Günter Wallraff: Een snor en een missie
Een paar keer dreigde Günter Wallraff te worden ontmaskerd als undercoverjournalist. Toch wist hij steeds opnieuw te verbazen met onthullingen die hij deed als gastarbeider of werknemer van Lidl. Volgende week verschijnen zijn reportages in Nederlandse vertaling. ‘Ik heb mijn angsten overwonnen door ze op te zoeken.’
Vermomd als zwarte trok Günter Wallraff door Duitsland. Hij wilde een kamer huren, een volkstuintje nemen, wandelen met een club bejaarden, een proefrit maken in een Bentley – om de officieel beleden tolerantie voor vreemdelingen te ontmaskeren. Maar al op de tweede dag van zijn nieuwe leven werd hij aan zijn stem herkend door een autohandelaar in Magdeburg. Gelukkig bleek de man een bewonderaar. Hij hield zijn mond en Wallraff kon zijn project voortzetten.
‘Als ik een rol speel, droom ik na twee weken in mijn nieuwe identiteit. Vaak droom ik dat ik ontmaskerd word. Dat is mijn grootste angst. Niet alleen omdat mijn project dan voorbij is, maar ook omdat mijn gevoel van eigenwaarde gekrenkt zou worden. Ik leef me zo sterk in mijn rol in, dat ontmaskering een nederlaag is’, zegt Wallraff, thuis in de Keulse wijk Ehrenfeld, een wat grauwe buurt met veel kebabtentjes, goedkope modezaken en Turkse reisbureaus.
Racisme
Voor Wallraff is Ehrenfeld een baken van tolerantie en kosmopolitisme. Toch komt racisme ook hier voor, merkte hij toen hij als zwarte een supporterscafé van FC Köln binnenstapte, en ook nog zo brutaal was een vrouw ten dans te vragen. Hij werd meteen buiten de deur gezet door de kroegbaas, met de woorden: ‘Hier komen alleen bekenden van elkaar. Over en uit.’
Günter Wallraff is wereldberoemd door zijn undercoverprojecten. Soms leefde hij jarenlang onder een andere identiteit, voorzien van pruik, make-up, gekleurde contactlenzen en valse papieren. Als verslaggever ‘Hans Esser’ onthulde hij de leugenachtige praktijken van het boulevardblad Bild. Als ‘wapenhandelaar’ lokte hij de Portugese generaal Spinola in de val.
Ali Levent
Het beroemdst werd hij als de Turk Ali Levent, die bij McDonald’s werkte, bij de staalfabriek Thyssen en als proefkonijn voor geneesmiddelenonderzoek. In Ik, Ali uit 1985 beschreef Wallraff de uitbuiting, vernedering en discriminatie waarmee Duitse Turken werden geconfronteerd, terwijl de schijnbaar zo keurig georganiseerde samenleving de andere kant opkeek.
Door ernstige rugproblemen kon Wallraff jarenlang niet op pad. Maar na een geslaagde operatie dook hij weer onder, als zwarte, als dakloze, als medewerker van een callcenter en arbeider in een broodfabriek die aan supermarktketen Lidl levert. Volgende week verschijnen zijn reportages in een Nederlandse vertaling, als Heerlijke Nieuwe Wereld.
Aldous Huxley
De titel verwijst naar de befaamde roman van Aldous Huxley, waarin een kleine kaste, de ‘alfaplussers’ de macht uitoefent over eenvormige, uitwisselbare, van zijn identiteit beroofde massa, die tevreden wordt gehouden door brood en spelen. Duitsland gaat steeds meer op deze wereld lijken, vindt Wallraff.
Aan de bovenkant staat een elite die zichzelf steeds schaamtelozer bedeelt. Een van de schurken in het boek is Wolfgang Clement, de sociaal-democratische ‘superminister’ die de arbeidsmarkt flexibiliseerde en vervolgens voor een enorm salaris adviseur werd van een groot uitzendbureau.
