Handen af van Defensie

Het voorstel van D66 om het ministerie van Defensie te fuseren met Buitenlandse Zaken, is niet verstandig, waarschuwen C. Homan en R....

C. HOMAN; R. DE WIJK

VOORMALIG staatssecretaris en huidig voorzitter van de programcommissie van D66, Michel van Hulten, stelt voor de functies van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie samen te voegen. Een staatssecretaris zou dan politiek het onderdeel 'Defensie' op Buitenlandse Zaken moeten leiden. Hiertegen is een aantal fundamentele bewaren in te brengen.

In de eerste plaats betekent samenvoeging dat de specifiek militaire visie in de besluitvorming op de achtergrond kan raken. Dit kan gevaarlijke consequenties hebben. Ministers hebben soms verschillende belangen en streven vaak tegengestelde doelstellingen na. Bij samenvoeging van Defensie en Buitenlandse Zaken zullen de verschillende belangen in de ministerraad onvoldoende tot uitdrukking kunnen komen.

Het ministerie van Defensie is een uitvoerend ministerie, dat zijn besluitvorming in sterke mate laat leiden door de militaire haalbaarheid van een operatie.

Deze haalbaarheid kan op gespannen voet staan met de politieke wenselijkheid die in het kader van het buitenlands beleid wordt geformuleerd. Wat wenselijk is, hoeft militair-operationeel niet haalbaar te zijn. Met name sinds Srebrenica is dit ook voor politici duidelijk geworden.

Binnen de ministerraad zal de confrontatie tussen haalbaarheid en wenselijkheid moeten plaatsvinden en dat kan slechts indien er twee ministers zijn. Een politieke afweging waarbij op het hoogste niveau alle visies worden beschouwd is daarom een absolute vereiste.

Welke vorm ook gekozen wordt, samenwerking levert nauwelijks personele besparing op. Dit is het tweede argument tegen samenvoeging.

Het kerndepartement Defensie is het hoofdkantoor van de werkmaatschappijen, de krijgsmachtdelen, en is qua omvang en organisatie daarop afgestemd. Samenvoeging betekent dat het gehele kerndepartement van Defensie opgaat in het ministerie van Buitenlandse Zaken. Gezien de totaal verschillende invalshoeken van Buitenlandse Zaken als beleids- en Defensie als uitvoeringsdepartement valt niet te verwachten dat veel personele besparingen kunnen worden gevonden door het samenvoegen van functies.

Op Defensie zijn er momenteel twee bewindslieden die hun handen vol hebben aan, behalve het management van de organisatie zelf, het politiek verantwoorden van hun beleid naar de volksvertegenwoordiging. In de optiek van Van Hulten zal de nieuwe staatssecretaris van Defensie als opvolger van de huidige minister evenwel zonder de thans nog aanwezige staatssecretaris dit voor zijn rekening moeten nemen. Netto levert dit slechts het verdwijnen van drie formatieplaatsen op: de staatssecretaris, zijn chauffeur en secretaresse.

Een derde bezwaar betreft dat een te grote 'span of control' voor de superbewindsman gaat ontstaan. Te verwachten is dat als gevolg daarvan de relaties van de superminister met het ambtelijk apparaat, het parlement, de politieke achterban en het maatschappelijke 'veld' nog minder intensief zullen zijn.

En dit probleem van 'span of control' kan niet worden opgelost door meer staatssecretarissen op zo'n departement aan te stellen. Want ook deze functionarissen werken onder de - uiteindelijke - verantwoordelijkheid van de minister.

Er wordt wel gesproken over de 'fictie van de ministeriële verantwoordelijkheid', omdat een minister lang niet alles kan weten wat er op zijn departement, al dan niet in zijn naam, gebeurt en daar toch voor verantwoordelijk wordt gehouden. De instelling van superdepartementen zou die fictie alleen maar vergroten en risico's opleveren voor een effectieve parlementaire controle.

Een praktisch punt is bovendien dat binnen de NAVO en andere internationale organisaties vergaderingen op het niveau van ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie plaatsvinden. In beide fora worden vraagstukken vanuit verschillende optiek bezien.

Zal Nederland als enige na samenvoeging een staatssecretaris van Defensie afvaardigen of een bewindspersoon die zich in het buitenland minister mag noemen? Beide alternatieven komen de geloofwaardigheid van Nederland niet ten goede.

Tenslotte pleit Van Hulten voor het onderbrengen van het militair onderwijs bij het departement van Onderwijs. Het onderwijs bij Defensie is voornamelijk beroepsgericht met een grote verwevenheid met de sector die bediend moet worden. Sterker nog, onderwijs en te bedienen sector gebruiken grotendeels dezelfde mensen, middelen en locaties. Hoe zijn die financieel te scheiden? Bovendien is veel training 'on the job', bij de operationele eenheden. Kortom, overheveling gaat ook ten koste van de efficiëntie.

Het idee van Van Hulten tot samenvoeging van Buitenlandse Zaken en Defensie heeft de charme van de eenvoud, maar is weinig doordacht en steekhoudend.

C. Homan en R. de Wijk zijn werkzaam bij het ministerie van Defensie

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden