Feestje
Onlangs was ik te gast op een feestje waar het wemelde van de goed geklede, -geconserveerde en --gemutste rijkelui. Om door een trouwringetje te halen.
Vooral de vrouwen oogden vief en jeugdig. In een bepaald milieu zien de dames er jonger uit dan de heren. Meestal zijn ze dat ook.
Iedereen leek op elkaar. Aziaten of andere volkeren-van-ver-weg zouden, als ze een video-opname van dit partijtje kregen voorgeschoteld, al die rondogige spitsneuzen van onbestemde leeftijd niet uit elkaar hebben kunnen houden.
De mannen verschilden nog net iets meer van elkaar dan hun unaniem blond gebleven levensgezellinnen. Althans, qua hoofdbedekking viel hier nog enige variatie te bespeuren: grijs, wit, kalend of kaal. Maar omdat menigeen brildragend was en de opkomst groot, wist ik toch al snel niet meer aan wie ik al wel of nog niet was voorgesteld.
Overigens kreeg ik weinig heren van dichtbij te zien. Met het klimmen der jaren ben ik op feestjes, (eigenlijk waar dan ook), steeds vaker aangewezen op mijn eigen sekse.
Wat bleek die avond? Dat veel van mijn gespreksgenotes in een vroeger leven stewardess waren geweest, destijds een begerenswaardig, romantisch, ja frivool beroep.
Hè, waarom was ik zelf (om dit onuitputtelijke onderwerp maar weer eens bij de kop te nemen) nou nooit zo hoog gestegen? Mijn gastvrouw, laat ik haar Ineke noemen, wèl, jarenlang, zoals ze me verklapte. Ook wilde ze kwijt dat haar man, eens een hoge Piet bij de KLM, die avond zijn 65ste verjaardag vierde. Kijkend in haar nauwkeurig opgemaakte ogen stelde ik me voor hoeveel die wel niet van de wereld moesten hebben gezien. En wàt zoal, afgezien van iedere nacht een andere piloot. Taxfreewinkels, wereldsteden en gouden stranden aan verre kusten.
Terwijl Ineke stond op te scheppen over de glanzende carrières van haar nageslacht - in deze kringen wordt geen gewag gemaakt van tegenslagen - liet ik mijn blik over haar gezicht dwalen. Intussen deed zij het zelfde bij mij. Ooit waren ons beider huidjes glad en altijd bruin, rücksichtslos blootgesteld als ze werden aan de zon. Nu waren ze ontsierd door onvolkomenheden. Reken maar dat ook Ineke in haar gloriedagen wat af had liggen bakken op die gouden stranden.
Bij het werkwoord 'liggen' (hoewel, wèrkwoord...) doemde in mijn geestesoog een riant hotelbed op. Voor ik het wist was mijn blik gedaald en alsof mijn nieuwe vriendin door een toverstafje was beroerd, zag ik haar sterk geslonken gestalte voor me, ontdaan van het peperdure, tailleloze feesttenue: piepjong, poedelnaakt, een zandlopersfiguurtje! Bruiner dan bruin stak het af tegen de lakens. En ja hoor, daar kronkelde het rond in innige omstrengeling met... een van die dekselse piloten. Op het destijds moderne glazen nachtkastje troonde een fles Black Daniels en een al even moderne glazen asbak, pakje Stuyvesant ernaast.
Die piloot was natuurlijk getrouwd, dat wist het stewardessje best, maar ach, wie kende haar kont in Keulen? (Oude toneeluitdrukking)
En nu was het uit met de pret, waren ze passés, les jours de fête. Nu was ze zelf levenslang getrouwd. Als ik zou vragen: 'En, doe je het nog wel eens?', zou ze zeggen 'ik moet er niet meer aan denken!' Een zin die je op een bepaalde leeftijd vaker om je heen hoort dan je lief is.
Een krakerige mannenstem maakte een einde aan onze conversatie: 'Ie-ne-ketje!!' Het klonk als Inekutje. En niet alleen in mijn oren. Mijn gastvrouw bloosde ervan, zij het aangenaam verrast.
Voor onze neuzen was een brede zware vent verrezen, grijsgekuifd en met een hangbuik. 'Dick', stelde hij zich vluchtig aan me voor om vervolgens degene voor wie hij was gekomen stevig te omarmen: 'Je bent niks veranderd!'
Ondeugend lachte ze hem toe: 'Jij ook niet, Dickepik!' Toen hij teruglachte, zag ik aan zijn tanden dat hij ooit aantrekkelijk moest zijn geweest. Een van haar piloten!
undefined