Minimumloon
Aan de onderkant bevindt zich een groeiende groep vrijwel rechteloze werknemers in geflexibiliseerde bedrijven. Ze zijn van hun individualiteit beroofd, stelt Wallraff, omdat ze volkomen inwisselbaar zijn voor hun werkgevers. Bijna een kwart van de Duitse werknemers is inmiddels aangewezen op een aanvullende uitkering, omdat zij minder dan het minimumloon verdienen.
Tevoren maakte Wallraff zich weinig illusies over de ethiek van de telefonische verkoop. De werkelijkheid overtrof echter zijn verwachtingen. Zo verkocht hij namens de niet-bestaande Duitse Jeugdbescherming een overzicht van jeugdbeschermingsmaatregelen aan caféhouders en snackbareigenaren. Het reglement – met regels als ‘aan minderjarigen wordt geen alcohol verkocht’ – werd gratis gedownload van internet.
Met een Ikea-lijstje van 4,50 euro eromheen werd het verkocht voor 69 euro. Als kroegbazen er niet meteen intrapten, dreigden de verkopers met boetes die konden oplopen tot duizend euro. De slachtoffers waren vooral Turkse en buitenlandse ondernemers, die de bureaucratie niet kenden en zenuwachtig werden van het contact met officiële instanties.
Callcenters
De callcenters waar Wallraff werkte, maakten genadeloos misbruik van naïviteit, ouderdom en eenzaamheid. De eigenaresse van een Oostenrijks hotel vertelde Wallraff dat ze nauwelijks kon rondkomen en dat haar dochtertje ernstig ziek was. Toen Wallraff haar probeerde te troosten, stond de teamleider plotseling naast hem: ‘Nu ga je onze producten aanbieden, verdomme. Ze is er rijp voor, kom op!’ Wallraff smeerde de vrouw voor 550 euro onnodige schoonmaakmiddelen aan.
Heerlijke Nieuwe Wereld kan ook worden gelezen als een vervolg op Ik, Ali. De stinkende, lawaaierige staalfabrieken zijn vervangen door glimmende, glazen torens, waar alles clean is, behalve het werk. Toch komen in deze ‘diensteneconomie’ ook taferelen voor die aan het vroege kapitalisme doen denken.
Zo werkte Wallraff een maand in een broodfabriek die aan Lidl leverde. De prijs van de broodjes werd laag gehouden door de werknemers tot op de laatste druppel uit te persen. Zelfs vanuit zijn slaapkamer hield de directeur zijn personeel in de gaten. Net als zijn collega’s zat Wallraff onder de brandwonden, door het aanraken van de gloeiend hete bakplaten.
Wat was u zwaarste rol?
‘Het werk van Ali was fysiek het zwaarste. Maar in de broodfabriek had ik het ook niet langer dan een maand volgehouden. Ik was goed getraind, ik had krachttraining gedaan en nog een marathon gelopen, maar ik kreeg last van hartritmestoornissen. Toch vond ik het werk in het callcenter het meest weerzinwekkend, psychisch het meest belastend. Met mijn verbale begaafdheid moest ik hulpeloze mensen allerlei nutteloze zaken aansmeren. ’s Avonds belde ik ze terug om te zeggen dat ze hun aankoop moesten annuleren.‘Wat me wel tevreden stemt: ik heb de branche schade toegebracht. Er zijn strengere wetten aangenomen, de omzet is gedaald. Of het uiteindelijk echt helpt, weet ik niet. De baas van een van de callcenters waarvoor ik werkte had geen gevoel voor onrecht. Hij gaf openlijk toe: 80 procent van de branche is op bedrog gebaseerd. Maar, zei hij: andere bedrijven zijn nog erger. Misschien heeft hij nog gelijk ook. Ik hoorde laatst van een callcenter waar de teamleiders cocaïne verkochten, zodat de verkopers nog scherper werden.’
Hoe houdt een mens het uit in zo’n omgeving?
