Analyse
Groeiende vijandigheid in het land dwingt werkgevers tot ommezwaai in het flexdebat
Ondanks schrijnende situaties op de arbeidsmarkt bleven werkgevers jarenlang hameren op het belang van flexwerk. Tot er in de zomer van 2021 ineens een flexakkoord lag tussen werkgevers en de vakbeweging. Wat maakte dit kleine wonder mogelijk?
‘In Nederland kan het zo zijn dat je eeuwig met tijdelijke contracten werkt. Kan het zijn dat je eeuwig voor hetzelfde werk niet hetzelfde loon krijgt als de collega met wie je schouder aan schouder werkt. Kan het zo zijn dat je eeuwig in de situatie zit dat je vandaag te horen krijgt dat je morgen niet terug hoeft te komen.’
Ingrid Thijssen (53), sinds Prinsjesdag 2020 voorzitter van de werkgeversvereniging VNO-NCW, zei het bij de presentatie van het akkoord met de vakbeweging over nieuwe regels voor werk. Haar voorganger Hans de Boer zette bijstandsgerechtigden nog weg als labbekakken. Terwijl Thijssen nu, samen met de vakbeweging en onafhankelijke kroonleden uit de Sociaal Economische Raad (SER), pleit voor verhoging van het minimumloon én de daaraan gekoppelde bijstand en AOW.
De werkgevers hebben écht een nieuwe koers ingeslagen. Thijssen is daar de spreekbuis van, het gezicht naar buiten. Maar voor het akkoord met de vakbeweging – waarin flexwerk wordt beperkt, schijnzelfstandigheid aangepakt en de vaste baan weer de norm wordt – had zij rugdekking nodig van ondernemend Nederland, de leden, en ‘de Malietoren’, het hoofdkantoor van de werkgeverslobby.
In die kringen is dit nogal een ommezwaai. VNO-NCW werd deze eeuw niet moe te hameren op het aambeeld van ‘vast is te vast en te duur’. Het ontslagrecht moest almaar soepeler, uitkeringen moesten omlaag en korter. Liefst werd elke werknemer een ‘klapstoelwerknemer’, werd flexibiliteit de norm.
Ook winst voor werkgevers
Het is niet zo dat werkgevers de witte vlag hijsen. Ze winnen ook bij het akkoord. Bij plotselinge productieuitval kunnen ze met hun mensen tijdelijk 20 procent werktijdverkorting afspreken; de lonen worden dan aangevuld uit een nationaal fonds. Als zieke werknemers na een jaar niet kunnen terugkeren naar het oude werk, dan gaat het UWV nieuw werk zoeken. Dat is het ontzorgen van vooral het midden- en kleinbedrijf.
Het plan, dat een veel bredere visie is, pleit bovendien tegen belastingverhoging voor burgers en bedrijven. Winst voor de werkgeverslobby, omdat het gros van de politieke partijen de belastingen voor ondernemend Nederland wél wil verhogen. Maar al met al steekt de winst toch wat karig af tegen de forse inperking van flex waarmee de werkgevers hebben ingestemd.
Die nieuwe koers en nieuwe deemoedigheid zijn het gevolg van sterk verminderde populariteit van ondernemers en hun bedrijven. ‘Of er vijandigheid is? Dat ga ik niet ontkennen’, zei Thijssen eerder in de Volkskrant. Dat ressentiment is gestaag opgebouwd door bijvoorbeeld de klimaatdiscussie en de aanhoudende debatten over vervuiling, belastingontwijking en de groeiende inkomensverschillen. Het beeld van topondernemers die in geblindeerde busjes bij premier Mark Rutte in het Catshuis langsgingen, verdween niet meer van het netvlies.
Veel wantrouwen werd ook gewekt door de manier waarop de invloedrijke werkgeverslobby in 2017 uit het niets de afschaffing van de dividendbelasting in het regeerakkoord wist te fietsen. Op de stoep van het Johan de Witthuis (waar VVD, CDA, D66 en CU in 2017 met de vorige kabinetsformatie bezig waren) maakten Hans de Boer en toenmalig FNV-voorzitter Han Busker verbaal bijkans slaande ruzie.
Deerniswekkende uitbuiting
Ook de onstuitbare stroom berichten over de deerniswekkende uitbuiting van Europese arbeidsmigranten straalt af op ondernemend Nederland. Voeg daarbij het hameren op de noodzaak van flexwerk, dat uitmondde in schrijnende situaties op de arbeidsmarkt, waar de werkgeverslobby ziende blind en horende doof voor bleef, ondanks verhalen in de media en protesten van de vakbeweging.
Toch was in 2019 zelfs tot de Malietoren doorgedrongen dat er iets mis was. VNO-NCW trok het land in met ‘dialoogsessies’ en schrok zich te pletter van het beeld dat Nederland van ondernemers en hun bedrijven had. Dat de Volkskrant schreef over de teloorgang van de machtige werkgeverslobby maakte het beeld niet beter. Het eindrapport van de dialoogsessies kwam in 2020 in stilte. Maar het werd de basis voor de profielschets voor de nieuwe voorzitter en voor de nieuwe koers van de ondernemerslobby.
Het luiden van de alarmbel door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de maatschappelijk ontwrichtende gevolgen van de doorgeschoten flexibilisering, gaf VNO-NCW een extra zet. Jongeren die blijven hangen in tijdelijke baantjes, geen eigen huis kunnen betalen en gezinsvorming uitstellen – dat is geen prettig gezicht. Meteen daarna kwam een commissie onder leiding van oud-topambtenaar Hans Borstlap met concrete voorstellen om alle regels rond werk te herzien.
Het is abstract als het in een rapport of de krant staat, maar werkgevers zagen het ook in eigen onderneming, bij de concurrent die met flex goedkoper werkte en in de privé-omgeving. Dan komt het dichtbij.
Nieuwe gezichten
Dat de polder nieuwe gezichten kreeg hielp in de aanloop naar het akkoord, de oer-Nederlandse manier om sociaal-economische excessen te verhelpen – denk aan het Akkoord van Wassenaar in 1982 en rond de eeuwwisseling de overeenstemming over Ziektewet en WAO.
Twee jaar geleden sloten vakbeweging, werkgevers en kabinet het Pensioenakkoord dat tien jaar ruzie beslechtte. Aan FNV-kant was Tuur Elzinga (61) de onderhandelaar. Zo was hij bij VNO-NCW van haver tot gort bekend toen hij op 10 maart 2021 voorzitter werd. De nieuwe voorzitters bij FNV en VNO-NCW zorgen voor een nieuwe dynamiek, hebben goodwill bij de eigen achterban en willen zich graag profileren.
De coronacrisis hielp ook. Het kabinet betrok vakbeweging en werkgevers bij de aanpak ervan. ‘Dat schept hoe dan ook een band, ook al krijg je niet steeds je zin’, zegt een betrokkene. Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER, zag een kans en startte de onderhandelingen.