Geen aandacht ziekenhuizen voor ptss bij slachtoffers
Ongevallen veroorzaken vaak ernstige psychische schade bij slachtoffers, zonder dat artsen dit signaleren. Een op de zes slachtoffers van een ernstig verkeers- of ander ongeluk ontwikkelt een posttraumatische stressstoornis (ptss), blijkt uit onderzoek van het AMC in Amsterdam. In ziekenhuizen is daarvoor geen aandacht, waardoor slachtoffers lang blijven rondlopen zonder hulp.
Dit veroorzaakt miljoenen aan onnodige ziekte- en verzuimkosten, stellen traumaspecialisten van het AMC en de VU in Amsterdam en het Erasmus MC in Rotterdam vandaag in een rapport dat ze samen met VeiligheidNL uitbrengen. In het rapport pleiten hoogleraren, trauma-artsen, psychiaters en psychologen voor screening op psychische klachten na ernstige ongevallen. Dat gebeurt nu niet.
Het gebrek aan aandacht voor deze gevolgen staat in schril contrast met de aandacht die slachtoffers krijgen bij grote rampen, zoals het ongeluk afgelopen zondag met de monstertruck in Haaksbergen. Daar is psychische hulp juist ruimschoots aanwezig: Slachtofferhulp zegt in Haaksbergen nabestaanden, getuigen en slachtoffers meermaals actief te zullen benaderen voor gesprekken.
'Vaak krijgen we kinderen pas een of twee jaar na een ongeluk binnen', zegt Ramón Lindauer, hoofd kinder- en jeugdpsychiatrie AMC. 'Dat is laat. Deze kinderen zijn angstig of druk, durven soms geen straat meer over te steken. Vroeger fietsten ze naar school, nu moeten ouders hen brengen. Ze hebben concentratieproblemen, slapen niet meer en raken achter op school. We zien zelfs kinderen die helemaal niet meer naar school gaan.'
In eerste jaar ptss
In Nederland belanden jaarlijks 770 duizend mensen na een ongeval met letsel op de Spoedeisende Hulp, onder wie alleen al 130 duizend na verkeersongelukken. Uit onderzoek van AMC onder ernstige letselslachtoffers blijkt dat 16 procent in het eerste jaar ptss ontwikkelt. Bij kinderen is dit 12 procent. Ze hebben last van slaapstoornissen, herbeleving, extreme spanning en prikkelbaarheid.
Vlak na een ongeluk heeft bijna iedereen acute stressklachten, zegt Lindauer. 'Na een tijd moet dat afnemen. Gebeurt dat niet, dan kan het ptss worden.' Dit wordt vaak niet herkend. Artsen in het ziekenhuis zijn vooral bezig met fysiek herstel. 'Ook hun omgeving zegt vaak: jij hebt mazzel gehad, het is toch goed afgelopen?', zegt Jan Luitse, hoofd Spoedeisende Hulp AMC. 'En als ik ptss of de psychiater bij patiënten zelf ter sprake breng, zeggen ze: ik ben toch niet gek?'
'Mensen hebben het altijd over het oorlogssyndroom', zegt Luitse. 'Vaak wordt gedacht dat alleen soldaten dit krijgen. Maar het komt onder onze neuzen gewoon dagelijks voor.'
Opvallend is dat patiënten niet per se gewond hoeven te raken om ptss te krijgen. 'Wij zien geregeld mensen die uit een totaal verkreukelde auto zijn gezaagd, en geen fysiek letsel hebben - nog geen gebroken rib', zegt Luitse.
'Maar na een tijdje kunnen ze ineens niet meer functioneren op hun werk. Niemand begrijpt dat. Deze mensen krijgen arbeidsconflicten, maken ruzie thuis, drinken, komen nergens meer toe. Terwijl dat voorheen totaal anders was.'
Voorzichtige screening
De traumaspecialisten stellen wel dat screening voorzichtig moet gebeuren: te veel aandacht kan juist schadelijk zijn. Zo bleek bij de Bijlmerramp dat mensen die veel debriefinggesprekken hadden, slechter af waren dan mensen die minder aandacht kregen. 'Je moet mensen in het begin niet te uitgebreid informeren', zegt hoogleraar Miranda Olff. 'Dan verstoor je het normale herstel en worden ze alleen maar alerter op wat er fout kan gaan.'
Hoogleraar traumatologie Loek Leenen (UMC Utrecht), niet betrokken bij het rapport, onderschrijft het pleidooi voor screening. 'Nederlandse artsen in de spoedzorg zijn zich veel te weinig bewust van de psychische gevolgen van ongevallen. Terwijl jaarlijks ontzettend veel mensen na een ongeval met ernstig letsel op de Spoedeisende Hulp belanden - veel meer dan bijvoorbeeld patiënten met hartproblemen.'
Vandaag in de Volkskrant: Moeder Marianne en dochter Rozemarijn hebben ptss. 'Ik was steeds bang dat mama dood zou gaan.'