‘Er wordt een enorme druk opgebouwd. Iedereen die een contract afsluit, gaat naar voren. Daardoor is voor iedereen zichtbaar: die heeft succes. Wie achter blijft zitten, is een loser. Ook wordt er een ‘Man van de Maand’ aangewezen. Die krijgt een cadeau, en er wordt champagne geschonken.’
Het lijkt bijna een stalinistisch systeem.
‘Het communisme werd ooit verweten dat het alle mensen gelijkschakelde. Dat halen wij nu in.’
Maar mensen kunnen toch ontslag nemen? Wat hebben ze te verliezen?
‘Dat vroeg ik me in het begin ook af. In de broodfabriek zei iemand tegen me: ik hoop dat ik snel word ontslagen. Ik zei: waarom neem je dan geen ontslag? Maar dan kreeg hij een strafkorting van het arbeidsbureau, waardoor hij helemaal geen geld meer had. Sommige mensen voelden zich alsof ze dwangarbeid deden. Ook in de call centers konden werklozen niet zeggen: daar ga ik niet werken, het is bedrog. Dan werden ze meteen gekort op hun uitkering. Mede door mijn onthullingen zijn de arbeidsbureaus wel voorzichtiger geworden.’
Waarom organiseren zulke werknemers zich niet in een vakbond?
‘Ze zijn murw gemaakt. Ze zijn rechteloos, maar ze geven ook op, ze zien niet meer hoe ze eruit moeten komen. De samenleving wordt uit elkaar getrokken. De rijken worden begunstigd. In Duitsland hoef je geen vermogensbelasting meer te betalen.
‘Maar aan de onderkant neemt de rechteloosheid toe. Grote bedrijven hebben hun vaste personeelsbestand teruggebracht en huren goedkope uitzendkrachten in. Een bedrijf als Daimler-Benz heeft 20 duizend vaste werknemers en 15 duizend uitzendkrachten.’
Worden bedrijven daartoe niet gedwongen door de globalisering? Zonder flexibele arbeidsmarkt zou de werkloosheid misschien veel hoger zijn.
‘Je kunt niet alles rechtvaardigen met globalisering. Voor mensen met hoogwaardige beroepen heeft flexibilisering ook voordelen. Ze worden er mobieler door. Maar de mensen aan de onderkant hebben geen enkele keuze. Daardoor hebben grote bedrijven vrij spel. De drogisterijketen Schlecker zegt tegen werknemers die er al twintig tot dertig jaar werken: u kunt nu tekenen in een nieuw bedrijf waar u de helft verdient of u wordt ontslagen. Uit angst hun baan kwijt te raken, laten mensen met zich sollen.’
Contactgestoord
Günter Wallraff leek allerminst voorbestemd een groot onthullingsjournalist te worden. ‘Als jonge man was ik mensenschuw, misschien zelfs contactgestoord. Ik heb mijn angsten overwonnen door ze steeds weer op te zoeken’, zegt hij. Zijn vader was arbeider aan de lopende band bij Ford in Keulen. Toen hij vlak na de oorlog in het ziekenhuis terecht kwam, moest Wallraffs moeder de kost verdienen. De kleuter Günter werd tijdelijk naar een weeshuis gebracht. ‘Dat was een vroege schok. Iedereen droeg dezelfde kleding. Je moest je eigen spullen inleveren, je verloor je identiteit. Misschien zocht ik daardoor later bewust en actief naar nieuwe identiteiten, om deze traumatische gebeurtenis te overwinnen. Het verklaart misschien ook mijn solidariteit met mensen die zich niet kunnen verweren.’
Lyrische gedichten
Als jonge man schreef Wallraff lyrische gedichten, hij schilderde abstracte werken en volgde een opleiding tot boekhandelaar. De ommekeer kwam toen hij in dienst moest. Zijn verzoek om dienstweigering werd afgewezen. In de kazerne bleef hij zich verzetten. ‘Dat was een heel ander leger dan tegenwoordig. Oude nazi’s maakten de dienst uit. Ze brulden naziliederen, in de kantine voor onderofficieren kwam je SS-tekens tegen. Tien maanden heb ik standgehouden, geweigerd om mee te doen, me ook de eerste streken veroorloofd, zoals veldbloemen in geweerlopen steken. Ze hebben me naar de psychiatrische afdeling gestuurd. Ze wilden een deal sluiten: ik zou niets openbaar maken, dan zouden ze me laten gaan. Dat heb ik toen geweigerd. Uiteindelijk ben ik toch ontslagen, met het etiket ‘abnormale persoonlijkheid voor oorlog en vrede’.
‘Zonder de Bundeswehr was ik waarschijnlijk een heel andere richting ingeslagen. Ik had de schilder Max Ernst ontmoet, die mijn werk interessant vond en me in Zuid-Frankrijk uitnodigde. Als jonge man was ik ook helemaal niet zo maatschappijkritisch. Maar in dienst merkte ik: er is een macht die mensen kapot wil maken. En die ook nog agressief is. De officieren wilden het liefst een nieuwe oorlog beginnen. Ik schreef toen een gedicht, dat nog door Wolf Biermann gezongen is:
‘Ich träumte, das Leben sei ein Traum
Und wachte auf davon
Da war das Leben gar kein Traum
Und da schlief Ich nie wieder ein’
De ontwaakte dichter werd een vasthoudende onderzoeksjournalist, met de undercoveroperatie als grote specialiteit. ‘Het is natuurlijk moeilijk om jezelf te verloochenen. Anderzijds: ik ben alerter, geconcentreerder. Als ik een rol speel, leef ik op een andere planeet. Als gewoon burger denk je: we leven in een democratie, onze rechten zijn verwezenlijkt. De autoriteiten gedragen zich ook heel voorzichtig en voorkomend. Maar als ik mezelf anoniem maak, leef ik in een heel andere wereld. Ik beleef wat anderen wordt aangedaan, wat ze allemaal accepteren, omdat ze het niet kunnen veranderen. Maar ik hoef het niet te accepteren. Ik kan het openbaar maken.’
Een van uw thema’s is racisme. Is dat erger geworden sinds Ik, Ali?
‘Nee, dat geloof ik niet. Uit onderzoek blijkt dat het aantal Duitsers dat zich racistisch noemt, is gedaald van 40 naar 33 procent. Door de jonge generatie is het iets verbeterd. Maar het probleem is dat je van die meerderheid niets merkt. Het ontbreekt aan Zivilkourage. Als je als zwarte wordt aangevallen, in woord of daad, gebeurt het maar heel zelden dat een Duitser tussenbeide springt.
‘Mensen schamen zich ook niet voor racisme. Naast het boek hebben we een film gemaakt, met een verborgen camera. De mensen die mij als zwarte afwezen, bijvoorbeeld de vrouw die me geen kamer wilde verhuren, gaven naderhand gewoon toestemming om de beelden uit te zenden. Waarschijnlijk krijgen ze in eigen kring schouderklopjes voor hun gedrag.’
U zocht het racisme ook wel op, door als enige zwarte in een trein met 600 dronken voetbalsupporters te gaan zitten.
‘Ja, dat was ik ook niet van plan. Maar ik zag al die supporters de Hitlergroet brengen. Toen zei ik tegen de commandant van de politie: doe er iets aan, het zijn allemaal fascisten. Daarop zei hij heel ongeïnteresseerd: dat is me niet opgevallen. Toen dacht ik: nu ga ik door. Als mij iets overkomt, zal dat gevolgen hebben.’
Hebt u bewust zo’n risico genomen om die politieman dwars te zitten?
‘Dat speelde mee. Maar ook de gedachte: wat hier gebeurt, accepteer ik niet. Maar toen ik bijna werd aangevallen door die supporters, stond ik op het punt om laf te worden, mijn pruik af te rukken, en te zeggen: ik ben een van jullie. Of me dat nog zou hebben geholpen, is natuurlijk de vraag.’
Stelt u zich de krantenkoppen voor: Günter Wallraff schminkt af.
