Hadrianus' wijsheid

Monica Soeting besprak onlangs in deze krant Maria Sybilla, een historische roman van Inez van Dullemen. In haar bespreking laat ze duidelijk merken dat ze in het genre van de historische roman niet veel ziet....

door Jan Fontijn

Dat woordje 'we' steekt me. Waarom zouden schrijvers hun verlangen naar rust en vrede niet op vorige eeuwen mogen projecteren? Soeting staat ons nog wel toe historische romans van George Eliot en Thackeray te lezen, zolang we maar beseffen met wat voor boeken we te maken hebben.

Toen ik Soeting las, kwamen mij talloze historische romans in gedachten die tot de beste romans in de wereldliteratuur behoren: Oorlog en vrede van Tolstoj, Salammbô van Flaubert, De berg van licht van Couperus, I, Claudius van Robert Graves, Der Tod des Vergil van Hermann Broch. Ooit overviel een jongen me voor een interview in een schoolblad met de vraag wat ik het mooiste boek vond. Of ik maar direct wilde antwoorden! Ik noemde spontaan het eerste boek dat in mij opkwam: Hadrianus' gedenkschriften van Marguerite Yourcenar. Achteraf vond ik het niet zo'n gekke keus. Heel wat moeilijker werd het voor me, toen hij me vroeg mijn keus te verantwoorden. Ik zal zeker de stijl van het boek geroemd hebben, verder de schitterende wijze waarop de tijd van keizer Hadrianus met een reeks van details werd opgeroepen en ten slotte de uitbeelding van Hadrianus' indrukkende persoonlijkheid.

Ik heb het boek nu nog eens gelezen. Het heeft me niet teleurgesteld, op een enkel hoofdstuk na. Had ik vroeger vooral oog voor de knapheid van Yourcenars manier van vertellen, haar eruditie, haar doorzettingsvermogen - ze was meer dan 25 jaar met het boek bezig -, nu had ik meer oog voor de superieure levensfilosofie van de schrijfster, de 'wijsheid' die het boek bevat.

Yourcenar koos voor een bijzondere verhaalvorm. Aan de zestigjarige Hadrianus is door zijn arts de dood aangekondigd. Hij is tot de jaren genaderd 'waarin het leven voor iedere mens een aanvaarde nederlaag is'. Hij vergelijkt zichzelf met de zeeman die laverend tussen de eilanden van de Archipel tegen de avond de lichtende nevel ziet opstijgen en langzamerhand de kustlijn ontwaart. In de tijd die hem rest, vertelt hij zijn levensgeschiedenis door middel van een lange, open brief aan zijn opvolger, de zeventienjarige Marcus Aurelius, die behalve keizer ook een filosoof was met uitgesproken stoïcijnse denkbeelden.

De lange brief is een soort vorstenspiegel: Hadrianus wil zijn opvolger voorbereiden op zijn ambt en op het leven. Zonder hoogmoedig te worden en zonder valse bescheidenheid doet hij verslag van zijn leven: niet alleen zijn grote hartstocht, zijn ambitie en zijn triomfen, ook zijn fouten, aarzelingen en gebreken worden onverbloemd beschreven.

Maar deze gedenkschriften zijn meer. Ze zijn ook een superieure demonstratie in levenswijsheid, een fraaie combinatie van grootse visie en praktisch inzicht. Hadrianus vraagt zich in het begin af hoe het menselijk bestaan getaxeerd kan worden. Zelf noemt hij het zo: 'Ik wilde het scharnier vinden waarmee onze wil zich verbindt aan ons lot, waar de tucht de natuur te hulp komt in plaats van haar te beteugelen.' Hij noemt drie mogelijkheden om dat inzicht te verwerven: het waarnemen van mensen, het lezen van boeken en de studie van zichzelf.

Maar alledrie falen. De belezen Hadrianus moet bekennen dat boeken liegen, zelfs de oprechtste. De werkelijkheid vinden we er niet, omdat die er niet in past. Hoe dikwijls vergissen we ons niet in het oordeel over mensen, hoe pover is onze zelfkennis! Zijn werkwijze in het gewone leven is de volgende: 'Iedere heldere uiteenzetting heeft mij altijd overtuigd, iedere beleefdheid heeft mij veroverd, ieder geluk heeft mij altijd verstandig gemaakt.'

Hij beseft dat ieder geluk een meesterwerk is, dat de minste dwaling het vervalst, de minste aarzeling het verslechtert, de minste logheid het ontluistert, de minste dwaasheid het dom maakt. Op het einde van zijn leven kan hij zeggen: 'Ik had gestreden wat ik kon om de goddelijke zin in de mens te begunstigen, zonder daar nochtans het menselijke aan op te offeren.'

Schrijvend over de achtergrond van haar roman, citeert Yourcenar met instemming een passage in een brief van Flaubert: 'Toen de goden er niet meer waren en Christus er nog niet was, is er, van Cicero tot Marcus Aurelius, een uniek moment geweest, waarop alleen de mens bestond.' Een meesterlijke uitspraak! Tenminste, als hij waar is.

Het ideaal van Hadrianus lag besloten in het woord 'schoonheid'. Hij voelde zich als keizer verantwoordelijk voor de schoonheid van de wereld. Steden moesten schitterend worden bewoond door mensen wier lichamen niet door armoede of rijkdom getekend waren.

Hij stond kritisch ten opzichte van het christendom en de figuur Jezus, die ongeveer honderd jaar daarvoor leefde. Christenen waren voor hem sektariërs met een onbeschaamde hoogmoed en zonder veel cultuur. Alles wat in ons menselijk, geordend en helder is, hebben we aan de Grieken met hun levensregels te danken. Gepassioneerd verliefd werd hij op de jonge Griek Antinoüs, die 'heerlijke hazewind, dol op liefkozingen en bevelen'.

Een van de mooiste eigenschappen van Hadrianus is dat hij in staat is een superieur gezichtspunt in te nemen boven de woeling der tijden. Hij ziet de relativiteit van de duur der beschavingen in, beseft dat wat in zijn tijd wijs en schoon was in later tijd onbenullig en lelijk zou kunnen lijken. Hadrianus is menselijk, wil zich niet aan een stelsel binden. Ook niet dat van de stoïci, die in zijn ogen te fanatiek zijn. Hij probeert zijn opvolger Marcus Aurelius - die in ruwe wol gekleed is, op de harde grond slaapt en de stoïci met hartstocht leest - op andere gedachten te brengen.

Hadrianus staat op het moment dat hij voor Marcus Aurelius zijn gedenkschriften schrijft, voor de beslissing of hij zelfmoord zal plegen of niet. Hij ziet ervan af en besluit het langzame einde, de doodstrijd te aanvaarden, geduld te betrachten. Hij ondervindt dat het peinzen over de dood geen leerschool is in het sterven. Theorieën over onsterfelijkheid boezemen hem wantrouwen in. Als door een wonder enige eeuwen zouden worden toegevoegd bij de weinige dagen die hem resten, zou hij hetzelfde doen als tijdens zijn leven. De toekomst van de wereld verontrust hem niet meer. Hij is klaar om dood te gaan. Hij weet dat hij tot het einde toe bemind zal zijn. De laatste woorden van zijn gedenkschriften zijn: 'Laat ons trachten met open ogen in de dood te treden. . .'

Hadrianus' gedenkschriften is een superieur bewijs van de levendigheid van het genre van de historische roman.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden