Henk lift mee met Nadja Hüpscher
Schrijver Henk van Straten loopt elke week een stukje op met een min of meer bekende Nederlander. Soms neemt hij de auto. Deze week: actrice Nadja Hüpscher.
Haar fiets, uitgerust met twee kinderzitjes, leunt tegen de buitenmuur van haar huisarts. Een statig pand aan de Singel in Amsterdam. Rein en Benjamin, blonde bavianen, paraderen triomfantelijk met hun verkregen suikervrije lolly's over de stoep. Vrouwen kijken vertederd naar hen om. Rein heeft last van oorslijm, vandaar het bezoekje aan de dokter. Niets aan de hand, gelukkig. Kwestie van tijd en een neusspray.
Actrice Nadja Hüpscher glimlacht de glimlach van een moeder op pad met haar kroost: vermoeid, voldaan, alert. Vanochtend heeft ze tot twaalf uur kunnen schrijven. Want niet alleen actrice. Ook schrijfster. Ze is bezig met een toneelstuk. 'Het moet eruit', zegt ze, wanneer we langs de gracht lopen, de jongens netjes maar rumoerig op hun stoeltjes. 'Het voelt als onrust. Ik kan er niks aan doen.' Haar voorlopige materiaal heeft ze pas aan één iemand laten lezen en die heeft nog niks laten horen. 'Dan denk ik meteen: hij vindt het niks, het is niet goed, ik kan het niet.'
Zou ze liever alleen gewoon acteren?
'Gewóón acteren?' Ze zegt het met licht verheven stem, vrolijk verontwaardigd. 'Alsof actrice zijn zo makkelijk is!' We lopen door een van de Negen Straatjes. De Gasthuismolensteeg. Bedrijvigheid en toerisme onder een grijze, aangenaam frisse lucht. Nadja is niet groot; het vooruitduwen en rechthouden van de fiets kost haar zichtbaar moeite. Niettemin ligt haar tempo hoog. Strakke spijkerbroek, blauw jasje met een vacht van 'organische wol', haren rechtstreeks uit een shampoo-reclame. Tomeloze energie en levenslust in haar ogen.
Don't call us, we'll call you
De laatste tijd krijgt ze weinig rollen. 'Ik ben te oud voor de rollen van jonge meiden', zegt ze. 'Maar ik zie er te jong uit voor de oudere vrouwen.' Ze denkt dat het daaraan ligt, maar eerlijk gezegd weet ze dat helemaal niet zeker. 'Acteurs zijn hartstikke kwetsbaar.' Laatst had ze twee scènes ingestudeerd. Ze had de eerste opgevoerd en toen werd er gezegd: 'Dank je wel, we hebben het zo wel gezien.' 'O, hoef ik de tweede niet te doen?', vroeg ze. 'Mwah, als je wilt.' Of laatst, ook niet zo lang geleden, toen stond er in het scenario dat Nadja's personage met een Amerikaans accent sprak. Twee weken lang werkte ze eraan. Vervolgens ging ze op auditie en kreeg ze te horen: 'Dat accent hoeft nou ook weer niet hoor. Het is nu toch een beetje Nadja Hüpscher met een Amerikaans accent.'
Ze vertelt erover met speels plezier in haar ogen. De stad lijkt haar gunstig gezind, als een reus die haar op zijn handpalm draagt. Haar gezicht, met dat onweerstaanbare zweempje Azië, nodigt uit tot openhartigheid en kameraadschap. 'In deze stad zijn zo veel mooie, jonge vrouwen', zegt ze. Ze verzucht: 'En je zou mijn vriendinnen eens moeten zien. Allemaal zo mooi.' Ze is bezig met het ouder worden, zegt ze. Wel of geen botox, wel of niet haar ogen laten liften. Ik opper: moet ze niet juist heel ongezond gaan leven en ook geen make-up meer opdoen, zodat ze sneller kan doorstromen naar die groep van oudere actrices? 'Ik heb honger!', roept Rein, achterop de fiets. Nadja lacht. 'Dat kan ik doen ja, maar dan verander ik in een opgedroogd rozijntje.'
Op tv zie je haar niet meer zo vaak, Nadja Hüpscher. 'Er is straks een hele generatie die mij helemaal niet eens kent.'
'Je komt echt wel weer aan de bak', zeg ik, en meen het. Ze glimlacht. Zelf weet ze dat stiekem ook wel. Ze is te leuk, te bijzonder, te getalenteerd. En sowieso: het gaat eigenlijk gewoon heel goed met met Nadja. Een fijne man, prachtige kinderen, midden in Amsterdam, midden in het leven. Niets aan de hand eigenlijk.
Bij de bakker aan de Elandsgracht gaat ze met de twee jongens naar binnen. Ze willen koek, maar krijgen broodkorstjes.