Column
Heeft links nog wel toekomst?
Toen ik een jaar of tien, vijftien geleden geïntroduceerd werd in de Progressive Governance-kringen rond Tony Blair, viel daar een aantal mensen op. Allereerst Peter Mandelson, een enorm aardige - en bij tijd en wijle wat valse, zijn bijnaam in de rechtse pers was Prince of Darkness - strategisch denker die het als zijn missie zag Tony Blair en Labour een nieuw ideologisch tijdperk binnen te loodsen en van een langdurige periode van macht te verzekeren. Dan was er Roger Liddle, een verlegen vijftiger die wat onbeholpen maar o zo scherp allerlei denktanks aanstuurde. En er liep een nerdachtige jongen rond, heel Brits, een beetje een Mr. Bean-type; over hem werd vooral gefluisterd 'dat is Tony's opvolger, dat is onze man van de toekomst'. Zijn naam was David Miliband en, yes indeed, hij was aardig, briljant en o zo Brits. Nooit iemand zo begaafd horen speechen als David; zonder iets te zeggen overigens, dat is ook Brits.
Pas na verloop van tijd kwam ik erachter dat er ook nog een andere Miliband was. Het te negeren broertje. Te negeren, want die zat bij Gordon Brown (fout), was niet van de Derde Weg (fout), was saai en traditioneel (fout). De verwachting was eigenlijk dat na Blairs afscheid en het aantreden van zijn opvolger Gordon Brown dit broertje de schijnwerpers wel zou pakken maar dat gebeurde niet. Vooral omdat Gordon Brown zelf het Progressive Governance-spektakel meed als kiespijn; te veel modernisme, te veel Blair.
Ondanks dit leven in de schaduw bleek Ed Miliband grotere ambities te hebben dan menigeen had verwacht. Hij verraste zijn broer door het tegen hem op te nemen in de verkiezing van een politiek leider voor Labour in het tijdperk na Gordon Brown. En waar David het Blairisme beleed, nam Ed daar afstand van. Geholpen door mensen als Ed Balls, een financieel woordvoerder die geen bal gaf om schuld, tekort of belastingen als issues waarom de Britse middle-class misschien ook weleens geen Labour zou willen stemmen. Hij werd gesteund door de bonden. En hij won. Nipt, maar hij won.
Deze Ed Miliband en Ed Balls hebben het een paar jaar mogen proberen maar kregen uiteindelijk de afgelopen week onvoldoen-de steun van de kiezer. De nederlaag was in stemmen en procenten lang niet zo groot als de 'swing' in het aantal zetels deed vermoeden, maar toch zeer stevig. Welke conclusies zouden we eruit kunnen trekken?
Een: niets zo moeilijk als een premier te verslaan die de economie mee heeft. Ook al is er fors bezuinigd en zijn de lasten fors verzwaard. Slecht nieuws voor Buma, Wilders en Roemer.
Twee: de kleine partij in een coalitie profiteert niet automatisch mee van het feit dat regeren beloond wordt. Slecht nieuws voor Samsom.
Drie: geen enkele grote bestuurlijk ingestelde partij is onkwetsbaar voor de opkomst van meer of minder populistische flankpartijen. UKIP is de derde partij geworden en was in een aantal districten groot genoeg om Labour, de Conservatieven of de Liberaal Democraten van de winst af te houden. Slecht nieuws voor Rutte, Samsom en Buma.
Vier: de fragmentatie van het politieke spectrum slaat ook toe in het Verenigd Koninkrijk, ondanks het kiesstelsel. De absolute meerderheid voor de Conservatieven kan niet verhullen dat sinds de vorige verkiezingen tegenstellingen zijn gegroeid, meerderheden fragieler en regeringen instabieler zijn geworden. Slecht nieuws voor de kiezer.
Vijf: de ruimte zit ook niet op links. Er zijn geen voorbeelden van grote Europese sociaal-democratische partijen die met een ruk naar links de electorale val hebben kunnen stoppen. Eigenlijk vormde recent alleen de Franse Parti Socialiste op die trend een uitzondering; maar zij hebben halverwege de rit al hun hele economische programma moeten inslikken, geen aanbevelingswaardige strategie voor andere partijen, lijkt me. Ook Miliband liet zien dat een traditioneel linkse koers geen redding biedt.
Het is met andere woorden de vraag of de groei van een relatief behoudende middenklasse, de toenemende diversiteit en fragmentatie van de samenleving en de daarmee gepaard gaande toename van belangentegenstellingen niet tot een punt hebben geleid dat grote (linkse) volkspartijen moeten concluderen dat zij niet meer in staat zijn de belangen van hun traditionele 'vleugels' op één noemer te brengen: middenklasse en lagere klasse, werkenden en werklozen, kosmopolieten en nationalisten, moderniseringswinnaars en moderniseringsverliezers. Het is een conclusie die ik heel mijn politieke leven niet heb willen trekken maar de twijfel neemt toe.