan toe. Trouwens, ook wereldlijke autoriteiten zoals politici, neergezet als patserige oorlogshitsers, kregen er ongenadig van langs.
Dit kon je beslist niet altijd ongestraft doen. Atheners sleepten elkaar om de haverklap voor de rechter, het bekendste voorbeeld is Socrates die de gifbeker moest drinken, omdat hij met zijn gefilosofeer de jeugd zou bederven en het traditionele geloof ondermijnen. Maar juist komediedichters bleven over het algemeen gevrijwaard van represailles. Komedies, die werden opgevoerd tijdens uitbundige religieuze feesten ter ere van Dionysus, god van de roes, waren een soort vrijplaats waarbinnen traditionele normen even niet golden.
Vergelijk het met carnaval: het feest biedt een uitlaatklep, doordat dingen gezegd kunnen worden die anders taboe zijn. Maar bovenal, afgezien van de nodige scheet-jolijt die de oude Grieken zeker kon bekoren, is een grap hier niet louter grappig, maar bevat die ook een boodschap: je kunt voorgaande passage uit de Vogels lezen als kritiek op het volksgeloof in de werking van offers. Niet voor niets kan een grap 'raak' zijn: al spottend slaat iemand de spijker op zijn kop.
Rake dingen zeggen binnen een vrijplaats, dat is waarom satire de dingen kan bespreken waar we eigenlijk niet aan mogen komen. Charlie Hebdo draagt bewust de ondertitel journal irresponsable. Wanneer het buiten de context van satire gebeurt, ervaren we een pijnlijke grap al gauw als 'ongepast'. Juist de satire biedt dus de ruimte om het debat op het scherp van de snede te voeren, zodat het denken over die taboes kan gaan schuiven, zodat er überhaupt verandering - in de ogen van velen: vooruitgang - in heersende ideologieën mogelijk is. Charb, de vermoorde hoofdredacteur van Charlie Hebdo, verklaarde eens dat hij mensen wilde laten lachen, maar ook aanzetten tot denken.
Bij de Mohammed-cartoons die de redactie noodlottig zijn geworden, richt de kritiek zich niet op dit religieuze symbool zelf, maar op de gelovigen. Het maakt de discussie wel lastiger dat in de islam - in tegenstelling tot menig andere religie - het afbeelden van de profeet op zichzelf veelal verboden is, nog afgezien van hoe je hem afbeeldt. Maar de toorn wordt wel degelijk gewekt door wat er met de profeet wordt verbeeld: concrete taboes, misstanden of incidenten.
Neem de spotprent van Mohammed die zegt: 'Honderd zweepslagen als u zich niet dood heeft gelachen.' Deze cartoon sierde in 2011 de cover van de speciale editie Charia Hebdo, gemaakt in reactie op de verkiezingswinst van islamisten in Tunesië en invoering van de sharia in Libië. Op dit nummer volgde destijds trouwens ook een aanslag, met een brandbom. Maar uiteraard gaat het in deze cartoon niet zozeer om de profeet zelf, als wel om kritiek op de sharia en hoe hardliners deze vertalen in een nogal hardvochtige toepassing van lijfstraffen.
Maagden
Denk ook aan een van de gewraakte Deense cartoons (uit solidariteit met de Deense krant Jyllands Posten geherpubliceerd door Charlie Hebdo), waarin Mohammed de zelfmoordenaars in de hemel tegemoet rent, onder de uitroep: 'Stop, stop, de maagden raken op!' De profeet wordt niet uitgelachen, wel de martelaren, die vergeefs op hun vleselijke beloning wachten en een verschrikkelijk idee aanhangen: 72 maagden voor wie zich opoffert in naam van het geloof.
En welke gelovigen zouden zich het meest geraakt voelen door deze parodieën? De ultra-conservatieve geestelijken uiteraard, de haatpredikers. Dergelijke cartoons tasten hun beoogde monopolie op de waarheid aan. Zij willen geen vrijplaatsen waar debat kan plaatsvinden over het geloof. Zij willen geen vooruitgang, geen verandering, omdat deze hun positie bedreigt. En daaraan offeren ze maar wat graag het leven van anderen op, inclusief de daders, in feite niet meer dan hun instrumenten.
We zien bovendien ook woede over cartoons waarop de profeet níét wordt afgebeeld, zoals die waarin een moslim tongzoent met journalist Charlie, onder het motto: de liefde is sterker dan de haat. Nota bene gemaakt in reactie op de aanslag met de brandbom. Je kunt met de beste wil van de wereld niet zeggen dat daar een religieus symbool wordt bespot. Wel het dogmatische verbod op homoseksualiteit. En ja, dat doet pijn. Zoals het conservatieven ook pijn aan de ogen moet doen om jongeren met een islamitische achtergrond te zien meevaren met de Gay Pride.
En zoals het pijn doet als in het laatste nummer genadeloos de spot wordt gedreven met politici - onder anderen Marine Le Pen, maar ook leden van het establishment waartegen Charlie zich verzet - en religieuze autoriteiten. Zoals een cartoon pijn doet met de kop Yalta au Vatican waarin de paus de wereldbol verdeelt tussen hemzelf, een imam en een rabbijn. 'Ik bewaak sector west, jij bewaakt sector oost.' De grote drie monotheïstische religies gebroederlijk op de korrel genomen.
Doordat satire taboes slecht, biedt deze indirect steun en bescherming aan de hervormers binnen élk geloof of ideologie. Dat dit momenteel verreweg het gevoeligst ligt in de islam, omdat extremisten dat geloof gijzelen en juist het voeren van welk debat dan ook willen stoppen, mag geen reden zijn om de hervormers in de islam die steun te ontzeggen. Integendeel, dat maakt het harder nodig.
Vrijplaatsen
Vrijplaatsen als de oud-Griekse komedie zijn er altijd gebleven in de westerse wereld. Bij de Romeinen waren het dichters zoals Horatius - met milde spot - en de tamelijk vileine Juvenalis, die de fakkel overnamen met hun satiren. In de Middeleeuwen vervulde de nar een soortgelijke rol aan het hof van de koning. In onze tijd bestaat een breed scala aan satire, waaraan de rechter zelfs ruimere grenzen toekent dan aan het gewone debat: cabaret, columns, literatuur, cartoons. Uit de spotprenten in kranten en magazines ontstonden in de twintigste eeuw nieuwe vrijplaatsen als Die Pleite, Mad en Charlie Hebdo.
Als een vrijplaats werd het ook ervaren door de redacteuren zelf. Op de avond na de aanslag noemde de Nederlandse cartoonist Willem in Nieuwsuur het blad 'een haven van vrijheid', waarin de medewerkers carte blanche hadden.
Tekenaar Luz, verantwoordelijk voor de eerste cover na de aanslag, zei: 'Onze taak als cartoonist is het kleine van de mens centraal te stellen, het idee te vertalen dat we allemaal kleine mensjes zijn en proberen om daar ons plan mee te trekken.' Vanuit dat uitgangspunt legt het blad dogma's onder het vergrootglas. De bespotting van complete godsdiensten komt uiteindelijk neer op het bespotten van hoe mensen zich tot die leer verhouden.
Met tekeningen, ja, die veel meer zijn dan dat.