‘Ja, dan was mijn rol voorbij geweest. Gelukkig werd ik op het laatste moment gered door een jonge politieagente, die nog maar drie maanden in dienst was. Ze schreef me later nog een brief: ze zou de angst in mijn ogen nooit vergeten.’
Sinds de jaren tachtig wordt in Nederland negatiever gedacht over minderheden, vooral ook door de angst voor de islam.
‘In Duitsland zie je dat ook wel. Criminaliteit, terrorisme, islam, alles wordt op één hoop gegooid. Zelf heb ik een wat gespleten houding. Van mij mogen er moskeeën gebouwd worden, we hebben tenslotte vrijheid van godsdienst. Maar wat er in zo’n moskee gepredikt wordt, moeten we wel in de gaten houden.’
U hebt zelf nog voorgesteld De Duivelsverzen van Salman Rushdie in de moskee voor te lezen.
‘Helaas is me dat niet gelukt. Ik had een kleine moskee gevonden, die wel bereid was. Maar op het laatste moment zijn ze voor hun geloofsbroeders teruggeschrokken. We worden nu zelf bedreigd, zeiden ze, kunnen we het niet in een besloten bijeenkomst doen? Maar het ging natuurlijk om die openbaarheid.
‘De woordvoerder van een grote moskee deed zich op tv heel liberaal voor: waarom zouden we er niet over discussiëren? Er zijn toen gesprekken gevoerd. Maar op een gegeven moment merkte ik: het wordt niks. Dan komen er opeens duistere achtergrondfiguren langs, zoals een Turkse diplomaat die het ministerie van Religieuze Aangelegenheden vertegenwoordigde. Het werd knalhard afgewezen. Ook die zo liberale woordvoerder werd teruggefloten. Misschien is hij ook best liberaal, maar hij heeft geen enkele speelruimte. Hij is slechts een uithangbord. Plotseling zei hij: Günter Wallraff heeft de gevoelens van moslims wereldwijd gekwetst en ons ten diepste beledigd. Daar ben ik van geschrokken. Ik dacht: naar buiten doen jullie liberaal, maar ondertussen¿
‘Ik zie hetzelfde probleem dat we destijds met het communisme hadden. Ook toen hoopten mensen als ik dat er een eurocommunisme zou ontstaan, dat recht zou doen aan democratie en mensenrechten. Dat is er nooit gekomen. Zo vrees ik dat er ook nooit een euro-islam zal ontstaan. In Frankrijk heb je een moskee waar eerlijk wordt geprobeerd om zoiets tot stand te brengen. Maar ook daar worden de voorlieden door hun eigen geloofsgenoten bedreigd.’
Zie je wel, zou Geert Wilders zeggen.
‘Als ik in Nederland zou wonen, zou ik de populistische krachten heel heftig tegenspreken. Ze generaliseren. De meeste moslims zijn helemaal geen moskeegangers, althans niet in Duitsland. Alles wordt op één hoop gegooid: iedereen die uit bepaalde landen komt is een gevaar. Dat is een beledigende manier van denken.’
U bent nu 67. Hoe lang gaat u nog door met undercoverwerk?
‘Ik heb nog heel wat projecten op stapel staan. In april duik ik weer onder. Het is spannend en soms riskant. Als dakloze heb ik een nacht van min 15 graden Celsius meegemaakt, terwijl mijn slaapzak slechts op -3 was berekend. Een van mijn metgezellen is een paar dagen later doodgevroren. Maar ik vind het ook heel leuk om een rol te spelen.
‘Bovendien houd je er vrienden aan over. Sommige mensen uit de tijd van Ik, Ali zie ik nog altijd. Dat vind ik waardevol in een samenleving waarin de meeste mensen niet verder kijken dan hun eigen kring. Zolang ik kan, ga ik door. Als ik in het bejaardenhuis zit, wordt het wat moeilijker.’
Daar valt anders nog heel wat te onthullen.
‘Tja, alleen kun je het als demente niet meer op papier krijgen.’