Column
Herinner het leven, niet de dood
Niet alle plannen af, maar daarmee niet onvoltooid.
Het vervelende van zelfdoding is dat het leven van de overledene opeens zijn kern vindt in het einde ervan. Joost Zwagerman moet dat hebben geweten, hij bestudeerde en analyseerde de zelfmoord als weinig anderen - het was een van de manieren waarop hij zijn demonen trachtte te bezweren. Dat lukte lang, maar uiteindelijk namen ze hem toch te grazen.
Was hij een natuurlijke dood gestorven dan was zijn leven gevierd: te kort, maar gevuld met een onwaarschijnlijke productiviteit waarvoor menig ander minstens de negentig had moeten halen. De zelfmoord leidt daarvan af. De zelfdoding wordt het pregnantste moment in iemands leven, terwijl de dood de voltooiing van een leven zou moeten zijn, geen belangwekkend en van het leven losgezongen feit. De voltooiing van een leven, bij voorkeur een rijk gevuld leven, zoals bijvoorbeeld dat van Joost Zwagerman.
Niet het overlijden van Zwagerman stond gisteren centraal in de berichtgeving, maar het feit dat hij zelf de hand had gehad in zijn sterven. Dat hoefde ook niet te worden verhuld, maar misschien moeten we leren accepteren dat ook de zelfgekozen dood op zijn eigen en onverteerbare manier een vorm van natuurlijk sterven kan zijn. Zodat de schaduw die de zelfmoord over een leven werpt op zijn minst wat minder donker, wat minder overheersend wordt.
Joost Zwagerman had plannen voor een nieuwe serie essays in de Volkskrant, hij dacht na over een televisieserie en hij was begonnen aan een ambitieuze roman die zijn magnum opus moest worden, de fictionalisering van een waar gebeurd drama waarin zelfmoord overigens een belangrijke rol speelde.
Hij was 51 en nog lang niet klaar, er hadden nog een paar mooie Zwagerman-decennia kunnen volgen, met romans, essays en ijverige pogingen om desnoods helemaal op zijn eentje de culturele verheffing van ons volk ter hand te nemen. Als je hem sprak wekte hij steevast de indruk genoeg energie en inspiratie te hebben om als een bezetene voortschrijvend en -sprekend de honderd te halen.
Misschien was dat voor een deel ook een manier om zich de zwaarmoedigheid en wanhoop van het lijf te houden, maar dat niet alleen. Zwagermans bevlogenheid was ook echt en ongemaskerd.
Afgelopen januari zag ik hem in een kerk in Alkmaar - zijn stad - bezig de wellust uit de doeken te doen aan de hand van middeleeuwse schilderijen. Er stond een ouderwetse leraar op het podium, voor wie verslapping van de aandacht geen optie was. Nog meer dan tijdens zijn lessen in De Wereld Draait Door of in zijn essays in de Volkskrant, pakte Zwagerman live het publiek in. Hij was geen kunsthistoricus, geen wetenschapper, maar wel een meester in het opmerken en rangschikken van details die zijn betoog ondersteunden. En bovenal was hij een verteller pur sang wiens enthousiasme alleen de tegels in de kerk onberoerd liet.
Na afloop van het college was een kuis schilderij van Jan van Eyk opwindende pornografie geworden, een bijzonder knappe prestatie.
Kennelijk was zijn vermogen zichzelf nog langer te enthousiasmeren, tegen de onderstroom van zijn depressies in, uitgeput. Dat is doodzonde. Maar het is ook goed, zo. Dat hij niet al zijn plannen meer kon verwezenlijken, wil niet zeggen dat het leven van Joost Zwagerman onvoltooid is.
Laten we ons hem herinneren vanwege zijn leven, niet vanwege zijn dood.