Fauna op Terschelling lijdt onder wilde kat
'Wij moeten opboksen tegen de publieke opinie dat je geen aaibare dieren doodmaakt.' Volgens voorzitter J. Smit van de Wildbeheereenheid op Terschelling is dat het grootste probleem bij de bestrijding van de verwilderde kattenpopulatie op het Waddeneiland....
Van onze verslaggever
Wio Joustra
TERSCHELLING
De eenheid heeft vergeefs getracht vergunning te krijgen van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij om ook 's nachts met lichtbakken en buksen op de verwilderde katten te jagen. Eigenlijk bewandelt Terschelling de koninklijke weg. Op Vlieland en Ameland, waar het probleem relatief minder groot is, wordt het jagen op verwilderde katten oogluikend toegestaan.
Ambtenaar J. Leerink van het ministerie besloot onlangs dat de Wildbeheereenheid maar meer kastvallen moest uitzetten. In ongeveer drieduizend hectare natuurgebied van Staatsbosbeheer en duizend hectare poldergebied bevinden zich naar schatting tussen de vijf- en zevenhonderd verwilderde katten, achtergelaten door eilandbewoners en toeristen.
De Wildbeheereenheid van zestig man heeft vijfentwintig van die vallen in gebruik. Daarmee worden jaarlijks ongeveer 150 katten gepakt. 'Om er echt wat aan te doen zouden we een paar honderd vallen moeten hebben. Maar als je nagaat dat je die vallen elke dag moet controleren en dat het ons gemiddeld minstens een uur per val kost, ontbreekt het ons gewoon aan mankracht', aldus Smit.
Dierminnend Nederland dat bijna ieder streelbaar dier heilig verklaart, zou volgens Smit wel eens wat meer oog mogen hebben voor het kattenprobleem op Terschelling. Een beetje verwilderde kat heeft toch gauw één of twee dieren per dag nodig om te overleven. En het zijn slechts de sterksten die zich in het wild handhaven.
F. Zwart van Staatsbosbeheer op Terschelling vindt niet dat er sprake is van een plaag. 'Dan zou het de spuigaten moeten uitlopen en dat is niet zo. Bovendien is het een illusie dat je ze kunt uitroeien.' Zwart is het met Leerink eens dat er geen lichtbakken moeten komen en dat de katten gericht op kwetsbare plekken, bij voorbeeld bij de grote lepelaarskolonies op de Bosplaat vlak voor de broedtijd, bestreden moeten worden.
Maar hij geeft toe dat het dweilen is met de kraan open. 'Als je maar heel lang dweilt, houd je de enkels wel droog.' Smit wil vooralsnog ook niet van een plaag spreken. 'Laten we de kerk maar in het midden houden.' Maar hij vindt dat mensen die katten op de eilanden aan hun lot overlaten, moeten weten dat hun voormalige huisdieren de andere fauna bedreigen.