Heb hart voor de gewone man
Het is zo'n foto waarbij je geneigd bent te verzuchten: Amsterdam is zijn onschuld kwijtgeraakt. Een langharige jongeman ligt zogenaamd, met de ogen dicht, te snurken op de keitjes van het monument op de Dam. Pal achter hem staat een agent. De riem om het uniformjasje te strak aangetrokken. Onder de glimmende petklep een donkere zonnebril die oogcontact hindert. De handen machteloos in de broekzakken gestoken. In alles uitstralend: 'Mannetje, wat zou ik jou graag es een pak rammel verkopen!'
Maar ja, dat mocht niet, hè. Het wettig gezag zoals belichaamd door oom agent had geen antwoord op de Damslapers met hun ludiek wijde broekspijpen. De foto van Nico van der Stam typeert de toenmalige schuchterheid van de ordehandhavers, maar ook de naïviteit van de late hippies, die waarschijnlijk dachten dat aan de flower-power-paradijselijke saamhorigheid op het plein nooit een eind zou komen. Wie met een historische blik naar de foto kijkt, denkt vanzelf ook aan het beruchte incident van een jaar eerder, toen manschappen van het Korps Mariniers en de Koninklijke Marine met hun koppelriemen de hippies van de Dam sloegen - door gezagminnend Nederland toegejuicht proletengedrag van 'onze jongens'. Een gebeurtenis waarin je de kiem zou kunnen zien voor een hard, onbehouwen Nederland.
Alleen: als je het jubileumfotoboek Wat zie ik? - Amsterdam, stad van foto's van het Maria Austria Instituut doorbladert, waarin Van der Stams tijdsbeeld is opgenomen, zul je moeten constateren dat Amsterdam zijn onschuld al wel vaker is kwijtgeraakt. Honderden foto's, uit de jaren dertig tot het einde van de twintigste eeuw, getuigen ervan.
Kom er nog eens om: een volksoploop na een botsing tussen een tram en een vrachtwagen met enige materiële schade (1930). Een praam door de grachten, voortgeduwd door polsstok en mannenkracht, eind jaren veertig. Modellen met lange benen en ultrakorte minirokjes, toevallig poserend bij een bord: 'Kinderen attractie, genieten!' - onmiskenbaar jaren zestig. De punks in Paradiso, met vitaliteit hun levenshouding van no future ontkrachtend: helemaal 1981.
Het 35-jarige Maria Austria Instituut, vernoemd naar de beroemde sociale fotografe, is de plek waar het oeuvre van talrijke, meest overleden Amsterdamse fotografen wordt gekoesterd en ontsloten. Uit het werk van veertig van hen (onder wie Eva Besnyö, Carel Blazer, Nico Koster, Jutka Rona, Sem Presser) werd voor het boek een selectie gemaakt.
Wat ze gemeen hebben: hart voor de 'gewone' Amsterdammer, gevoel voor humor en voor de tijdgeest. Waardoor de lezer uiteindelijk beseft dat Amsterdam door de jaren heen niet schuldiger of onschuldiger wordt. Maar dat de foto's van weleer hooguit zijn eigen verloren onschuld weerspiegelen.
Jessica Voeten, Titus Yocarini (tekst): Wat zie ik? - Amsterdam, stad van foto's.
Voetnoot; 345 pagina's; € 19,-. ISBN 978 90 7806 880 8. Expositie Stadsarchief Amsterdam, tot en met 5 juni.
undefined