Column

Genialiteit was voor Cruijff gewoonste zaak van de wereld

Er zijn zinnen die, ook al heb je ze zelf geschreven, moeilijk zijn te bevatten: Johan Cruijff is gestorven. Nog niet zo lang geleden verklaarde hij dat hij met 2-0 voorstond in de wedstrijd tegen zijn ziekte. Maar kennelijk kantelde het duel en gisterochtend overleed de man die de grootste Nederlandse voetballer aller tijden was - en vermoedelijk altijd zal blijven.

Bert Wagendorp
null Beeld ANP
Beeld ANP

Het nieuws maakte me verdrietig, zonder dat ik precies weet waarom. Dode jeugdhelden nemen een deel van jezelf mee in hun graf - misschien is dat het. Als de laatste jeugdheld is gestorven, sta je er alleen voor, volwassene met gestolde verwachtingen. Je heldengalerij wordt een verjaardagskalender op het toilet van een hoogbejaarde: allemaal namen met een kruisje erachter.

De jeugdheld verbeeldt jongensdromen, hij toont dat hoop werkelijkheid kan worden. Tot je erachter komt dat illusies maar beperkt kunnen worden verwezenlijkt en dat er één keiharde voorwaarde is die wreed kaf en koren scheidt: talent. In alle vaardigheden is er een selecte groep van mensen die zich nog boven de rijkelijk getalenteerden verheft: de genialen. Daar hoorde Cruijff bij. Je zag het vooral aan de achteloze manier waarop hij omging met zijn eigen brille.

Ik keek gistermiddag nog eens naar wat ik Cruijffs allermooiste doelpunt vind: de 2-1 in de uitwedstrijd tegen België, op 22 mei 1976. Hij krijgt de bal op links in volle sprint mee, tot hij op 2 meter van de achterlijn op de rand van het strafschopgebied twee verdedigers voor zich ziet. Maar nog voor die hebben kunnen bedenken hoe ze het gevaar zullen gaan pareren, tilt Cruijff de bal met een onmogelijke curve over keeper Pfaff heen in de verste hoek. Uit niets in Cruijffs reactie blijkt dat hij zojuist een uniek kunststuk heeft afgeleverd. Het buitengewone is voor hem de gewoonste zaak van de wereld. Hij is een met zijn eigen genie.

Tekst gaat verder onder de video.

Misschien heeft juist dat ervoor gezorgd dat Cruijffs genialiteit niet is terug te lezen in zijn erelijst. Zeker, hij won met Ajax drie keer de Europa Cup en hij verloste Barcelona van het Real-trauma. Maar op het podium waarop de echte grootheid vorm en bevestiging krijgt, het WK, speelde Cruijff maar zeven wedstrijden, in 1974 - zes heel goede, één matige, helaas wel de finale tegen West-Duitsland. Vier jaar daarvoor besefte Cruijff nog niet waar de zaligverklaring lag te wachten: Oranje kwalificeerde zich niet voor Mexico 1970. In oktober 1977 speelde hij zijn laatste interland, minder dan een jaar voor het WK van Argentinië, hij was 30. Cruijff kwam tot 48 interlands, minstens zestig te weinig.

In de voetbalcarrière van Johan Cruijff lijkt sprake van een vreemde paradox. Grote toewijding aan de ene kant, achteloosheid in het besef van waar het écht om draait aan de andere. Heel vaak leek zakelijkheid te prevaleren. Dat bleef zo, ook na zijn actieve carrière. Toen hij in 1994 als bondscoach naar het WK kon, haakte hij op het laatste moment af. Alsof hij of bang was zijn aura te verliezen. Maar misschien ook wel omdat het hem niet wezenlijk interesseerde en hij andere prioriteiten had.

Cruijff de trainer, het orakel, de Ajax-revolutionair: het deed sowieso afbreuk aan wat hij voor mij in diepste wezen altijd is gebleven: de begenadigde baltovenaar die B-natie Nederland naar de top van de voetbalolympus voerde; icoon van een tijdperk, held van een jeugd, drager van dromen.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden