Hard gaan en heel blijven
In Athene doet Chiel Warners mee aan de tienkamp. Hij behoort al jaren tot een exclusief gezelschap dat uitmaakt wie 's werelds beste atleet is....
Hij pingpongen?
Chiel Warners trekt een vies gezicht. Hij moet er niet aan denken dat hij de sport van zijn ouders zou hebben gekozen. Steeds gebogen over zo'n tafel staan, staren naar een balletje tot het pijn doet aan de ogen. 'Alsjeblieft niet zeg.'
Slechts ding heeft de pingponger, denkt hij, op hem voor. Iedereen kent de sport. Dat kan een tienkamper niet zeggen.
Iets met paarden, is vaak de reactie als Warners in vreemd gezelschap spreekt over zijn vak. Iets met paarden en geweren. Toch? 'Vrij veel mensen denken dat ik aan de moderne vijfkamp doe. Zelfs binnen de atletiek weten mensen weinig van de tienkamp. Dat is best treurig.'
Het is toch zo eenvoudig, vindt Warners (26). Hij geeft een bondige, onberispelijke definitie van zijn sport. 'Tienkamp bestaat uit tien atletiekonderdelen. Voor die onderdelen krijg je punten. Wie de meeste punten heeft wint.'
Ezin had Warners gemakkelijk kunnen toevoegen aan die definitie. De winnaar van de tienkamp is de beste atleet. Of: de winnaar van de tienkamp is de koning van de atletiek. In landen met een rijke traditie in de belangrijkste olympische sport zijn dat soort termen gangbaar.
Warners had zelfs, provocerend, kunnen enigszins beweren dat hij de op vier na beste atleet van de wereld is. Onlangs, bij de officieuze WK tienkamp in het Oostenrijkse Gs, werd hij vijfde. Maar opscheppen zit niet in zijn karakter. Hij schuwt grootspraak.
Hij is geen sprinter.
Warners moet vaak grinniken als sprinters ter sprake komen. Hij drijft de spot met ze, mag ze graag plagen vanwege hun luidruchtige, extraverte gedrag.
Sprinters zijn de rivalen van tienkampers. Zij durven te betwisten dat Warners en consorten de beste atleten zijn. Immers: voor de leek is de winnaar van de 100 meter de koning van de atletiek, niet de tienkamper met een puntentotaal dat via een ondoorgrondelijk telsysteem tot stand is gekomen.
Geen enkele andere atleet kan een tienkamper zo gemakkelijk in zijn hart raken als een sprinter. Een simpel zinnetje volstaat. 'Als je beter kon sprinten, was je geen tienkamper geworden.'
Een Nederlandse sprinter hoeft met dergelijke opmerkingen niet aan te komen bij Warners. Hij maakt korte metten met ze. Zkomen niet in de buurt van de wereldtop, zoals hij. Bovendien, hij ksprinten. Zijn snelheid is de basis van zijn tienkamp. Als hij zich zou toeleggen op de korte afstanden zou hij op de 200 meter wellicht tot de Nederlandse top behoren. Snerend: 'Dat noem ik nou geen mooi doel.'
Zelfs als hij de 100 meter in 10 seconden zou afleggen (wat geen Nederlandse sprinter bij benadering lukt), zou Warners kiezen voor de tienkamp. Juist dan, zegt hij. Hij vermoedt dat hij het wereldrecord in handen zou hebben. In Athene zou hij geen outsider voor een medaille zijn, maar de favoriet voor goud.
Er is echter, los van zijn succes, een belangrijke reden de tienkamp te beoefenen. 'Specialiseren op onderdeel is zo saai. Tien is gewoon leuker.'
Als kind trok de verscheidenheid hem al. Een vriendje nam hem als 7-jarige mee naar de atletiekclub in Lelystad. Het vriendje bleek geen aanleg te hebben. Hij wel.
Zonder zich te spiegelen aan atleten uit het verleden de tienkamp is hoogst zelden op televisie kwam hij uit op de meerkamp. Hij kon op alle onderdelen uit de voeten en stroomde logischerwijs door van de zevenkamp, die bij de junioren wordt beoefend, naar de decathlon, de Griekse benaming van zijn specialisme.
Warners schoot na het afronden van zijn vwo door naar de top. Bij de WK junioren in 1996 werd hij derde, hij won de EK voor junioren het jaar daarop. In 1999 werd hij in Gs voor de eerste keer vijfde, met een puntentotaal dat nog steeds te boek staat als zijn persoonlijke record: 8363.
Hij was 21 jaar oud en werd door de atletiekkenners een gouden toekomst voorspeld. Vooral op de 100 meter, de 110 meter horden, het verspringen en de 400 meter blonk hij uit.
'We zijn nu vijf jaar verder. Ik ben weer vijfde geworden in Gs en heb mijn persoonlijke record van vijf jaar geleden niet verbeterd. Als je er zwart-wit naar kijkt kun je zeggen: dat schiet niet op.'
Zijn lichaam begon te haperen.
Als 13-jarige was hij al eens geconfronteerd met het falen van zijn lijf. Hij groeide zo snel dat het leek alsof hij vastliep. Hij was zo stijf als een plank. Artsen waarschuwden ervoor dat hij zijn spieren of pezen zou scheuren als hij bleef sporten. Een jaar lang moest hij zich beperken tot rekoefeningen.
