Graaien in de beenderhof
Velen denken dat Domino een doodsimpel mazzelspelletje is, alleen iets voor kinderen. Als iets groter kind was ik verbaasd te lezen dat José Raoul Capablanca, Cubaans schaakwereldkampioen in de jaren twintig, in de Parijse salons ook een groot matador was op de 'gespikkelde kaarten', zoals de Chinezen het spel al...
Zelfs de simpelste dominovariant kent trucs. Zoals het niet zo maar wat uitleggen, maar juist die soort waarvan je er veel hebt. En dan graag dezelfde aan beide uiteinden, zodat de ander stenen eerder moet pakken in de boneyard, gelijk de Angelsaksen de pot noemen.
Belangrijk is ook te tellen wat er uit is, want elk cijfer komt zeven keer voor in een normaal spel met dubbelzes als hoogste. Zo kan berekend worden wat de tegenstanders nog hebben, maar met een onzekerheidsmarge: er hoort één bone in de yard te blijven. (Sommigen zeggen twee, maar dat geurt te veel naar mazzel).
Een vriend zei dat het vroeger bij hem thuis hoogst onsportief gevonden werd om te tellen. Hij was zo slim dit curieuze standpunt niet tot vaste moraal te maken. Want hij verdiende later zijn schaaktitel (zij het minder hoog dan die van Capablanca) aan het net iets verder of secuurder rekenen dan de meeste opponenten.
Zo hoort het ook. Met wat oefenen en aandacht wordt domino boeiend en soms gezellig complex. Ook met onze gewone 28 bones. Over spellen tot en met dubbel negen (55 stuks) hoeven we het niet te hebben. En ook niet over de Inuit (Eskimo's) die het met 148 bones doen, gemaakt van walrustanden. Op die lange winteravonden kun je een spel wat breder opzetten. Als de iglo groot genoeg is.
Bij het gewoonste Dominospel, Blok geheten, begint de hoogste dubbele. Gelijke cijfers worden aan elkaar gelegd. Wie dat niet kan, moet net zo lang uit de pot pakken tot hij wel een bone kan leggen. Tenzij de pot op één na leeg is, dan moet hij passen. Wie uit is, roept met oorverdovende triomf 'Domino' en krijgt alle opgetelde getalspunten van de tegenstanders. Als niemand domino heeft en er ook niet meer gelegd kan worden, krijgt degene met de minste punten de buit, met aftrek van zijn eigen rommel.
Het maakt dus niets uit of je tweede of laatste wordt. Tenzij tevoren wordt besloten de overgebleven punten als strafpunten te beschouwen. Overigens is het aan te bevelen hooguit met drie te spelen. Met meer kan in partnerschap gespeeld worden. Genoeglijker potjes worden ook gemaakt door in het begin veel stenen te nemen en de boneyard klein te houden: vier tot zes.
Een liberale variant van Blok is Remise, waarbij meer stenen in één beurt aangelegd mogen worden en iedereen vrijelijk in de beenderhof mag graaien. Wel erg vrijzinnig. Er zijn ook varianten waarin kruisvormen worden gebruikt (Maltees of Sebastopol), waarbij de al of niet dwarsgelegde dubbele als kruispunt dient.
En dan is er Bergen, waarvan de Amerikaanse ludologe Merilyn Simonds Mohr niet weet of het naar Noorwegen of Bergen op Zoom verwijst en daarbij helaas het zo mooie Bergen (N.H.) overslaat. In dit spel krijg je twee punten als aan beide zijden hetzelfde getal wordt aangelegd en nog een extra punt als daar een dubbele bij zit. Domino of de lichtste hand aan het eind is één punt.
Een aparte charme heeft Matador, vroeger in studentenkringen ook wel bekend als Nossen. Daarbij moeten niet gelijke cijfers aaneengeklit worden, maar getallen die samen zeven vormen (dus nooit de blanco). De drie stenen die samen zeven punten bevatten en de dubbelblank, zijn matador, een soort troef. Die mogen altijd gespeeld worden, maar kunnen beter bewaard worden voor schrale tijden. Alleen matadores mogen tegen blank worden gelegd. Er kan vrijelijk in de pot worden gegrabbeld, vooral nuttig als er vermoedelijk nog een 'troefje' ligt. Het spel volgt aan het eind de normale telling.
Een geheel eigen groep is die van Vijven ofwel Sukkel. Wie aan beide zijden vijf heeft of een veelvoud van vijf, mag die buit meteen noteren. Dwarse dubbelen tellen daarbij ook dubbel. Aan het eind worden de resterende punten per speler afgerond tot een vijfvoud en aan de winnaar uitgekeerd. Sommigen spelen het ook met drie of een veelvoud van drie en er zijn zelfs bandelozen die Vijven èn Drieën tegelijk spelen en zich als straf voor hun excentriciteit te pletter rekenen.
Dat geldt temeer als een speler mag kiezen of hij een dubbele dwars legt (met dubbele getalsw* dominospelen is dat wie een score overziet, door de vijand verheugd wordt uitgescholden voor Sukkel (in Amerika: 'Muffins') waarna deze zelf die punten inpikt.
De langdurigste en leukste uitbreiding hiervan is Five-Up. Een Californisch spel, waarover een bankier een heel boek schreef. Domino voor denkers wordt het wel genoemd, want bij een bankier is rekenen al gauw denken. Hij meent dat de balans tussen geluk en kunde zo goed is, dat verlies aan pech gewijd kan worden en winst aan eigen verdienste. Zulks moet wel lukken aan de rand van het zwembad.
Bij Five-Up telt elke dwars te leggen dubbele ook dubbel, totdat in het verlengde wordt aangelegd. Dan wordt het een spinner die zelf niet meer telt. Maar wel de nieuwe pootjes die aan verticale weerszijden kunnen ontstaan. Het totaal scoort weer steeds als het een meervoud van vijf is. Dat kan soms aardig in de papieren lopen. Bovendien worden de mogelijkheden ruimer, doordat vaak aan nieuwe spinners gelegd kan worden. Een minuut per beurt lijkt redelijk. Alleen met dit spel kan elke Dominospeler een Capablanca worden.