Commentaar
Fundamentele herbezinning is nodig voor levensvatbare EU
Niet 'meer Europa', maar een 'beter Europa' moet het antwoord op de Brexit-crisis zijn.
Slecht voor het Verenigd Koninkrijk, slecht voor Nederland en slecht voor de Europese Unie als geheel - aan de uitspraak van het Britse volk dat er een einde moet komen aan het EU-lidmaatschap valt geen enkel lichtpunt te ontdekken. De uittreding van Groot-Brittannië staat haaks op de koers die Europa na de Tweede Wereldoorlog heeft ingezet. Meer economische samenwerking en meer integratie waren de middelen om vrede en veiligheid langdurig te garanderen. Dat ging lang goed, maar de Britse uittreding dreigt een einde aan die succesformule te maken.
'Taking back control', de succesvolle slogan van het Brexit-kamp, gaat paradoxaal genoeg vooral leiden tot minder controle voor de Britten - zie alle onzekerheid over de politieke en economische gevolgen van de Brexit. Die onzekere tijd komt ook af op het Europese vasteland, waar rechts-radicale populisten als Wilders en Le Pen victorie kraaien en de wind ongetwijfeld nog meer in de zeilen krijgen.
Positief kan deze kiezersuitspraak alleen uitpakken wanneer die als een wake-upcall voor regeringen en de Europese Commissie werkt. Die zullen nog veel creatiever moeten zijn in hun pogingen de euroscepsis het hoofd te bieden. Alleen dan valt te voorkomen dat dit kwalijke precedent een vervolg krijgt.
Twee reflexen dienen daarbij te worden vermeden. De eerste is dit referendum terug te brengen tot Britten die met hun eilandmentaliteit toch al nooit iets met Europa te maken wilden hebben. Natuurlijk heeft dat een zekere rol gespeeld. Maar dat een meerderheid van de bevolking alle waarschuwingen van hun voornaamste politici, van wereldleiders en van vrijwel alle economische deskundigen in de wind heeft geslagen, valt terug te voeren op oorzaken die ons maar al te bekend voorkomen. Door mondialisering, immigratie en de macht van Brussel voelen grote groepen burgers zich verweesd - zij missen de traditionele bescherming van hun natie en verzorgingsstaat. Het dit voorjaar gehouden Oekraïne-referendum onderstreepte dat die thema's in Nederland evenzeer leven.
Op die kwesties geven de eurosceptici veel te simplistische antwoorden. Met hun nationalistische inslag draaien zij in wezen de klok terug - hun antwoorden ontberen een geloofwaardig toekomstperspectief.
De andere verkeerde reflex is 'meer Europa', de school-Verhofstadt. De Belgische europarlementariër en oud-premier wil juist nu doorpakken naar een federaal Europa, compleet met een Europese regering en een hoofdrol voor het Europees Parlement, terwijl nationale staten slechts een ondergeschikte rol krijgen toebedeeld. Dat zou neerkomen op een volkomen miskenning van de politieke werkelijkheid, want dwars ingaan tegen alle euroscepsis die populair is bij een groeiende groep kiezers. Het zou olie op het vuur gooien, tot vreugde van alle populistische stromingen op het Europese continent.
Aan de Europese lidstaten de taak een aansprekende middenweg te vinden tussen de twee extremen van federalistisch dromen en nationalistische nostalgie. Niet 'meer Europa', maar een 'beter Europa' zou het doel moeten zijn. Die middenweg kan alleen maar leiden tot oplossingen die Europees van aard zijn. Aan verbetering van de Europese democratie valt alleen op dat niveau te sleutelen, zoals ook het immigratiebeleid, met effectievere controle aan de buitengrenzen, alleen tot stand kan komen door verbeterde Europese samenwerking. Het duivels lastige van die Europese antwoorden is dat populisten die meteen zullen verketteren. Toch moeten ze er komen. Een diepgaande, fundamentele herbezinning is nodig om Europese ontvlechting te voorkomen.