Heimweebomen in spoor van immigranten

In Australië zijn tegenwoordig heel wat 'exotische' bomen, zoals treurwilgen. Veel van die (Europese) gewassen deden het op Australische bodem bij gebrek aan natuurlijke vijanden goed....

Marianne Boissevain

'Kijk, daar liggen de Blue Mountains', had de Grieks-Australische vrouw naast me in het vliegtuig gezegd. 'O, die zijn toch zo mooi, daar ga ik altijd graag naar toe. Weet je waarom ze Blue Mountains heten? Omdat er bij mooi weer een paarsblauw waas over hangt. Dat komt door de eucalyptusolie uit de bossen, die door de warmte verdampt.'

De Blue Mountains zijn er beroemd om. In menig reisgids wordt het blauwe waas in poëtische termen beschreven. Heel Sydney trekt er 's zomers heen om van het wonder te genieten. Maar in Canberra (Sydney en Canberra zijn even grote rivalen van elkaar als Rotterdam en Amsterdam) woont een bosbouwkundige die geen gelegenheid voorbij laat gaan om dit sprookje door te prikken.

'Eén grote leugen, dat blauwe waas', gromt David Thearle wanneer hij een stel toeristen naar het natuurreservaat Namadgi rijdt. 'Als er al eucalyptusolie verdampt, dan is dat maar heel weinig - nooit genoeg om een waas over de bergen te leggen. Die blauwe kleur die de mensen zien, komt door de werking van het oog en de afstand: als je in de verte kijkt, zien de dingen vaak wat blauwig.' Nog geen vijf minuten later kan hij zijn gelijk bewijzen. Dan gunt een open plek tussen de bomen ons een vergezicht op een heuvelrij. Het lijkt of er een lichtblauw waas over hangt. Blue Mountains? Nee hoor, we zijn nog steeds in de buurt van Canberra.

Je wilt te voet door de jungle, maar je krijgt een rondrit per fourwheeldrive. Zo gaat dat in Australië. Het weer is niet geschikt voor de plannen die je in je hoofd hebt. Of de baas van het safaribureau heeft geen zin om te lopen. Of er gaan andere reizigers mee (om de kosten te drukken) en die willen weer iets anders.

In Canberra is onze enige metgezel Oliver uit Jersey, die we oppikken bij een uitgewoond jeugdhotel. Zijn bril is haast ondoorzichtig van het vuil, zijn blote tenen steken uit een paar schoenen waarvan zolen en neuzen elk hun eigen kant opgaan. Die schoenen hebben al heel wat voetstappen gezet, dat is duidelijk. Oliver is wereldreiziger, zegt hij dan ook als David hem onder het rijden vraagt wat hij zoal doet voor de kost. Maar over zijn omzwervingen heeft hij opmerkelijk weinig te vertellen. Hij vergast ons op het soort historische anecdotes waarop vooral Britten gek zijn. Zijn grapjes vormen een prettige onderbreking van de explicaties van de bomenkenner David, die ons telkens op de verschillen tussen de diverse soorten eucalyptus wijst.

Daar heb je de gum tree met zijn gladde stam. Daar staat een groepje ribbon-gums, waarvan de droge bast in een waterval van repen naar beneden hangt. En kijk hier eens: de blue gum met zijn grote, donkergroene bladeren. Door een dicht bos van monocalyptussen met kaarsrechte, slanke, bruine stammen rijden we steeds hoger en hoger. Een S-bocht voert ons langs de andere kant van de berg - de regenkant, waar we neerkijken op de met varens begroeide bedding van Lee's Creek.

En dan ineens, haast onzichtbaar tussen het geboomte, zijn ze daar: drie kangoeroes, die even nieuwsgierig opkijken en dan rustig weghoppen. Maar David schiet ook deze droom aan flarden. 'Dat zijn geen kangoeroes, maar wallabies. Die lijken wel op een kangoeroe, maar zijn een stuk kleiner. En ze kunnen alles eten. Een kangoeroe kan geen dor blad verteren, zijn maag is alleen geschikt voor vers gras.' Die kom je dus in het bos niet tegen.

'De witte ceder is de enige Australische boomsoort die 's winters zijn blad verliest', doceert David terwijl hij in een billy water kookt voor een nice cuppa voor de Britse gast en een lekker bakkie koffie voor die uit Holland. 'Alle andere bomen blijven het hele jaar groen. Alleen de stámmen van de eucalyptusbomen, die veranderen het hele jaar door van kleur.'