Dat probleemjaar kende een onverwacht gunstige afloop. Na de groeispurt bleek hij te beschikken over een lang, sterk lijf met atletische mogelijkheden die de familie Warners nog steeds voor een raadsel plaatsen. Hoe kan een superatleet voortkomen uit ouders die pingpongen als voornaamste sport hadden?
Dat zijn volgroeide lichaam (1.96 meter, 94 kilo) na 1999 begon tegen te sputteren, verbaasde Warners niet. Blessures horen bij de tienkamp, vindt hij. Zijn opvatting luidt: wie tien onderdelen beoefent, heeft tien maal de kans om geblesseerd te raken. Of meer.
Tienkamp is naar zijn smaak, behalve een wedstrijd in hardlopen, springen en werpen, een wedstrijd in gezond blijven. De atleet met het sterkste gestel en de sterkste geest komt ver. Maar soms krijgt pijn de overhand.
Bij de WK in 1999, in Sevilla, viel hij uit met een kapotte knie en een gescheurde buikspier. In 2001, bij de WK in Edmonton, scheurde hij een hamstring. Hij werd toch nog zestiende.
En de WK van vorig jaar in Parijs zal hij zich herinneren als de 'platvoetmeerkamp'. Als gevolg van een ontstoken achillespees kon hij niet op zijn tenen lopen zonder pijn. Van opgeven wilde hij niet weten. Achteloos: 'De dokter dacht niet dat de pees kon afscheuren. Toen heb ik maar meegedaan. Het was een beetje doorbijten.' Hij eindigde als elfde.
De meest louterende ervaring met zijn lichaam stond los van een wedstrijd. In 2002 werd hij geveld door een hersenvliesontsteking. Hij lag acht dagen in het ziekenhuis. Hij wist dat de ziekte het einde van zijn sportcarri zou kunnen inluiden. Of zelfs fataal zou kunnen zijn.
'Toch heb ik nooit het gevoel gehad dat ik in levensgevaar was. Ik heb een meer dan gemiddelde conditie. Ik dacht dat ik het wel zou redden. Maar ik was zo slap als een darm. En ik heb flink koppijn gehad.'
Hij praat er niet graag over, maar de ziekte heeft hem veranderd. Hij is tot de ontdekking gekomen dat hij moet genieten van zijn gave. Hij is gedreven zonder gejaagd te zijn, fanatiek maar niet bezeten. 'Ik heb er wel iets aan overgehouden. Als ik heel moe ben trilt mijn arm heel erg. Dat is een soort zenuwaandoening.'
Meer dan ooit beseft Warners dat hij de tienkamp beoefent omdat hij niets liever wil. Dat helpt als hij, zoals zo vaak, in zijn eentje op de atletiekbaan in Lelystad begint aan een training. Niemand pept hem op of kijkt of hij zijn opdrachten uitvoert. Zijn Britse coach ziet hij slechts eens in de vijf weken, als hij in Engeland traint. Hij moet het alleen doen.
Ook een tienkamp waarvan hij er maximaal drie per jaar doet ervaart hij in de eerste plaats als een strijd tegen zichzelf. Het draait om het verleggen van zijn grenzen, het verbeteren van persoonlijke records.
Tegelijkertijd ervaart hij tijdens een tienkamp dat hij deel uitmaakt van een exclusief gezelschap, dat gedurende twee dagen uitmaakt wie de beste atleet is. Dat de publieke en financi waardering voor sprinters groter is, tast het zelfbewustzijn van de groep niet aan. Zij zijn de heren van de atletiek. Eer is voor hun geen begrip uit lang vervlogen tijden.
Tienkampers maken zich niet schuldig aan zogeheten trash talk, zoals sprinters. Ze proberen hun tegenstanders niet voor of tijdens de wedstrijd af te bluffen of uit hun concentratie te halen. Eerder moedigen ze elkaar aan. 'De meeste tienkampers reken ik tot mijn vrienden, al wil ik natuurlijk wel van ze winnen.'
De vriendschappelijke sfeer komt niet alleen voort uit de verbroedering die pijn veroorzaakt, meent hij. Een tienkamp duurt lang. Hij verwacht dat hij straks in Athene van half negen 's ochtends tot half elf 's avonds met zijn tegenstanders op de baan zal zijn, slechts onderbroken door een sia vanwege de hitte tijdens het middaguur.
'Dat worden hele lange dagen als je elkaar niets gunt. In plaats van al die anderen iets te misgunnen, kun je jezelf beter iets gunnen. Het heeft geen zin om alleen maar negatief bezig te zijn.'
Zichzelf gunt hij in Athene een persoonlijk record. Onlangs in Gs benaderde hij, zonder tot het uiterste te gaan, zijn beste totaal tot op slechts 62 punten. Hij voelt nu dat er meer in zit, misschien zelfs een Nederlands record.
Maar eigenlijk wil hij zich in Athene niet bezighouden met punten. Hij kan rekenen hij is bijna afgestudeerd als fiscaal jurist. Maar hij mijdt de eindeloze cijfertabellen waarmee valt uit te rekenen wat hij precies moet lopen, springen of werpen voor een record.
Hij lacht ontspannen als hij zegt waar de tienkamp volgens hem in essentie op neerkomt: 'Hard gaan en heel blijven.'