Festival leiden is ander vak dan theatermaken
Het Holland Festival goochelt met bezoekcijfers, die hoog zouden zijn, terwijl de zalen vaak halfvol waren. Het theater wekte de indruk lukraak te zijn ingekocht, de dansprogrammering was mager, de muziek weinig verrassend....
Het Holland Festival juicht over zijn resultaten. Het festival zou internationaler zijn dan ooit: 'Meer internationale producties trekken méér publiek', wordt gemeld vanaf het Leidseplein. Met 73500 bezoekers zou het evenement zijn spectaculaire bereik hebben gehandhaafd.
Gehandhaafd? het bezoekcijfer van het Holland Festival wordt sinds drie jaar niet meer bepaald door tellingen aan de kassa, maar door schattingen en goochelpartijen met getallen en categorieën. Wie in de theaterzalen heeft gezeten (vaak matig tot zeer matig gevuld), concerten van Uri Caine heeft bijgewoond (halfvolle zalen), of van het IJslandse Caput Ensemble (lege zaal), moet vermoeden dat bij het Festival 2001 weer wonderen zijn verricht, althans waar het aankomt op rekenen en cijfers presenteren.
In 1999, een jaar nadat het team Van Hove/Van Veen aantrad, werd een record gemeld van 81 duizend. Tussen de regels viel echter een diepterecord te signaleren, waar het ging om bezoekers voor de eigen zaalevenementen van het Festival: 33500. Het cijfer werd opgekrikt dankzij het net binnengehaalde Amsterdam Roots, en dankzij openluchtprojecties van de Opera - op zichzelf een verlevendiging. Ook nu is het Werelddorp goed voor 25 duizend bezoekers. Meer dan in 1999, ondanks de stortbuien. Wellicht zijn de passagiers van de langsrijdende lijn 3 meegeteld.
Nu het bezoekcijfer, bij het afnemen van het artistiek gemiddelde en het wegebben van buitenlandse belangstelling, langzamerhand de enige legitimatie is voor het zittende team, verdient het aanbeveling het cijfer voortaan te laten presenteren door een externe accountant.
Wat was er in de zalen zelf? Het theater wekte de indruk lukraak te zijn ingekocht. De dansprogrammering was mager, zonder samenhang. Als muziekman blijft Van Hove zich voordoen als een liefhebber die door het leven moet met de beperkingen van het Riha-tweevingersysteem.
Terwijl zich, buiten het Holland Festival om, allerlei taferelen afspeelden in het Concertgebouw rond Rostropovich en de jubilerende pianist Brendel - geen revolutionaire figuren maar wel bijzondere musici - haperde het in hetzelfde Concertgebouw, wanneer het Festival aankwam met 'innovatie'. Die kwam in de vorm van een knullig uitgewerkte John Cage, een marginaal IJslandgebeuren (bijgift uit Reykjavik bij het nog komende Festival Oude Muziek), en een onvoldragen première (Mahler Liederen) van festivalgast Uri Caine.
Waar muziek en beeld samengingen, zaten ze elkaar in de weg (Frank Scheffer/Elliott Carter), of hadden ze de charme van het overjarige: Experimentum Mundi, klanken van vlijtige handwerkslieden op het podium, is een kunstje dat al twintig jaar rondreist. Succes, of iets van respons, had alleen Loevendies opera Johnny & Jones, Caines Goldbergvariaties en de pop van Sonic Youth.
Het dansprogramma verenigde grootmeester Merce Cunningham met een eendagsvlieg, de breakdansende 'krukkenkoning' Bill Shannon. Daartussenin bewoog zich een 28-jarige Fransman, Boris Charmatz, die werd overgewaardeerd met een retrospectief.
Cunningham zou in eerdere edities zijn uitgeroepen tot 'centraal choreograaf'. Ook al is de Amerikaan niet de hipste meer, rond de 82-jarige zou een randprogramma zijn te bouwen met jongere choreografen (als Ton Simons) die zich met hem verwant voelen. Niet aan gedacht.
De theaterprogrammering, zwaartepunt bij Van Hove, was een rariteitenkabinet. Met maar twee uitschieters: True Love van Toneelgroep Amsterdam (mal stuk in een fascinerende voorstelling), en de Boris Godoenov met Russische acteurs.
Verder was het, behalve armoe, vooral de kip die de toon zette. De ene werd (zogenaamd) geslacht in het Argentijnse stuk Zooedipous. Andere liepen rond in het door Van Hove geregisseerde True Love, en als er elders al geen theaterkip was, dan zat het publiek te kijken als de spreekwoordelijke kip naar het onweer.
Healing-achtige sessies van Oraculos, achterhaalde New Yorkse avantgarde van Richard Foreman, een trage Poolse Hamlet, en Van Hoves eigen freakshow vol seksuele aberraties: los van de vraag naar het bijzondere of belegene, was het de vraag waarom het juist hier en nu naar een festival werd gehaald. Als iets (In on it met twee fringe-acteurs) waar theaterminnend Canada voor uitloopt? Over de stand van zaken op het internationale podium zei het weinig.
In Van Hoves theaterprogrammering is nauwelijks een lijn zichtbaar. Vorig jaar overdadig 'Toptheater van de Lage Landen', daarvoor Italiaanse avantgarde en Duitse degelijkheid. In 1998, Van Hoves beginjaar, waren het Duitse Tsjechovs en de alom bekende Woostergroup.
Slechts in één ding is Van Hove consequent. In iedere editie brengt hij een eigen productie uit. Niet toevallig zijn dat vaak de spraakmakende voorstellingen. Van Hove toont ermee wat hij het beste kan: theatermaken. En dat is toch echt een ander vak dan een festival leiden.
Ziedaar het dilemma van de Amsterdamse Kunstraad en de landelijke Raad voor Cultuur. De ene wil dat het financieel uitgemergelde festival meer armslag krijgt. Begrijpelijk. De andere wil er zo'n beetje vanaf, net als OCW-bewindsman Van der Ploeg. Ook begrijpelijk. Verenigd in een commissie, moeten ze het binnenkort eens zien te worden over de financiële toekomst van het Holland Festival. Zonder discussie over hoe je een festival maakt, zal dat geen enkele zin hebben.