Maar tegenwoordig zijn er in Australië ook heel wat 'exotische' bomen. Zo noemt David de treurwilgen en andere bomen die in Europa karakter geven aan het landschap. Veel immigranten brachten namelijk wat zaadjes mee, zodat ze tenminste een paar bomen en planten van thuis om zich heen zouden zien. Veel van die gewassen hebben het in Australië, bij gebrek aan natuurlijke vijanden, goed gedaan. En nu geven die heimweeboompjes Australië iets wat het nooit eerder heeft gehad: herfsttinten.

Na de koffie rijden we verder omhoog in de Australische Alpen. De hoogste top in park Namadgi, Mount Bimberi, is 1911 meter hoog - slechts 318 meter lager dan de hoogste berg van heel Australië, de even buiten het park gelegen Mount Kosciusko.

Ons doel is echter Mount Franklin, 1644 meter hoog en te voet gemakkelijk bereikbaar over het riante pad dat een skiclub er rond 1920 heeft aangelegd. Er ligt nog een skihut uit die jaren, met gemakkelijke fauteuils voor de vermoeide langlaufers, wier skischoenen nog altijd op de allang uitgedoofde kachel staan. Nu Namadgi een Nationaal Park is, is skiën er niet meer toegestaan. Maar je mag er nog wel paardrijden, forelvissen en zelfs barbecuen, al zijn deze activiteiten aan strenge regels gebonden.

Over het brede pad van gras en stenen wandelen we in nog geen half uur naar de top van Mount Franklin. De kaarsrechte stammen van de jonge snow-gums vormen een strak decor voor de grillige, dikke witte stammen van het oudere gumhout. Bijna boven aangekomen vinden we een polletje papierdroge, maar puntgave zilversneeuwmadeliefjes in het gras. Een paar meter verder wacht de top van Mount Franklin. Met een bankje voor het uitzicht.

En wat voor uitzicht. Heel vaag is nog de vlakke top van de Gagungal zichtbaar, zo'n 150 kilometer verderop. Welke kant je ook op kijkt, overal golven beboste hellingen; pas aan de horizon zie je ze zachtjes verdampen. En hoe onvoorstelbaar het ook lijkt: in heel dat uitgestrekte gebied woont geen mens. De wallabies mogen de eucalyptusbossen delen met de zwart-witte peewees en de rood-met-paarse rosella's die tussen de takken door schieten.

Toch zijn hier en daar in het Namadgipark nog sporen te vinden van menselijke bewoning. De bergen waren het grootste deel van het jaar met sneeuw bedekt toen hier twintigduizend jaar geleden al Aborigines woonden. Nog altijd is te zien waar ze de stenen voor hun werktuigen vandaan haalden, waar ze hun eten kookten en waar ze hun plechtigheden hielden.

Pas in de negentiende eeuw kwamen de eerste Europeanen naar Namadgi. Ze bouwden een hutje om in te wonen en gingen te paard het terrein verkennen. Maar hoe moesten ze hun weg vinden in die wildernis vol bomen? Ergens midden in het bos laat David ons een boomstam zien waar enkele letters in zijn gekerfd. Die verwijzen naar een lockspit in de naast omgeving: een stapel stenen, die op zijn beurt de richting aangeeft naar de volgende markering. 'Zo hebben ze het land opengelegd', zegt David.

Zelfs in de twintigste eeuw is er in Namadgi nog door mensenhand geschiedenis geschreven: bij Honeysuckle Creek en Orroral Valley werden volgstations voor satellieten gebouwd, die zijn gebruikt bij de eerste bemande Apollovlucht naar de maan.

Tussen geel bloeiend struikgewas rijden we terug naar beneden. De bloemetjes aan de bremachtige struiken zijn eigeel, met paarsrode hartjes. Bacon-and-eggs worden ze toepasselijk genoemd. Terwijl hij dat vertelt, merkt David ineens dat hij rammelt van de honger. Wanneer hij even later op een van de picknickplaatsen in een handomdraai een complete barbecue-maaltijd bereidt, blijkt Oliver alle afleveringen van Fawlty Towers woordelijk te kunnen navertellen.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden