Hartveroverende Juju drijft tot wanhoop met aluminium krul
Soms verdwaal ik in een draak door Theater Artemis. Regie: Moniek Merckx. De Prekerspoort Den Bosch. 31 januari. Vanaf 4 jaar....
Juju door Théâtre de la Galafronie. Regie: Jean-Louis Rouche. De Krakeling Amsterdam. 29 januari. Vanaf 3 jaar. Tournee.
In de ogen van een kleuter bestaan grote mensen vooral uit benen. Tussen volwassenen reikt zijn blikveld zelden verder omhoog. Met zo'n beeld opent de kleuterproductie Soms verdwaal ik in een draak. Als in een kijkdoos zien we niets anders dan benen. Drentelende meisjesbenen zijn het, gestoken in witte kousen en zwarte schoenen.
Ineens verschijnen er griezelige drakenpoten. Het jonge publiek huivert, en ja, daar zwiepen de witte kousenbenen al de lucht in. Er valt alleen een schoentje naar beneden. Zo verzeilen we in een wereld vol draken, heksen en reuzen. Schrijfster Pauline Mol en regisseur Moniek Merckx husselden een aantal sprookjes door elkaar tot een verrassend, oogstrelend spektakel.
Vier kinderen verlaten hun ouderlijk huis met een opdracht, zoals vrijwel elk sprookje die kent. Het Sterrenmeisje moet haar twaalf betoverde broers gaan zoeken, Grietje roept om Hans, het Snijdertje ('Ik ben er ook, ik ben nogal belangrijk') kijkt uit naar de reus en Domoor probeert het levenswater te vinden voor haar stervende vader.
Flitsend trekken de korte scènes voorbij. Soms gaat het om niet meer dan een citaat - Assepoester duurt precies één minuut -, dan weer wordt zo'n verhaaltje puntig uitgewerkt. In het smaakvolle decor van een bos - de bomen zijn verrijdbare houten pilaren - schiet Roodkapje voorbij, er klinken enge geluiden en twee heksen sluiten Hans met glinsterende ogen op achter de tralies van een snoepgoedhuisje.
De fragmentarische opbouw is precies afgestemd op kleuters. Hun concentratie duurt zelden langer dan twintig minuten. Nu er telkens een nieuw verhaaltje begint, luisteren ze ademloos, genieten hardop mee en laten zich meevoeren in deze wonderlijke wereld waar een koffer blaft, tralies geluid maken en een stok klinkt als een beekje.
Volwassenen gieren het uit om alle verwijzingen naar de overbekende verhalen. De jongste kleuters verlustigen zich aan het kleurige schouwspel en geloven onvoorwaardelijk in het bestaan van de draak die aan het slot door de vier spelers triomfantelijk wordt verslagen.
Een ander juweel voor kleuters is Juju van de Waalse groep La Galafronie. Twee spelers, Jean-Francois De Neck en Gilles Herdies, hebben het Frans vervangen door Vlaams en scheppen een muzikale, poëtische wereld, gebaseerd op de verhalen van Barbro Lindgren.
Met behulp van een contrabas die plat op de vloer ligt, trekken ze fluisterend en tokkelend de aandacht en vouwen het decor open als een boek. Het is het huis waar Juju, de Pietje Bel onder de babies, woont met zijn moeder. Juju drijft haar tot waanzin. Met tomeloze energie veroorzaakt hij de ene na de andere ramp.
Hij houdt zijn wanhopige moeder uit de slaap, tuimelt in de wc, is met een schaar in de weer, met lucifers en slingert heen en weer boven haar hoofd, waarbij hij een kroonluchter als schommel gebruikt. Moeders liefde is onuitputtelijk: doodmoe van het redderen sluit ze haar kwelgeest telkens weer in de armen.
Juju en zijn moeder zijn marionetten. Soms speelt een van de vertellers de moeder en groeit Juju uit tot een reusachtige baby in zijn rozige blootje. Met zijn onbeholpen gezicht en houterige gebaren, een aluminium babykrul op zijn hoofd, is het wurm onweerstaanbaar, ondanks zijn terreur.
De spelers, muzikanten en poppenspelers tegelijk, betoveren hun jonge publiek met een hartveroverende eenvoud. Zo rijgen alledaagse gebeurtenissen zich aaneen tot een aandoenlijk avontuur.
Marian Buijs